Hoofdstuk 1. Verschillende leerprocessen
1.1 Spontane en andere leerprocessen
Leren is betekenisgeving. Leren is een proces waarin we de wereld om ons heen en onszelf
betekenis toekennen. Spontane leerprocessen vinden plaats door allerlei vormen van sociale
interactie en door directe ervaring. Voor verschillen gewoon leren en spontaan leren zie
bladzijde 25.
Met de notie van praktische intelligentie wordt een onderscheid gemaakt tussen de
intelligentie die op school wordt ontwikkeld en een intelligentie waarmee mensen in de
praktijk, in het leven van alledag, zich blijken te redden, waarbij er lang niet altijd een relatie
met schoolsucces is. Praktische intelligentie wordt vooral geworven door spontaan leren.
Meervoudige intelligentie geeft aan dat intelligentie uit veel meer bestaat dan alleen de
resultaten van de IQ-test en in het onderwijs de meeste aandacht krijgen. Emotionele
intelligentie vestigt de aandacht op de emotionele aspecten van intelligentie, en niet alleen de
cognitieve aspecten.
Leeractiviteiten zijn de activiteiten waardoor we op persoonlijke wijze gaan delen in en
bijdragen aan die gezamenlijke betekenisgeving.
- Leren door sociale interactie: het leren waarbij samen handelen en actieve uitwisseling
van informatie tussen mensen een centrale rol spelen. Leren door sociale interactie
gebeurt niet alleen door meepraten, maar ook door meedoen. Model-leren is het leren
door andere mensen te observeren.
- Leren door directe ervaring: je leert door zelf dingen te doen en te merken wat er
gebeurt. Het is leren door vallen en opstaan (trial en error). Leren door ervaring is niet
alleen door het eigen handelen, maar ook door opgenomen te zijn in een omgeving.
- Leren door het verwerken van theorie: er kunnen nogal wat problemen ontstaan bij het
leren door verwerken van theorie. Veel informatie wordt slechts opgeslagen in de
vorm waarin de informatie wordt gepresenteerd, waardoor er geen verband wordt
gelegd met de werkelijkheid waarover die informatie gaat. Abstracte, theoretische
informatie kan gemakkelijk verkeerd worden begrepen. De enorme hoeveelheid
informatie die in theorie is opgeslagen kan de lerende blokkeren bij pogingen om het
verband met de concrete werkelijkheid te leggen. De lerenden verwerven impliciet een
statisch kennisconcept; zo is het en niet anders.
- Leren door nadenken (reflectie): als mensen bewust met iets bezig zijn, impliceert dat
minstens enig nadenken. Dat kan tijdens, maar ook na en voor een activiteit.
Reflection in action, houdt je verstand erbij. Het nadenken achteraf wordt reflection on
action genoemd.
Leren door directe ervaring en door sociale interactie kunnen vergezeld gaan van nadenken.
Essentieel bij nadenken is het zichzelf en/of elkaar vragen stellen. Alle manier van leren
vinden plaats in en worden gevormd door het deel uitmaken van een sociaal-culturele
omgeving, waar in concrete praktijken betekenisgeving is opgeslagen die daarmee als eerste
ter beschikking komt van de lerende.
1.2 Verschillen tussen leerprocessen
Spontane en andere leerprocessen kunnen van elkaar verschillen. Vier invalshoeken zijn
hierbij van groot belang.
- De mate van bewustzijn van leren en leerresultaten
- De interactie tussen individu en omgeving (meer of minder initiatief door individu,
meer of minder uitlokken door omgeving)
- De aansluiting tussen referentiekader en nieuwe informatie
, - De mate waarin er in de sociale omgeving consensus is over de betekenisgeving, of de
mate waarin er meningsverschillen en/of onduidelijkheden zijn.
De mate van het zich bewust zijn van leren en leerresultaten: we zijn ons niet altijd bewust dat
we iets leren en we zijn niet altijd bewust dat daar ook leerresultaten aan vastzitten. Leren is
heel vaak een bijproduct van de doelen die we in ons leven nastreven. Vaak zien we die
doelen niet als leerdoelen, maar soms is dat wel het geval. Het doel van een winkelier
bijvoorbeeld is om een goede omzet te maken, maar de winkelier hoeft zich er niet van
bewust te zijn dat hij in het streven om dat doel te realiseren heel veel leert. Van sommige
doelen zijn we ons niet bewust, maar het heeft wel een functie. Zoals overleven in een groep
(een vrouw die altijd vriendelijk is, een agressieve man). Blinde vlekken: de patronen van
doen en denken waarvan je jezelf niet bewust bent.
Soms als je heel bewust aandacht aan een leerproces hebt gegeven, kunnen de leerresultaten
na verloop van tijd automatisch/onbewust worden. Als je je woonplaats eenmaal kent,
realiseer je je niet meer dat je die kennis ooit hebt verworven.
Zich bewust worden van impliciete leerresultaten is het moeilijkste en minst waarschijnlijk bij
datgene wat door ervaring en sociale interactie wordt geleerd, wat in het handelen is
opgeslagen en wat door de omgeving niet ter discussie wordt gesteld.
Contact met anderen die niet dezelfde stilzwijgende kennis hanteren, vraagt om een
communicatie waardoor deze impliciete opvattingen en gewoonten worden geëxpliciteerd.
Onbewust (geworden) kennis en vaardigheden stellen ons in staat om veel sneller te handelen
en te reageren dan mogelijk zou zijn als over alle relevante aspecten van de situatie eerst
uitvoerig moest worden nagedacht. Beschikken over impliciete kennis, houdingen en
vaardigheden zorgt dus voor efficiëntie.
