Nederlands samenvatting 2.4
Portaal H1,2,9
Hoofdstuk 1:
Taal heeft cruciale rol; jezelf uitdrukken en relaties aangaan met anderen; expressie & contact; jezelf kunnen uiten en
verbinden met anderen.
Via taal kan je ook kennis en jezelf ontwikkelen
Iedereen heeft recht op goed taalonderwijs, zodat je je goed kan ontwikkelen onderwijs grote bijdrage aan brede
taalontwikkeling
Drie begrippen die kernfuncties omvatten:
1. Kwalificatie: eigen maken van kennis, vaardigheden en houdingen die leerlingen kwalificeren voor het leven in
onze maatschappij; bij taalonderwijs om basale kennis van taal en taalvaardigheden; spreken, schrijven, lezen &
luisteren. Belangrijke functie van onderwijs; eerst basiskennis leren
2. Socialisatie: voorbereid worden op leven als lid van gemeenschap met eigen tradities, gewoontes, regels en
praktijken. Proces waarbij iemand (on)bewust cultuurkenmerken over neemt. (Op PO ook Nederlandse cultuur
kenmerken leren)
3. Subjectivering: vorming van een persoon; filosofische aanduiding voor persoonsvorming waarbij mens als subject
wordt gezien en niet als object waarover andere mensen beslissen wat ze met dat ‘ding’ (object) willen doen
gaat over menselijke individualiteit & subjectiviteit PO zorgt voor verantwoordelijkheidsgevoel en ruimte om
aangesproken te voelen door omgeving, die moreel appel op hen doet. (Ik én mijn wereld)
Taalonderwijs geven om: leerlingen beter te leren spreken & luisteren, schrijven en lezen hierin laten oefenen betere
taalgebruikers worden hierdoor makkelijker inhouden andere vakken verwerven; kennis van taal vergroten
En om: taal is een belangrijk element van onze cultuur; taal is instrument waardoor we ons van andere levenssoorten
onderscheiden & zichzelf leren kennen & uitdrukken
Handelen van LK wordt gestuurd door zijn visie op leren en visie op taalonderwijs
impliciete opvattingen hoe je het best taalonderwijs kan geven; strak volgen van methode, zonder dat LK afvraagt
waarom deze stof is gekozen en zo wordt aangeboden
expliciete opvattingen waarbij je als LK wél nadenkt over onderwijs dat ze geven (website/schoolplan)
Aannames waarop onderwijs het best gegeven kan worden zijn gebaseerd op leertheorieën; behavioristische, cognitieve
en constructivistische/sociaal-culturele leertheorieën Constructivisme populair
Constructivisme: stelt interactie tussen de lerende en leeromgeving centraal; leren is actief proces van kennisverwerving,
waarbij kennis ontstaat in interactie met anderen
ook maatschappelijke ontwikkelingen zijn van invloed; (jaren 60) emancipatorische ideologie, waarbij kinderen hun
gedachten, ideeën en meningen leerden verwoorden (communicatie & expressie werd belangrijk in onderwijs) &
aansluiting bij leefwereld/milieu van lln.
Tegenwoordig: aandacht in onderwijs voor technologische ontwikkelingen; hoeveelheid informatie groeit en is altijd/overal
beschikbaar; informatie/communicatie wordt gedigitaliseerd en communicatie verloopt sneller
21e-eeuwse vaardigheden in onderwijs: creativiteit, kritisch denken, probleemoplossingsvaardigheden, communiceren,
samenwerken, digitale geletterdheid, sociale en culturele vaardigheden en zelfregulering.
