Samenvatting Inleiding Recht
2020/2021
Julia Vlasblom
1
,Hoofdstuk 1 | Terreinverkenning
1.1 | Is recht saai?
Recht omvat veel meer dan wetten leren en kennen, hoewel de wet natuurlijk wel een belangrijke
rechtsbron is. Recht vormt namelijk een centraal onderdeel van het maatschappelijke leven.
1.2 | Waarom recht?
Het recht wordt verdeel in 4 functies
Normatieve functie: Gedragsregels waarvan nagenoeg iedereen in de samenleving vindt, dat
zij moeten worden nageleefd en opgevolgd.
Geschiloplossende functie: Wij kennen een rechterlijke organisatie (de rechterlijke macht)
die bij uitsluiting oordeelt of iemand moet worden gestraft en zo ja, op welke wijze en met
behulp van welke procedure.
Additionele functie: Een rechtsregel als partijen vergeten zijn op een bepaald punt afspraken
te maken. Hebben zij dit wel gedaan, dan gaat die afspraak vóór en is de wettelijke regeling
niet van toepassing. Voorbeeld hiervan staat in art. 7:10 lid 1 BW.
Instrumentele functie: Hierbij hakt de wetgever de knoop door om conflicten te voorkomen.
Voorbeeld hiervan is het verkeersrecht en dat er bepaald is dat er rechts wordt gereden.
1.3 | Waar vinden we het recht?
Er zijn 4 verschillende rechtsbronnen in Nederland
De wet
Het verdrag
De jurisprudentie
De gewoonte
1.3.1 | Wet
Er zijn verschillende wetten die betrekking hebben tot verschillende rechtsvormen:
Wetten met betrekking tot het privaatrecht, ook wel civiel- of burgerlijk recht. Privaatrecht wordt
verdeeld in 2 deelgebieden
Personen- en familierecht: Regelt zaken als geboorte, huwelijk, geregistreerd partnerschap,
echtscheiding, adoptie en ondercuratelestelling. Veel hiervan staat in het Burgerlijk Wetboek
1 (BW1).
Vermogensrecht: Globaal gezien alle op geld waardeerbare handelingen tussen burgers
onderling waaraan juridische gevolgen verbonden zijn. En talloze ongevallen en ongelukjes
die dagelijks plaatsvinden, zoals het omstoten van een vaas of een bal door de ruit. Er wordt
vaak schade geleden. Veel hiervan staat in BW 3, 5 en 6.
Burgerlijk Wetboek
Boek 1: Personen- en familierecht (ingevoerd in 1970)
Boek 2: Rechtspersonen (ingevoerd in 1976)
Boek 3: Vermogensrecht in het algemeen (ingevoerd in 1992)
Boek 4: Erfrecht (ingevoerd in 2003)
Boek 5: Zakelijke rechten (ingevoerd in 1992)
Boek 6: Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht (ingevoerd in 1992)
Boek 7: Bijzondere overeenkomsten (deels ingevoerd, verspreid over de jaren)
Boek 8: Verkeersmiddelen en vervoer (ingevoerd in 1991)
Boek 10: Internationaal privaatrecht (ingevoerd in 2012, regels over bijv. de vraag welk recht
van toepassing is als je als Nederlander in het buitenland bij een auto-ongeval betrokken
raakt.
2
,Boek 9 moest gaan over de rechten op voortbrengselen van de geest, zoals het auteursrecht en
octrooirecht. Boek wordt niet ingevoerd, want er zijn steeds meer internationale afspraken hierover.
Wetten met betrekking tot het ondernemingsrecht: Regelt alles wat ondernemingen en bedrijven
betreft en is te vinden in BW 2. Andere delen staan in de Handelsnaamwet, Handelsregisterwet en
Faillissementswet. Traditioneel gezien wordt het ondernemingsrecht tot het privaatrecht gerekend.
Wetten met betrekking tot het burgerlijk procesrecht: Regels die op het voeren van juridische
procedures op het terrein van privaatrecht van toepassing zijn. Procederen is naar de rechter gaan
om een geschil af te handelen. Te vinden voor een groot deel in het Wetboek van burgerlijke
rechtsvordering (Rv).
Wetten met betrekking tot het strafrecht: De staat kan door middel van het Openbaar Ministerie
(OM) actief optreden om sancties te eisen bij overtreding van de normen. De staat bezit hierin de
monopoliepositie en alleen het OM kan tot vervolging overgaan. Te vinden voor een groot deel in het
Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en een aantal losse wetten, zoals de
Opiumwet, de Wet op de economische delicten en de Wet wapens en munitie. Strafrecht en
privaatrecht kunnen verbonden zijn.
Wetten met betrekking tot het staatsrecht: Regelt ruwweg gesproken de wijze waarop het
Nederlandse staatsbestel wordt vormgegeven en de invloed die burgers daarop kunnen uitoefenen.
Denk bijv. aan de Eerste en Tweede kamer, regering, verkiezingen en de totstandkoming van wetten.
