JP
Het goede leven & de vrije markt
Filosofie uitwerking eindtermen + primaire teksten H1 t/m H11 (-H5)
Jenna van Aart V6
Centrale vraag van het boek: “Wat is het goede leven en brengt de vrije markt, als een
kerndomein van de moderne samenleving, ons daar dichterbij of voert ze ons er juist
vandaan? En, als de huidige vrije markt en het goede leven niet altijd samen opgaan, hoe
kunnen we dan inzichten ontwikkelen die hen wel meer op één lijn brengen?”
Hoofdstuk 1: De vrije markt en het goede leven in meervoud
__________________________________________________________________________
Eindterm 4: De kandidaten kunnen de vraag naar het goede leven relateren aan de vraag
wat het betekent dat de mens ‘zich tot zichzelf-in-de-wereld verhoudt’. Hierover kunnen zij
een beargumenteerd standpunt innemen aan de hand van:
• Socrates’ opvatting dat het niet onderzochte leven niet de moeite van het leven
waard is;
• Het verschil tussen mensen en dieren volgens Cassirer;
• Nietzsches opvatting van de mens als ‘niet-vastgesteld dier’.
In tegenstelling tot veel dieren bezit de mens het vermogen tot reflectie. Wij kunnen ons
buiten onszelf plaatsen om naar onszelf en naar onze plek in de wereld te kijken. Reflectie
op de “wereld” leidt tot vragen over het goede leven.
Cassirer: mens is een animal symbolicum (het symboliserende dier). We gebruiken
symbolen en tekens om te kunnen reflecteren. Dankzij taal en dankzij symbolen kunnen wij
onszelf buiten onszelf plaatsen.
Voorbeelden ‘symbolische vormen’: religie, kunst, taal, wetenschap, filosofie.
Nietzsche: de mens is het niet-vastgestelde dier. De mens is niet gebonden aan een
instinct, maar we kunnen kiezen. Volgens Nietzsche is de mens een ziek dier omdat hij last
heeft van keuzestress.
Socrates: het niet-ondergezochte leven is het niet waard geleefd te worden. Als je niet
kritisch onderzoekt of je het maximale uit je leven haalt, en of je het zelf eens bent met de
soms automatische keuzes die je maakt, dan had je net zo goed niet kunnen leven. Door
middel van kritisch onderzoek (filosoferen) kunnen we invullen hoe we een goed en zinvol
leven kunnen bereiken, maar ook welke rol religie, kunst, wetenschap etc. daarin behoren te
krijgen.
__________________________________________________________________________
Eindterm 5: De kandidaten kunnen de kritiek van Nussbaum weergeven op de opvatting dat
het bruto nationaal product (BNP) als criterium voor het goede leven kan worden
gehanteerd. Daarbij kunnen ze de capabilities approach, uitleggen, toepassen en
beoordelen.
De vrije markt is zelf geen moreel en cultureel neutraal systeem.
• Niet moreel neutraal: bepaalde waarden (bv ondernemerschap) zijn belangrijker dan
andere waarden.
• Niet cultureel neutraal: typisch Westers modern.
• Niet ideologisch neutraal: groei van materiële welvaart.
Bruto Nationaal Product (BNP) wordt al jaren gebruikt als indicator of het land het goed doet
en of het land geslaagd is. Een hoog BNP lijkt echter niet automatisch het goede leven te
bevorderen. Je kan als land heel erg rijk zijn, maar bijvoorbeeld slecht onderwijs hebben.
1
,JP
Nussbaum: je kunt het BNP niet gebruiken als indicator. Nussbaum stelt dat andere
factoren zoals vrijheid en de positie van de vrouw meer zeggen over ‘het goede leven’ in een
land.
Capability Approach: mensen krijgen de ruimte om keuzes te maken. Volgens Nussbaum
is een land geslaagd als mensen deze capabilities kunnen ontwikkelen.
De 10 capabilities:
• Leven
o Je bent in staat een goed leven te lijden zonder vroegtijdig te sterven.