Er zijn nogal wat situaties waarin het nodig of nuttig is om je bewust te worden van wat je
eerder hebt geleerd en om te expliciteren wat en waarom je doet en/of denkt:
- Als er veranderingen in een situatie optreden en zich iets nieuws voordoet waar het
geleerde niet in voorziet, ontstaan er problemen. Het onbewuste gedrag is niet
adequaat. Zoals managers die naar een ander bedrijf gaan hun stijl van leidinggeven
moeten aanpassen.
- Als er nieuwelingen binnenkomen, is dat aanleiding om impliciete leerresultaten te
expliciteren, want er moet uitleg gegeven worden aan de nieuwelingen.
- Routines kunnen leiden tot ongewenste slordigheid. Het is goed om je bewust daarvan
te worden en je gedrag misschien aan te passen.
- Als er moet worden samengewerkt tussen mensen die dat voorheen niet deden, brengt
ieder ten aanzien van het werk zijn eigen stilzwijgende aannames en gewoontes mee,
zonder zich ervan bewust te zijn dat anderen die niet automatisch delen. Om
samenwerking tot stand te brengen, is het belangrijk dat partners zich bewust worden
van hun impliciete opvattingen en gewoontes.
- Bewust worden en expliciteren zijn belangrijk als de eerder verworven impliciete
opvattingen en gewoontes bij nader inzien onjuist blijken te zijn en onvrede opleveren.
- Als mensen uit verschillende culturen met elkaar (moeten) omgaan, kunnen allerlei
problemen optreden door de verschillende gewoontes.
Leren speelt zich altijd af in interactie met de sociaal-culturele omgeving, maar dat kan op
verschillende manieren. Lokt de omgeving uit om te leren, ondersteunt of dwingt de
omgeving tot leren in een bepaalde richting, enz.
Er zijn zes manieren te onderscheiden waarop de sociaal-culturele omgeving kan functioneren
bij het leren:
, - De alomvattende betekenisgeving door de omgeving: de omgeving bepaalt vrijwel
onopgemerkt het leren. Kinderen en volwassenen nemen gedrag over van hun
omgeving zonder er bij stil te staan.
- De uinodigende omgeving: door het uitnodigende karakter van de omgeving wordt het
individu uitgelokt tot bewuste initiatieven om te leren. Bijvoorbeeld een cursus Duits
volgen nadat je in Duitsland bij aardige kennissen bent geweest.
- De dwingende omgeving: de leerplicht, een werkgever die zijn werknemers opdracht
geeft tot het volgen van een cursus, enz.
- De conflicterende omgeving: twee omgevingen die andere eisen stellen doordat ze van
cultuur verschillen.
- De ondersteunende omgeving: de omgeving kan vaak steun bieden bij het leren, bijv
bij de aanpak van problemen of het verwerken van een trauma.
- De hulpeloze omgeving: er zijn ook problemen en gebeurtenissen, zoals rampen,
waarmee de sociale omgeving geen of weinig ervaring heeft.
Het referentiekader vormt de basis voor onze selectieve waarneming en reacties en vormt het
uitgangspunt voor volgende leerprocessen. Iets nieuws leren dat in strijd is met het eerder
geleerde is over het algemeen het moeilijkst. Er kunnen verschillende dingen gebeuren bij het
aanbod van nieuwe informatie die niet gemakkelijk inpasbaar is in het bestaande
referentiekader:
- De nieuwe informatie wordt zodanig ingekleurd, verdraaid en deels selectief
genegeerd dat het resultaat toch in het eigen kader past.
- De niet-passende informatie wordt gescheiden opgeslagen, in een soort apart hokje.
- De lerende zet de nieuwe informatie bewust naast de oude informatie.
- De nieuwe informatie is aanleiding om geleidelijk bepaalde onderdelen van het eigen
referentiekader aan te passen.
Vaak wordt een combinatie van het bovenstaande gedaan: de niet gemakkelijk in te passen
informatie wordt maar deels waargenomen, een beetje verdraaid om beter te passen en
bovendien alleen toegepast als het zo uitkomt.
Als over de inhoud van het te leren consensus bestaat en deze duidelijk is, kan de inhoud
gemakkelijk worden overgenomen. Als over een onderwerp meningsverschillen zijn, kan
minder makkelijk worden geleund op vaststaande kennis en procedures.
De manier van leren verandert afhankelijk van de status. (voor samenvatting van het
bovengenoemde zie blz 48)
1.3 Alledaags leren
Het alledaags leren is een sluipend proces en een kwestie van kleine ervaringen. Het
alledaagse is het leren waarbij heel regelmatig een beetje ervaring wordt opgedaan. Het
alledaags leren vindt vooral plaats door sociale interactie en door directe ervaring, met weinig
bewuste aandacht. Soms worden ook verkeerde dingen onbewust door het alledaagse leren
aangeleerd. De resultaten van alledaags leren zijn duidelijk waarneembaar, maar door het
sluipend tot stand komen neem je de resultaten vaak pas achteraf waar.
Het bewustzijn kan maar een ding tegelijk; dat noem je aandacht. Het onbewuste kan heel
veel tegelijk en heel veel opgeslagen.
De eigen wijsheid van de patiënt laat zien hoe het eerder geleerde de bril vormt waarmee een
nieuwe situatie (nieuwe informatie) selectief bekeken wordt.