Hoofdstuk 1 De sociologische verzuchting
Leerdoelen
➢ Inzicht verwerven in de geschiedenis en de ontwikkeling van de sociologie.
➢ Kennis van de wijsgerige inbedding van sociologische theorieën verwerven.
➢ Inzicht verwerven in de ethische bewogenheid van waaruit vele sociologische
theorieën vertrekken.
➢ Het belang van een vergelijkend perspectief leren inzien
Na studie van het hoofdstuk kan de student minstens:
➢ aangeven wat sociologie is en het object van de sociologische studie beschrijven;
➢ de begrippen contingent en niet-arbitrair aan de hand van een voorbeeld toelichten.
Wat is sociologie? Een poging tot definitie, die gelukkig mislukt
Twee fundamentele vragen:
1. Hoe worden voorspelbaarheid en een mate van orde gerealiseerd?
2. Welke regels zijn in de sociale werkelijkheid absoluut nodig, dus niet-arbitrair? Zijn er
voor de wijze waarop mensen samenleven wel regels die absoluut nodig zijn, die niet
arbitrair zijn?
Het is moeilijk om tot een definitie van de sociologie te komen (voor voorbeelden van
definities zie pagina 6 en 7). Voor iemand die niet weet wat sociologie is, zijn de definities
nietszeggend en onbegrijpelijk. Voor wie wel weet wat sociologie is, zijn ze oppervlakkig en
onvolledig. Max Webers definitie: ‘de wetenschappelijke poging om het sociale handelen te
begrijpen, met de bedoeling op die manier tot een causale verklaring van het verloop en de
effecten van dat handelen te komen.’. Twee kanttekeningen bij de definitie:
1. De taak die hij voor de sociologie opeist, is ook de taak van de psychologie,
antropologie en politicologie.
Kunnen we deze algemeenheid wel duiden? Ze bestuderen vaak dezelfde
verschijnselen, hebben soortgelijke opvattingen.
2. Weber stelt dat de relatie causaal moet zijn.
Niet alle sociologen zijn het hiermee eens.
De definitie is bijzonder algemeen, maar desondanks niet door ieder aanvaard.
In de definities schuilt een belangrijke sociologische les: definities kunnen worden gebruikt
om een verschijnsel vast te leggen, maar ze zijn minder geschikt om een verschijnsel te
begrijpen. Dit geldt ook voor de sociologie: we moeten haar zonder vooroordelen bekijken
en wellicht meebeleven.
Wat de sociologie ons leert
De belangrijkste les, het einddoel, van de sociologie geeft een inzicht in de samenleving en
gaat om twee dingen. Bijna alles is contingent; als het noodzakelijk noch onmogelijk is en
het dus ook anders had kunnen zijn. Dat wat natuurlijk lijkt verschilt bijv. per cultuur en is
ontstaan door geschiedenis. Ten tweede kan het niet gelijkgesteld worden aan het arbitraire;
het is niet omdat een bepaalde instelling per cultuur een andere vorm aanneemt, dat er
geen goede redenen bestaan voor de vorm die het bij ons heeft aangenomen. In de
,Murdock-files is informatie opgenomen over 565 culturen. Het monogame huwelijksstelsel
komt voor in ong. 20% van de culturen. In 80% van de culturen is er sprake van polygamie
(veelwijverij), waarbij een man met meerdere vrouwen kan trouwen en in 4 van de 565
culturen kan een vrouw met meerdere mannen trouwen (polyandrie). Vanaf de 17de eeuw
dringt het bewustzijn van het contingente door tot de Europese intellectuele elite.
Het besef van contingentie speelt een belangrijke rol. Het is het besef dat de gehanteerde
normen van sociale oorsprong zijn en daarom per samenleving en tijdperk verschillen.
Belangrijke veranderingen kunnen zich in korte tijd verstrekken (bijv. wetgeving m.b.t.
verkrachting). Volgens Becker heeft de sociologie m.b.t. afwijkend gedrag een dubbele taak:
verklaren waarom bepaalde individuen tot afwijkend gedrag komen, maar ook verklaren
waarom bepaalde gedragingen in bepaalde samenlevingen afwijkend zijn en in andere niet.
