NEUROREVALIDATIE
HOOFDSTUK 8
De empirische cyclus in de praktijk, moeite met aankleden
, Hoofdstuk 8: de empirische cyclus in de praktijk: moeite met
aankleden
8.1 Inleiding
Belangrijke voordelen van de werkwijze volgens de empirische cyclus zijn:
1. Er ligt een idee, een concept ten grondslag aan het therapeutisch handelen: men doet niet
zomaar wat.
2. De probleemanalyse, en daarmee ook de behandeling, is individueel toegesneden.
In dit hoofdstuk worden bij ieder punt van de empirische cyclus enkele praktische tips gegeven aan
de hand van een voorbeeld: Jaap heeft moeite met zich aankleden.
8.2 Wat is het probleem?
Omschrijf een probleem op beperkings- of handicapniveau. Iets wat een stoornis is hoeft niet gelijk
een probleem te zijn. Formuleer het probleem subjectief (wat vindt de patiënt). Dit is soms lastig
bijvoorbeeld bij een afasiepatiënt of iemand met nosoagnosie. Gerichte vragen om te stellen zijn:
Vindt u het erg dat u niet meer kunt …?
Wat zou u het liefst weer kunnen?
Waar wilt u het liefst mee oefenen?
Wat wilt u hier, in het revalidatiecentrum, leren?
8.3 Wat is het doel van de behandeling?
Doel benoemen ligt niet zo eenvoudig als het lijkt. Soms is het doel niet realistisch, of is niet duidelijk
hoe het behaald gaat worden. Men kan een voorlopig ‘globaal’ doel stellen, maar later zal dit dan
vaak moeten worden bijgesteld.
Doelen kunnen teamgebonden (weer naar huis) of disciplinegebonden (fysio: los kunnen staan, is dus
specifieker) zijn. Doelen zijn gefaseerd (KTD: patiënt is goed wakker, LTD: gewenste eindsituatie,
hoofddoel: los lopen, subdoel: voldoende rompbalans).
Er kunnen bij het opstellen van doelen meningsverschillen ontstaan door de totaal verschillende
argumenten die iemand kan hebben. Het is van belang dat een behandelteam interdisciplinair is. Dat
wil zeggen dat zij deze meningsverschillen ‘uitdiscussiëren’ tot een consensus is bereikt en het in het
belang is van de patiënt.
Discussies over doelen kunnen verhelderd worden wanneer men zich bij het formuleren van doelen
houdt aan enkele vaste criteria, die in de box hierna staan.
Gebruik bij het formuleren van doelen SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch,
tijdsgebonden) of RUMBA (relevant, understandable, measurable, behavioral, attainable).
De methode hier ook zo nauwkeurig mogelijk omschrijven.
8.4 Evaluatie 1: welke onderzoeksgegevens zijn nodig?
Anamnese is belangrijk, hierdoor ontstaat een beeld van wat de patiënt zelf als beperking of
handicap ervaart, luisterend oor is belangrijk, want het kan relevant en inspirerend zijn voor
probleemanalyse en aanpak. Bij een heteroanamnese, meestal van de partner, kan blijken dat de
partner geheel andere problemen ziet/ervaart dan de patiënt zelf, dan is de vraag waarom.
Aangenomen wordt dat gegevens van een algemeen lichamelijk en neurologisch onderzoek bekend
zijn.