Lecture 1: Stress
IMRD-structuur van wetenschappelijke artikelen:
Introductie: wat was de onderzoeksvraag?
Methode: hoe probeerden de onderzoekers de vraag te beantwoorden?
Resultaten: wat hebben de onderzoekers gevonden?
Discussie: wat betekenen de resultaten?
Manieren om te lezen:
1. Skim ‘’big picture’’, lees de title, keywords en abstract. Het artikel snel scannen zonder
notities te maken, focus op kopjes en subkopjes. Let op de publicatiedatum (recent
onderzoek is vaak relevanter). Noteer termen of delen die je niet begrijpt.
2. Re-read lees het artikel opnieuw, stel jezelf een aantal vragen, bijv: welk probleem
probeert het onderzoek op te lossen? Worden de bevindingen ondersteund door bewijs? Zijn
de bevindingen uniek en worden ze ondersteund door ander werk in het veld? Wat was de
sample size en is deze representatief voor de populatie? Is het onderzoek herhaalbaar?
Welke factoren beïnvloeden wellicht de resultaten?
3. Interpret bekijk grafieken en tabellen goed, probeer de data te interpreteren. Kijk naar
key issues en nieuwe bevindingen. Maak onderscheid tussen de hoofdzaken en bijzaken.
4. Summarize maak notities of markeer hoofdzaken en schrijf dingen erbij.
Stress: externe eisen die op een extern organisme geplaatst worden; de interne biologische en
psychologische responses van de organismes op deze eisen.
Verschillende betekenissen van stress
Stressor: de stressvolle stimulus
o Fysiek hitte, kou, geluid
o Psychologisch conflicten, competitie, isolatie
Strain: de respons van het lichaam
o Fysiek directe weefselschade
o Psychologisch emotioneel, psychologische respons
Stress als proces
o Continue interactie en aanpassing tussen individuen en de omgeving (transactie)
o Pogingen tot coping
Dimensies van stress
Fysieke symptomen allergieën, hoofdpijn, zweten
Psychologische symptomen laag zelfvertrouwen, negatieve emoties (boosheid, angst,
verdriet), depressie
Maladaptive behavior slecht slaapritme, minder actief zijn, slechte voeding, alcohol- of
drugsgebruik.
Quality: good stress vs bad stress
Stress kan resulteren uit zowel positieve als negatieve gebeurtenissen. Beide types stress kunnen
iemands resources en coping skills beïnvloeden.
Eustress: good stress, bijv. gespannen zijn voor je bruiloft.
Distress: bad stress, vaak schadelijker.
Factoren van invloed op stress:
Stress beïnvloedt gedrag een onderzoek toonde aan dat eetgedrag in zowel mannen als
vrouwen verandert als gevolg van stress (zowel overeating als undereating).
, Bekendheid met de stressor in een onderzoek in de VS werden recruits onderzocht voor
en na parachutespringen. Er werd bloed afgenomen en de niveaus van stresshormonen zoals
cortisol, noradrenaline en adrenaline werden gemeten. Deze niveaus waren hoog op de
eerste dag (dus toen de stressor nog onbekend en nieuwe was) maar verminderden
naarmate de trainingen vorderden.
Frequentie van stress en PTSD de kans dat een soldaat of marinier PTSD ontwikkelt groeit
naarmate hun deelname in vuurgevechten toeneemt.
Mate van betrokkenheid/impact en PTSD meer mensen kregen PTSD van 9/11 die er
dichterbij aanwezig waren en echt getuige waren van het incident, en die als gevolg ook
bezittingen of hun baan kwijtraakten.
Persoonlijkheidsfactoren wanneer er grote veranderingen plaatsvinden in iemands leven
en er meer stressors zijn, groeit het niveau van stress ook. Deze toename in stress is echter
minder voor mensen die een aantal moderator variables bezitten (bijv. een positieve kijk op
gebeurtenissen hebben, goede sociale steun hebben, geen uitstelgedrag vertonen, goede
humor hebben, etc.). Uitstelgedrag op zichzelf is ook een goede ‘’voorspeller’’; tijdens het
eerste deel van het semester leidt uitstelgedrag in minder stress, maar tijdens het laatste
deel van het semester (met tentamens in zicht) leidt uitstelgedrag tot meer stress.
General Adaptation Syndrome (GAS): een profiel van hoe organismes reageren op stress. 3 fases:
1. Alarmfase activiteit in het sympathetic nervous system, mobilisatie
2. Resistance fase organisme doet meer moeite om te copen met de bedreiging
3. Uitputtingsfase wanneer het organisme erin faalt om de bedreiging te overkomen, en de
fysiologische resources opraken
Transactional model of stress (Richard Lazarus): de interpretatie van stressvolle
gebeurtenissen.
Primary appraisal: hoe beïnvloedt dit mij? (irrelevant, goed, slecht)
Secondary appraisal: met welke resources kan ik hiermee omgaan?
Factoren die leiden tot stressvolle appraisal persoonlijke factoren
(persoonlijkheid, intelligentie, motivatie) en situationele factoren (sterke
eisen, bedreiging).
Meten van levensstress
Life events (Holmes & Rahe): gaat ervanuit dat stress bepaald wordt door
grote gebeurtenissen in het leven, bijv. het overlijden van een geliefde.
Daily hassles (Kanner): het zijn de dagelijkse gebeurtenissen die
gevaarlijker zijn en zorgen voor meer stress, bijv. in de file staan naar werk
elke dag.
Resilience: gezond psychologisch en fysiek functioneren na een potentiële
traumatische gebeurtenis; de meest voorkomende reactie op verlies of trauma; sommige mensen
zijn meer resilient dan anderen. Factoren gelinkt aan resilience:
Mannelijk gender
Oudere leeftijd
Hogere opleiding
, Economische bronnen
Positieve kijk op het leven
Zelfvertrouwen
Stress responses
Sympathetic-adrenomedullary (SAM) system epinefrine, norepinephrine; fight-or-flight
respons; helpt met het activeren van lichamelijke reacties.
Hypothalamus-pituitary-adrenal (HPA) system cortisol; hogere bloeddruk, neuronen in
de PVN laten CRH los in de anterior pituitary gland, deze laat ACTH los in de bloedstroom en
gaan naar de adrenal glands, deze laten cortisol los.
Trier Social Stress Test (TSST):
Setting videaocamera, microfoon, nep publiek
Procedure 5 minuten voorbereiding, spraak (sollicitatiegesprek) of wiskunde-taak
(aftrekken in stappen van 17)
Publiek neutrale-koude houding, onderbreken bij fouten
Psychoneuroimmunology: tak van neurowetenschap die gaat over interacties tussen
omgevingsstimuli, het zenuwstelsel, en het immuunsysteem.
Effect van stress op het functioneren van het immuunsysteem:
Infecties en psychologische stress:
Participanten zaten in quarantaine in een hotel.
Participanten werden gemonitord voor 7 dagen na geïnjecteerd te zijn
met een griepvirus.
Participanten kregen vaker griep als ze stressvolle ervaringen
rapporteerden gedurende het afgelopen jaar en als ze zeiden dat ze zich
bedreigd/overwhelmed voelden of geen controle hadden.