Digitale geletterdheid: combinatie van ICT-basisvaardigheden (kunnen omgaan met ICT en computational thinking),
informatievaardigheden en mediawijsheid)
maakt niet uit vanuit welke visie er taalonderwijs wordt gegeven
Soorten visies:
1. Traditioneel taalonderwijs: taal wordt gezien als belangrijke drager van onze cultuur, deelvaardigheden van taal
worden geïsoleerd aangeboden; nadruk ligt op schriftelijke vaardigheden (hierbinnen op vormaspecten)
Grammatica is belangrijk (ontleding in zinsdelen; redekundig en benoemen van woordsoorten;
taalkundig)
Schrijven: accent ligt sterk op vorm van taal; spelling systematisch schrijfwijze leren
Lezen: nadruk op techniek van lezen; leestechniek, leesbegrip, leesbeleving aparte lessen BL, TL en VL
Spreken & luisteren: weinig aandacht rol LK: overdrager van leerstof
Voordeel: overzichtelijk; verdeeld in deelaspecten die los van elkaar te analyseren zijn
Nadeel: aandacht voor verschillende domeinen is niet evenwichtig; accent ligt op meetbare aspecten en
andere blijven onderbelicht, geleerde wordt niet als betekenisvol ervaren Weinig scholen houden zich
strak aan taalonderwijs vanuit deze visie
2. Thematisch-cursorisch taalonderwijs: uitgangspunt: lln leren vooral taal door taal te gebruiken in zinvolle
gebruikssituaties, werken met thema’s. LK bedenkt taken bij thema’s waarbij ze werkend taalervaringen opdoen,
die taalvaardigheid vergroot. (Poster/Presentatie maken) Rol LK: begeleider. Bij cursorische activiteiten
oefenen lln vakonderdelen die belangrijk zijn, maar niet in kader van thema kunnen worden geleerd (technisch
lezen/spelling/grammatica)
1
, Voordeel: lln zijn in thema’s bezig met activiteiten die ze als zinvol ervaren
Nadelen: thematisch werken kost veel tijd; moeilijk balans tussen thematisch/cursorisch werken en voor LK lastig
om greep te krijgen wat ze hebben geleerd visie kwam op sinds jaren 70 vorige eeuw, toen accent in
samenleving kwam te liggen op individuele zelfontplooiing en maatschappelijke bewustwording; visie opgepakt
door taalmethoden hoofdkenmerken nog te zien in taalmethoden
3. Taal bij alle vakken: taal is meer dan materie die geleerd moet worden en dat je d.m.v. taal kunt leren. Taal
gebruik je voor leren van nieuwe inhouden en voor verkrijgen van nieuwe inzichten LK sterk gericht op
interactie in groep; laten leren in klassikaal verband of in groepjes LK probeert d.m.v. instructie/taaltaken
denkproces te ontwikkelen
Voordeel: taal gebruiken in situatie die betekenisvol is, maar ook transferproblemen worden voorkomen.
Aangeleerde strategieën zijn bij BL geen doel, maar middel dat wordt ingezet.
Nadeel: hierdoor kunnen bepaalde taalonderdelen niet goed uitpakken, omdat deze beter systematisch
aangeleerd kunnen worden spellingonderwijs beter cursorisch aanbieden
aandacht voor deze visie groeide sinds begin jaren 80 vorige eeuw, nog steeds populair (Stichting Kansrijke
Taal vervangt deze methode In VO grote rol
4. Communicatief taalonderwijs: lln leren om goed mondeling & schriftelijk te communiceren; minder aandacht
naar correctheid van taalgebruik en meer naar het tot stand komen van de communicatie en overbrengen van
bedoeling van spreker/schrijver. Accent ligt op luisteren, schrijven en lezen vanuit gedachte; zender(s)
boodschap (de ‘tekst’) ontvanger(s). LK die vanuit deze visie werken, creëren reële communicatieve situaties
zoals die zich ook buiten de school kunnen voordoen
Voordeel: lln kunnen gemotiveerd raken door gekozen situaties
Nadeel: deze situaties kunnen gekunsteld worden & niet alles kan in reële communicatieve functie worden
aangeboden
ontwikkelde zich vanaf begin jaren 80 van vorige eeuw
