Hfst 1
Populatie: het geheel van items (personen, bedrijven, objecten, grootheden etc.) waar jij
als onderzoeker in geïnteresseerd bent.
Parameter: beschrijvende maatstaf van een populatie
Steekproef: een deel van de populatie waar je in je onderzoek op richt, om uiteindelijk
over het grotere deel iets te zeggen
Statistic: beschrijvende maatstaf van een steekproef
Voorbeeld: opinie poll voor de verkiezingen:
Populatie: alle stem rechtigen in Nederland
Parameter: het percentage van stemmers op die specifieke kandidaat
Beschrijvende statistiek: - presenteren en samenvatten van gegevens op een effectieve
manier
- tabellen en grafieken, samenvattende maatstaven
Infertiele statistiek: - conclusies trekken over de populatie op basis van steekproeve
- altijd sprake van een stukje onzekerheid; waarschijnlijkheid
van je theorie wordt gebruikt voor betrouwbaarheid van je
verklaringen
Hfst 2
2.1 Meetniveau’s van variabelen
Belangrijk bij het kiezen van een techniek dat je eerst kijkt naar het meetniveau en de
variabelen (=kenmerk van de interesse die we willen onderzoeken).
Voorbeeld: als je wilt onderzoeken wat het inkomen (=variabelen) is van alle verschillende
huishoudens in Nederland.
Gegevens Meetniveau: Extra eigenschap: Voorbeeld:
Kwalitatief: Nominaal Kunt alleen maar De oorsprong van mensen. Ze
= uitkomst categoriseren. horen er of wel of niet bij. Je kunt
categoriseren ze alleen maar labelen/
categoriseren tot één bepaalde
groep
Ordinaal/ranked Natuurlijke rang Als je bij een hardloopwedstrijd
ordering mogelijk geen tijd/afstand hebt genoteerd
en het alleen baseert op welke plek
iemand binnen kwam (1e, 2e … 50e)
Kwantitatief: Interval Natuurlijke Als het 12 graden buiten is en
=uitkomst afstand morgen 3 graden warmer wordt
numeriek toegevoegd weet je dat het 15 graden wordt.
MAAR geen verhoudingen mogelijk
Ratio Er is een absoluut Leeftijd, hierbij kun je ook
nul punt verhoudingen bepalen. Iemand van
20 is twee keer zo oud als iemand
van 10.
,2.2 Taart- en staafdiagram
Bij kwalitatief onderzoek wordt gebruikt gemaakt van taartdiagrammen of staafdiagrammen.
Kunt allebei voor nominaal en ordinaal gebruiken, maar als je meer geïnteresseerd bent in
de absolute aantallen (ordinaal) gebruik je meestal een staafdiagram en bij de relatieve
aantallen (proporties) meestal een taartdiagram.
Belangrijk: bij een staafdiagram liggen de staven niet aan elkaar,
dit is om duidelijk te maken dat het niet om kwantitatieve
gegevens gaat (die aan zouden sluiten), maar omdat het vijf
verschillende categorieën zijn die willekeurig zijn ingedeeld.
Hfst 3
3.1 Frequentietabellen en histogrammen
Voorbeeld: Een telefoonmaatschappij onderzoekt de telefoonrekeningen van nieuw leden in
de eerste maand na aanmelding. Daarbij worden eerste de gegevens verzameld, dan
frequentieverdeling gemaakt en daar wordt vervolgens een plaatje van gemaakt (histogram).
Frequentieverdeling: een tabel waarbij de waarnemingen in niet overlappende intervallen of
klasse worden ingedeeld. En van elke klasse het aantal observaties
oftewel frequentie wordt vermeld.
Variatiebreedte: het verschil tussen de grootste en kleinste uitkomst in de data set
Keller kiest ervoor om de bovengrens bij de bovenste klasse te rekenen en de ondergrens bij
de vorige klasse bijv. de klasse 30-45 bevat niet de waarde 30 exact maar wel de waarde 45.
Een uitzondering namelijk de linker grens van de eerste klasse = 0
Modale klasse: Unimodale = één piek Bimodele = twee pieken
is de klasse met de hoogste
observatie
Cumulatieve frequentieverdelingen
Ogives: een grafische weergave van een cumulatieve/relatieve frequentieverdeling
Steel blad diagram
Alternatieve voorstelling histogram/ kwantitieve gegevens maar op zo’n manier dat
individuele uitkomsten gelijk zijn gebleven
Alles links van de decimale punt is de steel, alles rechts van het decimale punt is het blad.
Bij de eerste is dus 19 steel . 1 blad de tweede 19 steel . 6 blad
Hierbij hoort de bovengrens niet bij de klasse maar juist de ondergrens (wel)
, Wat voor soort conclusies kun je trekken uit zo’n steelblad diagram:
- Ziet letterlijk de variatiebreedte en wat dus de kleinste en de grootste is
- Kunt in bepaalde opzichte wat nauwkeurigere conclusies trekken
Dwarsdoorsnede: data dat verzameld is op dezelfde tijd
tijdreeks: data dat verzameld is opeenvolgende punten in de tijd
Voorbeeld: als je gegevens van alle supermarkten over 2015 bijvoorbeeld de omzet wil
verzamelen doe je dat over dezelfde tijd (=dwarsdoorsnede)
Lijndiagram is opeenvolgde jaren bijvoorbeeld
belastingbelasting over 2002-2015 weergegeven in een
lijndiagram
Goede en foute weergave:
Excellent: grafische weergave die informatief en compact zijn en een duidelijke
presentatie geven van de data
Mediaan berekenen:
Interpolatie en mediaan was de bonustoets.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ellenherraets. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.