Inhoudsopgave
Anatomie
Inleiding anatomie................................................................................................................................... 2
Orgaansystemen: ............................................................................................................................ 2
Topografie ....................................................................................................................................... 3
Bewegingen..................................................................................................................................... 4
Skeletsysteem ................................................................................................................................. 5
Bovenste extremiteit ............................................................................................................................... 6
Wervelkolom (columna vertebralis) ........................................................................................................ 9
Onderste extremiteit ............................................................................................................................. 12
Lichaamswand en luchtwegen .............................................................................................................. 17
Borstwand ..................................................................................................................................... 17
Buikwand ...................................................................................................................................... 19
Luchtwegen ................................................................................................................................... 19
Mediastinum en hart ............................................................................................................................. 24
Mediastinum ................................................................................................................................. 24
Hart (cor) ....................................................................................................................................... 26
Hartontwikkeling ................................................................................................................................... 30
Pathologie hartontwikkeling ........................................................................................................ 32
Circulatoire systeem .............................................................................................................................. 33
Bloedvaten .................................................................................................................................... 33
Fysiologie
Fysiologie spieren .................................................................................................................................. 38
Fysiologie ademhaling ........................................................................................................................... 42
Fysiologie Hart ....................................................................................................................................... 49
Fysiologie circulatie ............................................................................................................................... 54
Fysiologie inspanning ............................................................................................................................ 60
,Inleiding anatomie
Anatomie = het bestuderen van lichaamsstructuren
Orgaansystemen:
• Integumentum = bestaat uit o.a. huid, haar, nagels, zweetklieren
Functie = bescherming tegen gevaren – regulatie lichaamstemperatuur – leveren van
informatie uit gevoel
• Skeletsysteem = bestaat uit o.a. botten, kraakbeen, ligamenten (bindweefselstructuren),
beenmerg.
Functie = ondersteuning en bescherming (van organen die er binnen in zitten), opslag van
calcium en mineralen en vormen van bloedcellen (in het beenmerg).
• Spiersysteem = bestaat uit o.a. skeletspieren, pezen (verbinding tussen spieren en botten)
Functie = mogelijk maken van beweging, warmte genereren, beschermen en ondersteunen
van zwakkere structuren voor krachten van buitenaf.
• Zenuwstelsel = bestaat uit o.a. brein, ruggenmerg, perifere zenuwen, en zintuigen
Functie = vormt samen met de huid bepaalde prikkels en stuurt het naar de hersenen en
reguleert zo activiteiten van andere orgaansystemen, zintuigelijke gewaarwording
• Endocrien systeem = bestaat uit o.a. hypofyse, pancreas, schildklier, bijnieren
Functie = reguleert effect van organen op lange termijn, past activiteit van stofwisseling aan
en speelt grote rol in ontwikkeling.
• Lymfatisch systeem = bestaat uit o.a. milt, thymus, lymfevaten, tonsillen (klieren in mond en
keelholte).
Functie = verdediging tegen infectie en ziekte, geeft weefselvloeistof af aan bloedbaan.
• Spijsverteringsysteem = bestaat uit o.a. tanden en tong, oesofagus (slokdarm), maag , dunne
en dikke darm, lever, galblaas, pancreas
Functie = verteert en verwerkt voedsel, absorbeert water en voedingsstoffen en opslag voor
energiereserves.
• Voortplantingssysteem = mannelijk: testes, zaadblaasjes, prostaat, penis en scrotum /
vrouwelijk: ovaria (eierstokken), baarmoeder, vagina en labdia (schaamlippen), melkklieren
Functie = produceren van geslachtshormonen, aanmaken van geslachtscellen, mogelijk
maken van bevruchting, ondersteunen van groei embryo en voorzien van voeding.
• Cardiovasculair systeem = bevat o.a. hart, bloedvaten en bloed
Functie = distributie van bloed met opgeloste stoffen en verspreiden van warmte bij
regulatie temperatuur,
• Respiratoire systeem (ademhalingsstelsel/ tractus respiratorius) = bestaat uit o.a. neus- en
bijholten, strottenhoofd, trachea (luchtpijp), luchtpijp
Functie = distributie van lucht naar longblaasjes, mogelijk maken van gasuitwisseling,
produceren van stemgeluid.
• Urinaire systeem = bestaat uit o.a. nieren, ureteren (urineleiders), blaas, urethra (plasbuis)
Functie = verwijderen van afvalstoffen uit het bloed, reguleren van water- en
elektrolytenbalans, opslag van urine.
,Nomenclatuur – naamgeving: voor het tentamen moet je alle Latijnse namen kennen!
Kenmerken
- In latijn worden geen lidwoorden gebruikt
- Er worden vaak samengestelde termen gebruikt
- Aanduiding links (sinister) vs rechts (dexter) en boven (superior) vs onder (inferior)
- Er zijn voorvoegsels voor enkelvoud vs meervoud (a. en aa. voor meervoud arteriën)
Iets wat aan of van een bepaalds structuur is krijgt een vervormde naam van het origineel (tibia →
tibiae)
Topografie
Richtingen : Naar het midden is medialis - Naar de zijkant is
lateralis
Dichtbij is proximaal – verder weg is distaal
Anatomische stand = rechtop met handen open
Doorsneden / vlakken:
- Van voren = frontaal = coronaal (als je plakjes maakt van
voren naar achter)
- Van zijkant = lateraal = saggittaal (als je plakjes maakt
vanaf de zijkant), midsagittaal (= het vlak in het midden)
- Doormidden = horizontaal of transversaal (plakje van
boven naar onder)
Aanzichten:
- Superior (craniaal) = naar boven bv het hoofd ligt superior
van de navel
- Inferior (caudaal) = naar onder
- Anterior (ventraal) = van voren
- Posterior (dorsaal)= van achteren
Assen:
- frontale/transversale as = een horizontale as die van links naar rechts loopt
- sagittale as = een horizontale as die van voor naar achter loopt
- longitudinale as = een verticale as, van boven naar beneden
Regio’s: voorbeelden
- Borstregio = thorax regio
- Buikregio = abdominale regio
- Nek regio = cervicale regio
, Bewegingen
Transversale as/saggitaal vlak
- flexie (buigen) vs extensie en hyperextensie (strekken) elleboog/knie/wervelkolom
- anteflexie (naarvoren) vs retroflexie (naar achteren) heup/schouder
- dorsaalflexie vs palmairflexie (palm naar onderarm) pols
- dorsaalflexie vs plantairflexie (voetzool naar achter) enkel
Saggitale as/fontaal vlak
- abductie (omhoog) vs adductie (omlaag) heup/schouder/vingers
- radiaal-abductie vs ulnair-abductie pols
= bij zwaaibeweging: duim omlaag vs pink omlaag
- lateroflexie links vs lateroflexie rechts wervelkolom (‘nek’)
Longitudinale as/transversaal vlak
- exorotatie (naar buiten draaien) vs endorotatie (naar binnen) heup/schouder/knie/enkel
- rechtsrotatie vs linksrotatie wervelkolom (‘hoofd’)
Meervoudig
- circumductie = beweging waarbij het uiterste puntje van deze extremiteit een cirkel
beschrijft heup/schouder/pols/vinger
- pronatie (naar buiten draaien) vs supinatie (naar binnen) onderarm/enkel
=palm van de hand draait van voor naar achter en supinatie is andersom
- inversie vs eversie onderbeen/enkel
= voetzool draait naar binnen en bij inversie naar buiten
- oppositie (duim beweegt naar handpalm) vs repositie duim