5. Whole-languagebenadering: het is voor lln onnatuurlijk om taal op te delen in kleinere eenheden (domeinen) die
apart aangeleerd worden. Taal wordt als geheel aangeboden; taalronde; vertellen/luisteren/schrijven/lezen
wordt in samenhang ervaren/geleerd Uitgangspunt: alle lln hebben wat te vertellen; onderwerp gekozen zodat
ze kunnen meepraten en uitgangspunt: taal leren door te gebruiken (taalgebruiker staat centraal); eigen
ervaringen uitgangspunt voor gesprek, binnen taalrondes & tekstbesprekingen alle taalvaardigheden
geïntegreerd, nabespreken o.b.v. inhoud/vorm
Uitgangspunten zijn terug te vinden in wijze waarop lln zakelijke teksten schrijven
6. Strategisch taalonderwijs: gebaseerd op visie dat lln voor uitvoeren van communicatieve taken strategieën
moeten beheersen; hierin worden strategieën uitgelegd, gedefinieerd/aangeleerd. Lln krijgen procedures
aangereikt om dingen op te lossen
Voordeel: lln krijgen beschikking over middel om greep te krijgen op taal
Nadeel: LK gebruikt procedures makkelijk te streng en laat het steeds toepassen, waardoor het vervelend wordt
strategie wordt dan doel op zich i.p.v. middel om tekst te snappen
in jaren 80 van vorige eeuw populair geworden
7. Taakgericht taalonderwijs: gaat uit van idee dat lln niet alleen taal leren óm er taken mee uit te voeren, maar ook
taal leren dóór taken uit te voeren. Onderwijs vindt plaats vanuit taken die ze zelf interessant vinden,
vertrekpunt; inhoud, maar er is een kloof zodat ze taal nodig hebben om tot einde te komen. Kloof tussen wat
lln aan taalvaardigheid bezitten en wat ze nodig hebben om taak tot goed einde te brengen, bedoeling: lln
moeten gemotiveerd genoeg zijn om kloof te overbruggen en in interactie taalvaardiger te worden; ‘wat ze zelf
ontdekken, blijft hangen en leidt tot fundamenteel leren.’
Voor- en nadelen: zelfde als bij communicatieve taalonderwijs/taal bij alle vakken
Jaren 90 vorige eeuw ontwikkeld door steunpunt nt2 centrum voor Taal en onderwijs
8. Interactief taalonderwijs: expertisecentrum Nl stelde uitgangspunten op voor goed taalonderwijs; lln leren best in
krachtige leeromgeving, rekening houdend met individuele verschillen/behoeften; betrokkenheid/activiteit staat
centraal, 3 pijlers:
Betekenisvol leren: lln leren best in contexten die voor hen belangrijk zijn; rijk, uitdagend/motiverend,
herkenbaar en functioneel. Gaat uit van idee dat leren actief proces is, waarin lln kennis van
taak/wereld steeds opnieuw organiseren op basis van aangeboden taalaanbod, ruimte om te
experimenteren en feedback van omgeving
Sociaal leren: lln leren in samenspraak/samenwerking met anderen. Onder invloed van
voorbeeldgedrag volwassene en gesprekken met volwassenen/leeftijdgenoten ontdekken ze
betekenis/functie van gesproken/geschreven taal. Samenwerkend leren is belangrijk;
gemeenschappelijke doelen met eigen persoonlijke verantwoordelijkheid
Strategisch leren: lln hebben concrete strategieën nodig om bepaalde taalproblemen op efficiënte wijze
op te lossen. Ze verwerven veel van de strategieën als vanzelf door samen te werken en modelgedrag
over te nemen. Voor anderen is expliciete instructie nodig
Aanhangers van deze visie veel aandacht voor open leersituaties waarin lln gelegenheid hebben om geleerde
toe te passen en belang herkennen van gerichte instructie; balans hiertussen. Groep 2: open leersituaties en
instructieve situaties, 3 & 4; naast formele leesinstructie ook open leersituatie.
2
, Technisch lezen gezien als faciliterend voor BL; vooral snelle woordherkenning.
Interactief taalonderwijs heeft veel stukken van andere visies in zich, behalve traditioneel taalonderwijs; vele
methodes nemen interactief taalonderwijs als uitgangspunt om taalonderwijs vorm te geven.