Een belangrijke wet is de Grondwet: basisregels van ons staatsbestel (democratische rechtsstaat).
Wetten met betrekking tot het bestuursrecht: Heeft betrekking op de mogelijkheden die de overheid
heeft om regulerend op te treden ten aanzien van de maatschappij. Te vinden in de Algemene wet
bestuursrecht (Awb), de Onteigeningswet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Drank-
en Horecawet en de Belemmeringenwet Privaatrecht.
Rechtsgebieden en hun wetten
Rechtsgebieden Wetten
Personen- en familierecht BW 1
Privaatrecht Vermogensrecht BW 3, 5 en 6 + losse wetten
Ondernemingsrecht BW 2 + losse wetten
Strafrecht Wetboek van Strafrecht +
Wetboek van Strafverordering
+ losse wetten
Publiekrecht Staatsrecht Grondwet + Organieke wetten
Bestuursrecht Algemene wet bestuursrecht +
losse wetten
Wie zijn wetgever?
Wetgever op centraal niveau: Nationale wetgever bestaande uit de regering (koning en alle
ministers) en de Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer).
Wetgever op decentraal niveau: Op provinciaal is dit de Provinciale Staten en op
gemeentelijk niveau is dit de gemeenteraad. Deze door hen uitgevaardigde regels dragen de
naam verordening ipv wet.
Andere instanties zoals de Sociaal-Economische Raad (SER) en waterschappen.
3
, Nationale wetgevers kondigen regels voor het hele land op alle rechtsgebieden af en de decentrale
wetgevers doen dit alleen op hun terrein op het gebied van bestuursrecht en strafrecht.
Rangorde tussen wetgevende organen
1. Hogere regels boven lagere regels
2. Bijzondere regels boven algemene regels
3. Jongere regels boven oudere regels
Wet in formele en materiële zin
Wet in formele zin: een wet die tot stand is gekomen door de regering en Staten-Generaal
gezamenlijk.
Wet in materiële zin: iedere regeling van een wetgever die bestemd is voor een onbepaald
aantal en dus niet bij name genoemde personen te gelden.
Een wet in formele zin is kortom meestal een wet in materiële zin, maar niet altijd.
Een groot aantal wetten is én wet in formele zin én wet in materiële zin, want de wetten die
door de regering en Staten-Generaal worden uitgevaardigd, zijn meestal tot niet bij name
genoemde mensen gericht.
Sommige wetten zijn wél wet in formele zin, maar geen wet in materiële zin, want wetten
afkomstig van de centrale wetgever richten zich soms tot bij name genoemde personen of
concreet gemaakte onderwerpen.
Een groot aantal wetten in geen wet in formele zin, maar wél wet in materiële zin, want veel
wetten op provinciaal en gemeentelijk niveau richten zich tot een onbepaald aantal mensen.
Een besluit niet afkomstig van de regering en Staten-Generaal en niet gericht tot een
onbepaald aantal mensen is noch wet in formele zin noch wet in materiële zin. Bijv.
vergunning voor het bouwen van een huis op een stuk grond.
1.3.2 | Verdrag
Een verdrag is een afspraak , een overeenkomst, gesloten door 2 of meer staten. Een verdrag tussen
2 landen heet een bilateraal verdrag; tussen meer dan 2 landen heet dit een multilateraal verdrag.
Verdragen worden steeds belangrijker door de internationalisering van de samenleving en markt.
1.3.3 | Jurisprudentie
Jurisprudentie is rechtspraak en deze uitspraken wordt gesproken door een enkele rechter (unus) of
door een rechterlijk college. Een vonnis wordt gegeven door de rechtbank en een arrest door een
gerechtshof en de Hoge Raad; voorwaarde voor vonnis of arrest is in de meeste gevallen
dagvaarding. Soms moet er bij een geschil de rechtsregel beter worden uitgelegd door een rechter
en dit behoort tot jurisprudentie.
Interpretatiemethoden
1. Grammaticale interpretatiemethode: hierbij kijkt de rechter naar de betekenis die het heeft
in het alledaagse spraakgebruik.
2. Wetshistorische interpretatiemethode: hierbij beroept de rechter zich op een passage uit de
parlementaire geschiedenis van de betreffende wet.
3. Anticiperende interpretatiemethode: een rechter kan zich alvast beroepen op de inhoud van
een wet die nog niet in werking is getreden, aangezien het vaak lang duur voordat een
wetsvoorstel wet wordt.
4. Rechtsvergelijkende interpretatiemethode: hierbij kijkt een rechter naar een buitenlands
rechtssysteem waarin de betreffende materie ook is geregeld.
5. Systematische interpretatiemethode: hierbij kijkt de rechter naar andere artikelen, omdat
een wetsartikel nooit op zichzelf staat, maar altijd onderdeel is van iets groters.
6. Teleologische interpretatiemethode: hierbij beroept de rechter zich op de bedoeling die de
wetgever met de regeling heeft gehad.
4