• Lichamelijke gezondheid
o Goede gezondheid, niet hele tijd ziek zijn bijv.
• Lichamelijke integriteit
o Een onderdeel hiervan is bijvoorbeeld beweging, sporten.
• Zintuigelijke waarneming
o Alles wat je met zintuigelijke waarneming kunt doen. Bijv onderwijs
volgen.
• Emoties
o Je wordt niet geblokkeerd in je emoties en je kunt voelen wat je wilt en
hiernaar handelen.
• Plannen maken
o Je bent zelf in staat om doelen te stellen.
• Relaties met anderen kunnen en mogen hebben
o Je kunt relaties hebben met wie dan ook.
• Andere soorten
o Zorgen voor de natuur of dieren bijv.
• Spel
o Je kunt lachen, recreëren, een spel spelen.
• Zeggenschap over de eigen omgeving
o Je mag andere mensen overtuigen van jouw standpunt(en).
Kritiek op Nussbaum van de auteurs:
1. De capabilities leggen nadruk op keuzevrijheid en zelfontplooiing en dit is nogal
westers. Het is niet alsof je er oor kunt kiezen om niet met de natuur te leven, deze
keuze heb je gewoon niet.
2. We hebben nou eenmaal verplichtingen die horen bij het menselijk bestaan. Wie
bijvoorbeeld een kind krijgt kan dit niet zomaar terugdraaien. Er zijn condities waar je
niet omheen kunt en je moet het hiermee doen.
3. Instituties (bv staten, banken en scholen) geven ons mogelijkheden, maar beperken
onze vrijheid ook. Denk aan de leerplicht.
5 dimensies van het menselijk bestaan (volgens de auteurs):
Deze dimensies zijn condities of voorwaarden. Zonder deze dimensies kan het goede leven
niet bestaan.
1. Relaties met medemensen.
Je bent nooit alleen, we zijn altijd op de een of andere manier met andere
mensen verbonden.
2. Instituties.
We leven in een samenleving waarin al allerlei structuren zijn. We zitten in
een netwerk van instituties. We moeten hier iets mee, je kunt er niet omheen.
3. Het lichaam.
Je bent nu eenmaal in een bepaald lichaam geboren, je kunt hier niet voor
kiezen.
4. De natuur.
2
,JP
We zijn verbonden met de natuur en hebben deze nodig – terwijl we de natuur
er soms ook proberen buiten te houden.
5. De zin.
Het geestelijke. Wat is de zin van het leven? Wat is het goede leven? Ookal
weet je niet wat de zin van het leven is, toch blijft dit een vraag voor de mens.
Elk concept van het goede leven moet ruimte inbouwen voor de vraag naar
het goede leven.
! Als een van deze vijf dimensies wordt verwaarloosd, is een goed leven niet mogelijk. !
Hoofdstuk 2: Plato en Aristoteles over het goede leven
__________________________________________________________________________
Eindterm 6: De kandidaten kunnen Plato’s argumentatie voor de ‘ideale staat’ reconstrueren
en evalueren. Hierbij kunnen zij:
• De kritiek van Plato op de democratie weergeven;
• Uitleggen wat bij Plato het verband is tussen de hiërarchische orde in de samenleving
en de drie delen van de menselijke ziel;
• Beargumenteren dat Plato’s ‘ideale staat’ zowel als een utopie als een dystopie kan
worden beschouwd en daarbij de kritiek van Popper betrekken.
Plato: het goede leven is een leven waarin iedereen zijn plaats heeft. Wie geboren wordt om
op het land te werken, moet op het land werken. Wie geboren wordt om leiding te geven,
moet leidinggeven.
Plato vergelijkt de staat met de menselijke ziel. Oftewel: hij vergelijkt de staat met de
vermogens die de mens bezit. De menselijke ziel bestaat uit drie delen, die alle drie
overeenkomen met een deel van het lichaam. Volgens Plato zijn de verschillende delen van
de ziel niet bij elk mens even sterk. Bij sommige mensen zijn de emotie en de ratio niet sterk
genoeg om de lust te onderdrukken.