Geen leraar geeft consequent les vanuit 1 visie, vaak combinaties (ook in methodes)
4 inhouden van taalonderwijs: (niet los van elkaar te zien)
1. Vaardigheden: (spreken/luisteren/schrijven/lezen), voor PO leren lln al spreken/luisteren. Zonder systematische
instructie en veel doen leren lln niet schrijven/lezen/spellen.
2. Woordenschat: woordkennis is van belang voor taalvaardigheid, speelt rol bij alle domeinen;
schrijven/lezen/spreken/luisteren
3. Jeugdliteratuur: via luisterboeken/digitale media wegwijs maken in deze wereld, d.m.v. boeken/media, leven zich
in in anderen en genieten van leren. Aanbieden van jeugdliteratuur dient als taalverwervingsdoel; andere taal dan
gesproken taal (stijlfiguren etc.)
4. Taalbeschouwing: leren reflecteren op taal/taalgebruik; niet alleen taal gebruiken, maar ook erover nadenken,
belangrijk om:
Lln gaan d.m.v. reflectie bewuster spreken/schrijven/lezen/luisteren. Reflectie is ondersteunend voor
ontwikkelen/bewust hanteren van taal
Taal is een fascinerend fenomeen, belangrijk cultuurelement dat beschouwen het de moeite waard
maakt. Zien hoe taal in elkaar zit en wat de functies zijn, taal bestuderen als belangrijk aspect van de
culturele omgeving.
Onder taalbeschouwing verstaan we ook het reflecteren op de functies van taal:
Hoe spreek je onbekenden aan? (communicatieve functie)
Welke synoniemen zijn er voor het woord leuk? (conceptualiserende functie)
Hoe kan ik de tekst spannender maken? (expressieve functie)
Doelen van het taalonderwijs:
1. Kerndoelen: overheid stelt eisen aan onderwijs (aan LK), vanaf 1990 zo genoemd. Scholen moeten
onderwijsaanbod organiseren die hieraan voldoet.
o Mondeling onderwijs:
– Lln leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Tevens leren ze die informatie,
mondeling/schriftelijk, gestructureerd weer te geven.
– Lln leren zich naar vorm/inhoud uit te drukken bij geven/vragen van info, uitbrengen van
verslag, geven van uitleg, instrueren en discussiëren
– Lln leren informatie te beoordelen in discussies en in gesprek dat informatief/opiniërend van
karakter is en leren met argumenten te reageren
o Schriftelijk onderwijs:
– Lln leren informatie te achterhalen in informatieve/instructieve teksten; schema’s, tabellen,
digitale bronnen
– Lln leren naar inhoud/vorm teksten te schrijven met verschillende functies, als; informeren,
instrueren, overtuigen/plezier verschaffen
– Lln leren informatie/meningen te ordenen bij lezen van school- en studieteksten en andere
instructieve teksten, bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale
– Lln leren informatie en meningen te vergelijken/beoordelen in verschillende teksten
– Lln leren informatie en meningen te ordenen bij schrijven van brief, verslag, formulier,
werkstuk; aandacht voor zinsbouw, spelling, handschrift, bladspiegel, beeldende elementen en
kleur.
– Lln krijgen plezier in lezen en schrijven voor hen bestemde verhalen, gedichten en
informatieve teksten
o Taalbeschouwing, waaronder strategieën:
– Lln leren bij doelen onder ‘mondeling en schriftelijk taalonderwijs’ strategieën te herkennen,
te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen
– Lln leren aantal taalkundige principes en regels, ze kennen: regels voor spellen van
werkwoorden, andere woorden en gebruik leestekens
– Lln verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen
onbekende woorden.
2. Tussendoelen bij de kerndoelen: meeste scholen voldoen aan kerndoelen door voor nieuwere methodes te
kiezen; resultaten zijn goed binnen marges die men op grond van populatie van school kan verwachten; lln
gebruiken wat ze hebben geleerd niet bij andere vakken. niet vanzelf, moeten ertoe worden aangezet. Zo niet,
systeemscheiding; dat wat geleerd is bij NL, hoort daarbij. Om scholen te ondersteunen tussendoelen =
concretisering van kerndoelen. (als advies) (Expertisecentra)
o Tussendoelen beginnende geletterdheid
3