, Dit zijn de 50 meest voorkomende examenvragen voor het eindexamen NCOI Management en
Organisatie. Dit zijn de vragen; de antwoorden staan er niet bij; die moet je in de literatuur
zelf opzoeken. Dit is de beste en snelste manier om zelf iets te leren. Onderwerpen o.a.:
Porterstrategieën, SWOT, DESTEP, confrontatiematrix, Maslow, ROB-analyse, BSC en nog veel meer.
1. Op welk aspect wordt onder andere meer inzicht verkregen door het vijfkrachtenmodel van
Porter?
a. Structurele winstgevendheid
b. Personeelskosten
c. Primaire activiteiten
2. Welk van onderstaande voorbeelden vallen onder de letter P van DESTEP?
a. Nieuw ontwikkelde microchip
b. Afschaffen melkquota
c. Grote werkloosheid in Spanje
3. Wat is er zo confronterend aan een confrontatiematrix?
a. De externe omgeving heeft met behulp van een confrontatiematrix uitstekend zicht op de
strategische middelen
b. De kansen en bedreigingen van de eigen onderneming worden door de confrontatiematrix
zeer helder in kaart gebracht
c. De kansen en bedreigingen van de externe omgeving staan tegenover de sterkten en zwakten
van de eigen onderneming
4. Waar is de raming bij ongewijzigd beleid voor bedoeld?
a. Voor het bepalen van de strengths, weaknesses, opportunities and threats
b. Om te bepalen of doelen behaald worden bij het handhaven van de huidige strategie
c. Om stappen te zetten wanneer de confrontatiematrix negatief concludeert
5. De financiële consultants van een adviesbureau merken dat hun klanten worstelen met de
nieuwe wet- en regelgeving binnen de financiële wereld. Aan de ene kant zoeken de klanten
zekerheid, zodat ze niet meer in een financiële crisis terechtkomen en aan de andere kant willen
ze klantgericht werken, wat nogal eens botst met elkaar.
Welke DESTEP-factoren spelen hier een rol?
a. Economisch, politiek-juridisch en sociaal-maatschappelijk
b. Politiek-juridisch, technologisch en economisch
c. Sociaal-maatschappelijk, economisch en demografisch
6. Er is een sterke groei van het aantal elektrische auto’s. In het geval van een oliemaatschappij,
hoe noemt men dit gegeven in het kader van concurrentiekrachten? a. Dreiging van nieuwe
toetreders
b. Dreiging van substituten
c. Onderhandelingsmacht van afnemers