Contingent, maar niet arbitrair
Zorgen over waarden en normen zijn niet nieuw. Rousseau (18de eeuw) vroeg zich al af hoe
mensen de wet kan doen eerbiedigen, als zij er zich van bewust worden dat zij die zelf
hebben gemaakt. Hij vond het duidelijk dat mensen reglementen respecteren indien zij
geloven dat deze van buitenaf worden opgelegd. Het respect dreigt te verdwijnen indien zij
beseffen dat zij de regels zelf hebben gemaakt. Religies moeten volgens hem doelbewust
bijdragen aan burgerdeugd: goede, degelijke burgers kweken. Civiele religies: de nieuwere
religies die burgerdeugd centraal stellen. Karl Marx stelt dat mensen hun eigen geschiedenis
maken, doch niet onder de voorwaarden die ze zelf kiezen. Het inzicht van contingentie van
wet, norm en gewoonte is een oncomfortabel bewustzijn. Drie manieren waarop de
vraagstelling ‘hoe kan men de mensen ertoe brengen de wet te eerbiedigen, hoe zijn de
rechtstraat en sociale orde mogelijk als iedereen zich bewust is van conventies en
constructies?’ in de loop van de geschiedenis van sociologie werd aangepakt:
1. Verlichting en Tegen-Verlichting
Verlichting: het sterk geseculariseerde, geïndividualiseerde en gerationaliseerde
denken verwierp een beroep op religie als een handhaver van de orde. Het goede
samenleven was afhankelijk van het de eigen rede en het eigen redeneervermogen.
De rede moest de grondslag van de maatschappelijke orde worden. De rede zou
maatschappelijke rust, vooruitgang en geluk brengen. De Tegen-Verlichting vreesde
dat het zou leiden tot egoïsme, sociale ontreddering en vervreemding. Men zou elkaar
niet meer respecteren als de regels geen bovennatuurlijke oorsprong hadden.
Godsdienst en gezag waren dan ook nodig om het samenleven te regelen.
2. Grondlegger van de sociologie: Auguste Comte
Comte bedacht en gebruikte de term ‘sociologie’ voor het eerst. Neemt een
bescheiden positie in, maar heeft een grote invloed gehad op auteurs. Hij pleitte voor
een sterk zakelijke, op strakke wetenschappelijke observatie en logica gesteunden
sociologie. De positieve of positivistische benadering van de sociale werkelijkheid. De
aandacht moet gaan naar het ontdekken van regelmatigheden in het gedrag en deze
regelmatigheden moeten, net zoals in de natuurwetenschappen, de onveranderlijkheid
van de echte wetmatigheden hebben. Kennis en theorie werd gebruikt om
waargenomen feiten te coördineren tot grotere gehelen. Drie opeenvolgende stadia in
de menselijke ontwikkeling: religieuze, metafysische en het wetenschappelijke denken.
In het laatste stadium wordt het menselijke handelen en samenleven door de rede
geleid. Comte geloofde, net zoals de Tegen-Verlichting, dat het volgen van de rede
, automatisch tot een goede samenleving zou leiden. Een maatschappelijke orde zou
niet spontaan voortvloeien uit individueel redelijk gedrag, en evenmin door dwang
alleen in stand kan worden gehouden. Overeenkomstig met Rousseau moest religie
praktische, maatschappelijke doelstellingen dienen die de mensheid vooruit zou
helpen en aangepast aan het wetenschappelijke denken. De grondslag van Comtes
visie is in grote mate vervat in Système de politique positive: het menselijk handelen
wordt geleid door de rede, impulsen, gevoelens en emoties. De rede en de emotionele
elementen dient men te kanaliseren; naar goede, voor de mens positieve doelen.
Volgens Comte blijkt dat alleen de religie hieraan voldoet. Hij probeerde een nieuwe
religie te grondvesten (de religie van de mensheid), omdat voorgaande de rede
onvoldoende aanvaard en emoties ook niet altijd naar sociaal wenselijke doelen richt.
De capaciteit van de mensen om hun energie op wenselijke doelstellingen te richten
stond centraal.
3. Debat tussen Habermas en Luhmann
Centrale vraag in het debat: ‘hoe kunnen mensen hun lot in eigen handen nemen -
gezamenlijk - zonder dat hun samenhang steunt op macht en/of misleiding? Waarom
en in welke mate is de door de mens geschapen maatschappelijke orde niet
willekeurig, niet arbitrair, en ons vertrouwen en onze inzet waard?’ Habermas juicht
het werk van de wetenschap toe. De inzicht in geschiedenis acht hij als een
overwinning van de rede. Echter kan het ons niet zeggen over wat we moeten doen,
maar kan ons wel vertellen hoe we iets doeltreffend en/of efficiënt kunnen aanpakken,
maar niet waarom we het ene dan het andere moeten doen. Hij is van oordeel dat we
kennis- en handelingswijzen moeten ontwikkelen die ons toestaan onze doelen en dus
onze geschiedenis redelijk te kiezen en te beheersen. De wetenschap reikt een
methode aan om op een open wijze met elkaar te leren communiceren. Een
verlenging van de verlichting. Door open communicatie zouden regels en instellingen
ophouden willekeurig en arbitrair te zijn, omdat alle eerlijke en redelijke mensen ze
zouden onderschrijven. Luhmann stelt dat het zinloos is zich af te vragen welke doelen
de juiste zijn. Ook redelijke en eerlijke mensen kunnen het na een open discussie nog
oneens zijn. Volgens hem moeten we leren leven met het contingente door het
arbitraire op een aantal punten te aanvaarden. De meerderheidsregel stelt niet dat de
meerderheid gelijk heeft, maar we moeten deze respecteren om chaos te voorkomen.
