College 1
4 deeltoetsen, elke 2 weken een van 15 multiple choice vragen. Terugbladeren is niet mogelijk en de
vragen staan op willekeurige volgorde. Duurt ongeveer 20-25 minuten per toets. Van alle
deeltoetsen moet je 43 van de 60 vragen goed hebben. Voor elke deeltoets om 17.00 is een Q&A-
sessie om 11.00. Stof: het hele boek en colleges (colleges staan los van het boek). Deadline essay is
op de laatste deeltoetsdag. Dit essay gaat over een actueel probleem van 500 woorden. De
herkansing is een tentamen van 60 vragen over alle stof. Er staan voorbeeldvragen online.
Deeltoets 1: H1 t/m 5
Deeltoets 2: H6 t/m 10
Deeltoets 3: H11 t/m 15
Deeltoets 4: H16 t/m 20
I. Het dispositionele domein
eigenschappen, taxonomie, assessment, stabiliteit
II. Het biologische domein
fysiologie, genetica, evolutie
III. Het intrapsychische domein
psychoanalyse, motivatie, dynamica
IV. Het cognitieve/experiëntiële domein
cognitie, intelligentie, emotie, zelf
V. Het sociale en culturele domein
relaties, sekse, cultuur
VI. Het aanpassingsdomein
stress, coping, stoornissen
Als je aan mensen vraagt zichzelf te omschrijven, krijg je individuele verschilvariabelen, zoals leeftijd,
geslacht, lengte, interesses, eigenschappen. Deze individuele verschillen zijn niet allemaal
psychologisch. Persoonlijkheid heeft betrekking op de meer psychologische (en stabiele) individuele
verschilvariabelen, het is dus een deelverzameling van de individuele verschillen. Psychologen
houden zich bezig met waarin mensen uniek zijn en zich onderscheiden van anderen, met name de
stabiele dingen (en niet bijvoorbeeld tijdelijke emoties).
Definitie van persoonlijkheid volgens Larsen (zie boek):
Personality is the set of psychological traits and mechanisms within the individual that are organized
and relatively enduring and that influence his or her interactions with, and adaptations to, the
environment (including the intrapsychic, physical, and social environment).
Een betere definitie:
Persoonlijkheid heeft betrekking op de kenmerkende individuele verschillen tussen mensen met
betrekking tot hoe ze denken, hoe ze zich voelen en hoe ze zich gedragen. Deze individuele
verschillen zijn vrij stabiel en deels genetisch bepaald en openbaren zich in verschillende situaties.
Etymologie van persoonlijkheid (waar komt het woord vandaan):
- Per sonare = ‘’doorklinken’’ (heeft betrekking op de maskers in het klassieke theater)
- Karakter = een deel van persoonlijkheid, heeft een paar specifieke kenmerken, oorsprong in
het Grieks (slijpen, krassen, graveren, stempelen, slaan van munten).
- Temperament = Grieks voor ‘’ideale mengverhouding’’ van humores (lichaamssappen)
, De term karakter wordt tegenwoordig gebruikt voor allerlei dingen (lettertekens, volksaard, aard van
dier/object/persoon, stijl van kunstwerk, typische vorm). Het weergeeft vaak het typische, denk aan
eigenschappen van hondenrassen. In de psychologie staat het voor het typische van een persoon.
Als je zelfstandige naamwoorden gebruikt om iemand te beschrijven (bv als een doorzetter of een
aansteller), is dat een karakterbeschrijving. Dit soort beschrijvingen zijn vaak moraliserend (oordeel
over goed/slecht) en verwijzen vaak naar een te veel van iets. Zie citaat van Aristoteles in het boek.
Theophrastus: 30 karakterschetsen, stuk voor stuk moraliserend. Bijvoorbeeld zijn omschrijving van
een ‘’distrustful man’’, hij omschrijft een typetje. Dit soort typetjes kom je ook vaak tegen in films.
Temperament is ook een onderdeel van persoonlijkheid. De oorsprong kwam bij Empedoclus
vandaan (dominee, politicus, helderziende, dokter). Hij vond dat de natuur het beste begrepen kon
worden door de vier elementen (vuur, aarde, water, lucht), waarbij het vooral gaat om de onderlinge
verhoudingen. Hippocrates kwam met het idee dat lichaamsprocessen ook beschreven konden
worden in termen van basiselementen, de humores (bloed, etter/slijm, gal en zwarte gal). Deze
moeten in verhouding zijn, als je te veel of te weinig van ze hebt, kan zich dat uiten in een
lichamelijke ziekte. Galenus vertaalde het Griekse ‘’mengsel’’ in ‘’temperament’’. Galenus deelde de
lichaamssappen op in twee categorieën: warm/koud of nat/droog.
Galenus legde een link tussen de
elementen en humores en bedacht op basis daarvan een aantal eigenschappen: cholerisch,
sanguinisch, melancholisch en flegmatisch.
Tegenwoordig wordt de term temperament vooral gebruikt om aspecten van de persoonlijkheid te
beschrijven die aangeboren zijn en ook al goed observeerbaar bij kinderen. Het genetische element is
dus erg duidelijk. (Zie filmpje)