Samenvatting tentamen CIVP
Leerstof week 1
Hoofdstuk 11
In het publiekrecht heeft de overheid een specifieke rol, in het privaatrecht is dit niet het geval. Zo
heeft de overheid in het strafrecht de taak strafbare feiten op te sporen. In het burgerlijk recht heeft
de overheid geen specifieke taak. De overheid grijpt niet vanzelfsprekend in als rechten en plichten
uit het burgerlijk recht geschonden worden.
Vanwaar deze selectieve overheidsbemoeienis? In het strafrecht is de rechtsorde in het geding.
Vandaar dat de overheid een bestraffende reactie op deze schending geeft. In het privaatrecht gaat
het meestal om particuliere belangen. De bescherming van deze belangen wordt overgelaten aan de
betrokken partijen.
Typerend voor het privaatrecht is het onderscheid tussen dwingend en regelend recht. Het grootste
deel van het privaatrecht is regelend recht, dit wil zeggen dat het partijen vrijstaat andere,
afwijkende afspraken te maken. Ze vallen op het regelend recht terug als ze zelf geen afspraken
hebben gemaakt.
Sommige bepalingen in het BW zijn dwingend recht, dit betekent dat de betrokkenen eraan
gebonden zijn.
Het BW heeft een zogeheten gelaagde structuur. Het BW werkt namelijk met verschillende lagen die
van algemeen naar bijzonder gaan.
In de opzet van het BW was Boek 9 gereserveerd voor de rechten op voortbrengselen van de geest,
zoals auteursrecht. Omdat deze rechten inmiddels vooral geregeld worden in internationale
verdragen is het niet zo waarschijnlijk dat boek 9 nog zal worden ingevoerd.
Rechtsgevolgen: het recht verbindt zich aan een groot aantal feiten en gebeurtenissen dat zich in de
samenleving afspeelt.
Rechtsfeiten: alle feiten en gebeurtenissen die voor het recht van belang zijn.
- Blote rechtsfeiten: rechtsfeiten waarop de mens geen rechtstreekse invloed heeft, zoals
geboorte, dood en weersomstandigheden.
- Menselijke handelingen: alle andere rechtsfeiten, kunnen onder worden verdeeld in:
- Rechtshandelingen: iemand heeft de bedoeling recht en plichten te scheppen. Bijvoorbeeld
het sluiten van een koopovereenkomst. Er moet sprake zijn van een op een rechtsgevolg
gerichte wil, die zich door een verklaring openbaart.
- Meerzijdige rechtshandeling: rechtshandeling waarvoor instemming van de wederpartij is
vereist. Hier is sprake van bij alle overeenkomsten.
- Eenzijdige rechtshandelingen: rechtshandelingen die in het leven geroepen kunnen worden
door één persoon. Bijvoorbeeld het erkennen van een kind en het opzeggen van een
arbeidsovereenkomst.
- Feitelijke handelingen: bij feitelijke handelingen ontstaan er onbedoeld recht en plichten.
Het burgerlijk recht bestaat uit drie onderdelen: het personen- en familierecht, het
rechtspersonenrecht en het vermogensrecht.
- Personen- en familierecht: hierin worden vooral familierelaties in en buiten het gezin
beschreven. Kenmerkend voor de rechten uit het personen- en familierecht is dat ze niet op
geld waardeerbaar zijn en evenmin kunnen worden overgedragen aan een ander.
- Rechtspersonenrecht: beschrijft de organisatie- en ondernemingsvormen die een eigen leven
leiden in het recht. Want niet alleen natuurlijke personen, mensen van vlees en bloed, ook
rechtspersonen kunnen deelnemen aan het rechtsverkeer. Typerend voor een rechtspersoon
1
, is dat zijn vermogen losstaat van de privévermogens van de oprichters of bestuurders van de
rechtspersoon.
- Vermogensrecht: hierin worden alle rechten beschreven waaruit een vermogen van een
persoon kan zijn opgebouwd.
Juridisch gezien heeft iedereen een bepaald vermogen. Dit is de beschrijving van alle op geld
waardeerbare rechten en plichten van een bepaald persoon.
Vermogensrechten zijn te verdelen in absolute en relatieve rechten.
- Absolute rechten: de absolute rechten op goederen beschrijven de zeggenschap die een
persoon heeft over een bepaald goed. Ook wel het goederenrecht.
Naast absolute rechten op goederen zijn er absolute rechten op voortbrengselen van de
geest.
- Relatieve rechten: beschrijven rechtsverhoudingen tussen personen. Relatieve rechten
worden ook wel verbintenissen genoemd.
Het vermogensrecht bestaat dus uit het geoderenrecht en het verbintenissenrecht.
Handelingsbekwaamheid: hieronder verstaan we de mogelijkheid die in beginsel iedere persoon
heeft om onaantastbare rechtshandelingen te verrichten. ‘Onaantastbaar’ wil zeggen dat een ander
de rechtshandeling niet achteraf kan vernietigen.
Handelingsonbekwaam:
- Minderjarigen: de grootste groep handelingsonbekwamen wordt gevormd door de
minderjarigen, dat wil zeggen ongehuwde jongeren die nog geen 18 jaar zijn.
Uitzondering: *Met toestemming van wettelijke vertegenwoordiger
*Opklimmende handelingsbekwaamheid
- Curandi: meerderjarigen die door de rechtbank onder curatele zijn gesteld. Gelet op art.