Een andere manier is het rechts-positivisme: een wet verdient haar respect, ongeacht
de inhoud of de doelen, zolang ze maar op correcte wijze tot stand is gekomen.
Habermas verwerpt de benadering van het rechts-positivisme en is van oordeel dat
het recht toch rechtvaardig moet zijn. Volgens hem moet de meerderheid aan kritiek
worden onderworpen. Luhmann plaatst zich in het verlengde van de Tegen-
Verlichting. Chaos kan worde beperkt door de keuzemogelijkheden van mensen op de
ene of andere manier te beperken o.a. door hen te laten geloven dat de bestaande
orde daarvan onvermijdelijk zijn. Religie en een groot respect voor traditie zijn volgens
hem dan ook middelen waarmee mensen contingente aanvaarden en respecteren,
alsof het geenszins arbitrair is. Habermas en Luhmann benaderen het op een filosofie
manier, terwijl andere sociologen het probleem op een zakelijke manier benaderen. Zij
kijken naar de wijze waarop mensen effectief tot gedeelde waarden, gezamenlijke
doelen en gemeenschappelijke opvattingen komen.
, Waarom al die zorgen om orde?
Het sociologische ‘probleem van de orde’, verwijst naar het behoud van van de mogelijkheid
om tot nageleefde regels te komen. Het is belangrijk dat we in het verband een regel
aannemen en die naleven. Hoe we tot dergelijke regels komen, verschilt per socioloog.
Echter wordt de ‘sociale orde’ wel steeds opgevat als datgene wat het leven een mate van
voorspelbaarheid en berekenbaarheid geeft, en op die manier leefbaar maakt in allerlei
situaties. Om de sociale orde te leren zien, moeten we enige afstand nemen van ons eigen
handelen. We moeten het vanzelfsprekende problematiseren. Het probleem van de orde is
de gemoedsrust en de voorspelbaarheid van het sociale leven; waar komt het vandaan?
Zonder beperkingen, zonder respect voor bepaalde regels zou het leven volkomen
onvoorspelbaar en daardoor onleefbaar worden met een oorlog als gevolg. Twee
fundamentele sociologische vragen:
1. Het probleem van de orde: hoe worden voorspelbaarheid en een mate van orde
gerealiseerd?
2. Het probleem van de niet-arbitraire contingentie: welke regels zijn absoluut nodig en
dus niet-arbitrair?
De legitimerende derden: natuur, geschiedenis en samenhang
Er worden nog drie bronnen van het niet-contingente erkend:
1. Natuur
Mensen zijn fysieke organismen en de maatschappelijke orde wordt hierdoor
beïnvloed. Echter probeert men de fysieke beperkingen te verleggen en overwinnen.
Sommige gedragingen zitten op de rand van natuur en cultuur. In de 19de en begin
20ste eeuw werd veelvuldig naar de natuur verwezen om een bepaalde
wetenschappelijke orde te verdedigen. Iets natuurlijks kwam neer op iets boven de
menselijke willekeur. Iedereen dient zich hierbij neer te leggen. Precies daarom deed
men een beroep op de natuur. Hayek stelt dat markteconomie hier een voorbeeld van
is. Er is een groeiende belangstelling voor de sociale en culturele relevantie van
evolutie en genetica. Het is onduidelijk welke begrippen de natuurlijke condities en de
natuurlijke eigenschappen de beperkingen opleggen. Grenzen blijven we middels
wetenschappelijke en technologische vooruitgang weerleggen. De basishypothese is
dat ook dan alles van de natuur contingent is.
2. Geschiedenis
Een persoon leeft noodgedwongen met zijn verleden, gemeenschappen en
samenlevingen. Keuzes beperken latere keuzemogelijkheden (denk bijv. aan
technologie). Dit besef heeft geleid tot talrijke theorieën. Een voorbeeld is het
onderscheid van Comte tussen de tijdperken van de religie, metafysica en het
positivisme. Het geloof in een dergelijke theorie van de geschiedenis kan een
bepaalde orde legitimeren; doen geloven dat bepaalde regels en ontwikkelingen
onvermijdelijk en dus niet-arbitrair zijn. Geschiedenis kan beperkingen opleggen aan
de wegen die een samenleving, cultuur of beschaving inslaat.
3. Samenhang
Een instelling als het gezin kan veel verschillende vormen aannemen, maar niet alle
vormen zijn compatibel met alle mogelijke manieren om de economie of productie van
goederen en diensten te organiseren. In de jaren 50 was het traditionele nucleaire
gezin het best aangepast aan de industriële samenleving (zie blz. 19). Echter klopt de