Een samenvatting over thema 3 van het boek biologie voor jou voor het leerjaar vwo 4. In de samenvatting worden de verschillende kruisvraagstukken besproken, maar ook de informatie over bijvoorbeeld genen. De samenvatting is over basisstof 1 t/m 7.
1 fenotype en genotype
De informatie voor erfelijke eigenschappen ligt op de chromosomen, ze worden
doorgegeven via de chromosomen in een zaadcel en een eicel.
fenotype → alle waarneembare eigenschappen van het individu
genotype → informatie voor alle erfelijke eigenschappen van dat individu
chromosomen
Chromosoom bestaat uit DNA dat om eiwitten zijn gewikkeld. Chromosomen worden
gerangschikt in een karyotype.
autosomen → een chromosoom dat geen geslachtschromosoom is (22)
homologe chromosomen → elk chromosoom van een chromosomenpaar is gelijk in lengte
en vorm, twee chromosomen van zo’n paar heten homologe chromosomen
geslachtschromosomen → het 23e chromosomenpaar waarmee het geslacht wordt
bepaald van het individu, bij de man zijn deze niet gelijk (XY) , bij de vrouw wel (XX)
diploïd → chromosomen komen in paren voor 2n (somatische cellen)
haploïd → chromosomen komen in enkel voor n (gameten)
genen
gen→ een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor een of meer erfelijke
eigenschappen of een deel van een erfelijke eigenschap
genoom → alle DNA-moleculen in een cel van een organisme
DNA-sequentie → de stikstofbasen in een gen zijn in een specifieke volgorde gerangschikt,
dit heet DNA-sequentie.
alles → variant van een gen
genexpressie→ genen worden aangezet en ze komen tot uiting
inactivatie → genen staan uit (bijv. bij je hoofdhuid zijn bepaalde cellen die voor
haarvorming zorgen, deze staan uit in de levercellen)
DNA is opgebouwd uit 4 verschillende bouwstenen
nucleotiden → bestaat uit een fosfaatgroep, desoxyribose en een stikstofbase
stikstofbase → adenine (A), thymine (T), cytosine (C), guanine (G)
stikstofbase komen voor in vaste paren (A-T en C-G) en zijn met elkaar verbonden door
basenparing
invloed van milieufactoren en modificaties
milieufactoren → hierdoor wordt samen met het genotype het fenotype bepaald (bijv. licht,
lucht, vochtigheid, temperatuur, voeding, ziekten en opvoeding)
modificatie → een verandering in het fenotype (bijv. door storm breken de takken van een
eik af), een modificatie verandert de informatie in de chromosomen niet en wordt dus niet
doorgegeven aan nakomelingen
aangeboren afwijking→ wanneer een afwijking, aandoening of ziekte al in de baarmoeder
ontstaan
erfelijke ziekte/aandoening→ als een afwijking, aandoening of ziekte via de ouders wordt
doorgegeven
, 2 genenparen
homozygoot en heterozygoot
locus → plaats van een gen in een chromosoom
homologe chromosomen hebben naast lengte en vorm ook dezelfde loci (mv locus), ze
bevatten dan ook genen voor dezelfde erfelijke eigenschappen (genen komen dus in paren
voor)
homozygoot→ het genenpaar bestaat uit twee dezelfde allelen
heterozygoot → het genenpaar bestaat uit twee verschillenden allelen
dominant en recessief
dominante allel → het allel dat tot uiting komt in het fenotype → hoofdletter
recessieve allel → als dit allel dat een genenpaar komt met een dominant allel komt deze
niet tot uiting (ben je heterozygoot, ben je drager van het recessieve allel) → kleine letter
onvolledig dominant allel→ bij de eigenschap komt het recessieve allel een beetje tot
uiting
intermediair → het fenotype is een mengvorm van beide allelen (rood en wit wordt roze) →
schrijf letter boven hoofdletter Ar voor rood r moet erboven
codominantie → beide allelen komen volledig tot uiting in het fenotype (de bloem heeft rode
en witte kleuren) → ArAw
recombinatie en mutatie
recombinatie → het herverdelen van erfelijke eigenschappen, hierdoor hebben
nakomelingen een andere combinatie van allelen dan beide ouders, recombinatie vindt
plaats door geslachtelijke voortplanting
- recombinatie vindt plaats tijdens meiose I waarbij chromosomen van een
chromosomenpaar uiteen gaan en geslachtscellen ontstaan met verschillende
genotypen
- in de geslachtscellen kunnen 2n (n in de macht) verschillende genotypen voorkomen
(bij de mensen 2²³)
- door recombinatie ontstaat een grote genetische variatie door verscheidenheid in
genotypen, door genetische variatie heeft een soort een grote overlevingskans,
vooral bij veranderende milieuomstandigheden
- genetisch variatie onstaat ook duur mutaties (verandering in erfelijke eigenschap)
tweelingen
eeneiige tweeling → door splitsing van zygote, dus hebben hetzelfde genotype
twee-eiige tweeling → ontstaat uit twee zaadcellen en twee eicellen, dus verschillende
genotypes
3 monohybride kruisingen
monohybride kruising → hierbij let je slechts op de overerving van 1 eigenschap, waarbij 1
genenpaar is betrokken
kruisingvraagstuk
stap 1:
Wat zijn de genotypen van de ouders? Geef deze fenotypen in een kruising weer.
bijv. de ouderdieren zijn homozygoot zwart harig (BB) en homozygoot bruinharig (bb)
de kruising is dan : P → BB x bb
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper SofieKerkhof05. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.