Deel van de Lichamelijk In de polis Doel/wat doet het?
menselijke ziel
Denken-schouwend Hoofd Filosoofkoningen Deel van de ziel dat
deel overeenkomt met de
ratio en met het
maken van wijze
beslissingen.
Thymethisch- Borst Strijders Heeft te maken met
eergevoelig deel de hogere emoties.
Bv: je wil je leven
geven uit liefde voor
je land.
Vegetatief- Buik Boeren/arbeiders Heeft te maken met
verlangend deel lust à ik kan niet
stoppen met
chocolade eten.
Vraag à denk je dat iemand die zijn lust niet kan beheersen, goed een staat zou kunnen
leiden?
Het antwoord is natuurlijk ‘nee’.
3
, JP
Je kan natuurlijk leren je lust te beheersen. Plato was het hier niet helemaal mee eens, want
‘wie als een dubbeltje geboren wordt, kan nooit een kwartje worden’ à je kunt jezelf niet
verbeteren of hoger op komen in de samenleving.
Volgens Plato moeten de mensen met de grootste ratio de samenleving besturen
(filosoofkoning). Er moet een duidelijke hiërarchie zijn in de duidelijke samenleving. De
grote onderlaag bestaat uit mensen die hun lust niet kunnen beheersen.
De kritiek van Plato op de democratie:
Volgens Plato werkt een democratie (‘de heerschappij van het volk’) alleen als het volk in
staat is om voor het algemeen belang te kiezen. Maar als de meeste mensen alleen hun lust
en eigenbelang nastreven, en niet in staat zijn om iets anders te doen, dan zijn de
beslissingen van een democratie niet op wijsheid gebaseerd.
De ideale staat van Plato kun je zowel als utopie en als een dystopie zien.
Utopie à een perfecte samenleving, want iedereen heeft zijn/haar plek en kan
hierdoor goed samenwerken.
Dystopie à ieders gehele leven staat in dienst van het collectief. Er is geen
keuzevrijheid.
Kritiek van Popper op Plato’s ideale staat:
Een samenleving moet altijd ruimte overlaten voor meerdere waarheden en er moet ruimte
zijn voor kritische discussies. We moeten toelaten dat anderen het met ons oneens zijn. De
staat van Plato – waarin een kleine groep de grote groep monddood maakt – is daarom een
slechte samenleving. Door te streven naar de ideale staat van Plato krijg je uiteindelijk een
totalitaire staat zoals Nazi-Duitsland.
__________________________________________________________________________
Eindterm 7: De kandidaten kunnen Aristoteles’ argumentatie dat er verschillende goede
staatsvormen zijn, reconstrueren en evalueren. Daarbij kunnen zij:
• Uitleggen welke rol de rede (logos), de deugd (aretè) en het handelen (energeia) als
werkelijkheid van de ziel daarin spelen;
• Beargumenteren dat deugdzaamheid en geluk (opgevat als eudaimonia van het
praktische leven) uitsluitend bereikt kunnen worden binnen de polis (stadstaat);
• Met voorbeelden uitleggen dat staatsvormen volgens Aristoteles kunnen ontaarden.
Volgens Aristoteles zijn er verschillende goede staatsvormen (dus niet 1 vorm zoals bij
Plato). De mogelijke staatsvormen: de monarchie (één heerser), de aristocratie (meerdere
heersers) of de politeia (deel van het volk). Al deze staatsvormen kunnen ontaarden. Stel dat
de machthebber er alleen op gericht is om zichzelf te verrijken over de rug van de bevolking,
dan is hij/zij geen goede machthebber. Hieronder zie je de goede staatsvorm, en wat er met
deze staatsvorm gebeurt als de vorm ontaard.
Goede staatsvorm Ontaarde staatsvorm
Één heerser Monarchie Tirannie
De monarchie wordt een
tirannie wanneer de
alleenheerser niet meer
heerst vanuit het algemeen
belang.
Meerdere heersers Aristocratie Oligarchie
4