1:378 BW kan een meerderjarige onder curatele worden gesteld als hij niet in staat is zijn
eigen belangen goed te behartigen, of als hij zijn eigen veiligheid of die van anderen in gevaar
brengt door: *een geestelijke stoornis of een verstandelijke beperking, of;
*een gewoonte van drank- of drugsgebruik
Zij kunnen wel rechtshandelingen verrichten, maar deze rechtshandelingen kunnen door hun
wettelijke vertegenwoordiger vernietigd worden.
Hoofdstuk 15
Het personen- en familierecht beschrijft familierechtelijke relaties, bijvoorbeeld tussen ouder en
kind. De familierechtelijke rechten zijn geen vermogensrechten, want ze zijn niet op geld
waardeerbaar en evenmin overdraagbaar. Het personen- en familierecht kent maar weinig regelend
recht.
Naam: een kind krijgt de voornaam die zijn ouders voor hem uitkiezen (art. 1:4 BW). Een verzoek tot
wijziging van de voornaam wordt behandeld door de rechtbank.
Voor de achternaam kunnen de ouders kiezen tussen de achternaam van de vader of de moeder. De
keuze moeten zij uiterlijk maken bij de aangifte van de geboorte van hun oudste kind, want alle
kinderen van het paar dragen dezelfde achternaam. Maken de ouders geen keuze, dan krijgt het kind
de achternaam van zijn vader.
Verwantschap: als mensen ‘familie’ van elkaar zijn, spreekt het BW van ‘bloedverwantschap’.
Bloedverwantschap in opgaande of neergaande lijn drukt verwantschap uit tussen afstammelingen,
zoals tussen moeder en zoon. Bloedverwantschap in zijlijn beschrijft de verwantschap tussen
familieleden met minstens één gemeenschappelijke stamouder, zoals broer en zus. De graad van
bloedverwantschap is onder andere van belang in het erfrecht.
Door huwelijk of geregistreerd partnerschap ontstaat aanverwantschap met de schoonfamilie.
2
, Woonplaats: de plaats waar iemand voor het recht geacht te wonen. Het bepalen van de woonplaats
is van belang voor het uitbrengen van dagvaarding en andere gerechtelijke stukken. Heeft iemand
geen vaste woning, dan geldt als zijn woonplaats de plaats van zijn werkelijke verblijf. Een
minderjarige heeft de woonplaats van degene die het gezag over hem uitoefent. Als woonplaats van
een rechtspersoon geldt de plaats waar de rechtspersoon volgens de statuten gevestigd is.
Burgerlijke stand en Basisregistratie Personen: iedere gemeente is verplicht registers bij te houden
van geboorte, huwelijk, geregistreerd partnerschap en overlijden. Ambtenaren van de burgerlijke
stand maken hiervan akten op.
Behalve de registers van burgerlijke stand, houdt de gemeente ook de Basisregistratie Personen bij.
In deze administratie staat informatie over alle inwoners van de gemeente. Verhuist een inwoner,
dan geeft de ‘oude’ gemeente de informatie over deze inwoner door aan de ‘nieuwe’ gemeente.
Moederschap: De juridische moeder van een kind is de vrouw uit wie het kind is geboren (art 1:198
BW). Dit moederschap staat vast. Ondanks alle medische technieken waardoor een vrouw
bijvoorbeeld een kind ter wereld kan brengen, houdt de wetgever vast aan de regel dat het feit van
de geboorte leidt tot het juridisch moederschap.
Naast geboorte wordt een vrouw ook door adoptie de juridische moeder van een kind. Want door
adoptie-uitspraak ontstaat een familierechtelijke ouder-kindrelatie.
Vaderschap: vaderschap kan op verschillende manieren ontstaan.
1. Huwelijk moeder; als de moeder op het moment van geboorte getrouwd is met een man,
wordt haar man van rechtswege automatisch, de juridische vader van het kind.
2. Geregistreerd partnerschap; de man die de geregistreerde partner is van de moeder bij de
geboorte wordt automatisch de juridische vader.
3. Erkennen; door een akte van erkenning op te laten maken door de ambtenaar van burgerlijke
stand ontstaat er een familierechtelijke vader-kindrelatie.
4. Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap; op verzoek van de moeder of het kind kan de
rechtbank het vaderschap van een man vaststellen als duidelijk is dat hij de verwekker is van
het kind.
5. Adoptie; door de rechtelijke uitspraak worden de adoptiefouders de juridische ouders van
het kind en worden de juridische banden met de biologische ouders doorgesneden. Een
verzoek tot adoptie wordt alleen toegewezen als de adoptie in het kennelijk belang is van het
kind.
Duo-ouderschap van een vrouw: sinds 1 april 2014 is het ook voor een vrouw mogelijk om de tweede
juridische ouder, de zogeheten duo-ouder van een kind te worden.
Krijgt een getrouwde lesbische vrouw een kind, dan wordt haar vrouw automatisch de duo-ouder.
Voorwaarde is dat voor het genetisch materiaal waarmee het kind is verwerkt, gebruik is gemaakt
van een officiële spermabank.
Het huwelijk: het BW biedt, vanaf artikel 1:30 BW, een tamelijk uitvoerige regeling van het huwelijk.
De wet erkent, zo blijkt uit artikel 1:30 BW, alleen het burgerlijk huwelijk. Een kerkelijke
huwelijkssluiting heeft voor het recht geen betekenis.
Vereisten huwelijk: een huwelijk kan worden gesloten door een man en een vrouw, door twee
vrouwen of twee mannen. Als vereisten gelden onder andere een minimale leeftijd van 18 jaar,
voldoende geestelijke vermogens bij de aanstaande echtgenoten om hun wil te bepalen en de
gevolgen van het aangaan van een huwelijk te kunnen overzien, en monogamie.
3