1. Relaties: De invloed van de vrije markt op relaties, is dat relaties een soort transacties
worden en dus alleen maar belangrijk worden geacht als ze ook iets opleveren voor het
individu. De ‘verdikking’ van de marktrelaties, houdt in dat we herwaardering hebben
gevonden voor lokale bedrijven en lokale producten. We zien in dat grote bedrijven niet alles
zijn en hebben daarom dus ook niet alleen maar meer quit-relaties (dunne relaties), maar
ook dikkere relaties. Er is dus een global civil society ontstaan; een samenleving, waarin we
ons ook bewustzijn van de slechte kanten van de vrije markt.
Instituties: bedrijven krijgen steeds meer macht over ons individuele leven en ze kunnen niet
tot verantwoording worden geroepen. Daarnaast gaat het vooral om de aandeelhouders
tevreden te houden met zoveel mogelijk rendement en wordt er verder geen rekening
gehouden met de mensen die bijv. in armoede leven, dit wordt ook wel het share-holder
capitalism genoemd. Neoliberale marktlogica staat hiermee in verband en houdt in dat de
markt zichzelf reguleert met winstmaximalisatie als hoogste doel. Begrenzing hiervan is dus
nodig en daarom moeten we beseffen dat niet alles kan worden opgevat in termen van de
markt. De markt moet dus niet elk terrein van ons leven, bijv. de zorg, gaan beheersen.
Lichaam: de moderniteit haalt ons lichaam uit de publieke sfeer. We hoeven deze niet meer
in te zetten voor arbeid, maar dit zorgt er wel voor dat de markt ons op allerlei manieren
probeert te prikkelen, zodat we maar blijven consumeren. We moeten daarom ook werken
aan onze consumptieve weerbaarheid: we moeten ons weerbaar maken tegen de prikkels
op de markt. Daarnaast moeten we ook werken aan onze digitale weerbaarheid: we moeten
onszelf weerbaar maken tegen de algoritmen, die ons leven dreigen te bepalen.
Natuur: in het opzicht van de vrije markt, wordt de natuur gezien als een onuitputbare bron
van grondstoffen, terwijl dit in de werkelijkheid natuurlijk helemaal niet het geval is. Daarom
is er een ecologische transitie nodig: we moeten de natuur niet langer zien als een
grondstof, maar als een onderdeel van ons bestaan. Daarvoor moeten we onze economie
ook anders inrichten: we moeten gebruik gaan maken van een circulaire economie (alles
wordt hergebruikt) en een immateriële economie (het merk van spullen en hoe up-to-date
deze zijn maken niet meer uit).
Zin: de vrije markt zorgt ervoor dat we kunnen kiezen en dus in die zin vrijheid hebben, maar
het zijn allemaal betekenisloze en zinloze keuzes. Of je namelijk amazon of bol.com gebruikt,
maakt niet uit. We hechten daarnaast alleen maar waarde aan zingeving op korte termijn,
ook wel hyperindividualisme. Dit is het vrijheidsconcept van de moderne tijd. We moeten
echter toe naar een holistisch vrijheidsbegrip: we bevrijden ons van externe factoren die ons
tegen houden, maar houden wel vast aan degene die onze vrijheid mogelijk maken. We zijn
dus vrij binnen een geheel aan bestaansvoorwaarden.
2. - Het goede leven: noodzakelijk voor het goede leven is vrijheid, maar verder geeft iedereen
hier zijn of haar eigen invulling aan. We moeten echter wel vrij zijn om onze eigen keuzes te
kunnen maken.
- Vrijheid: het kunnen kiezen voor bepaalde dingen of het afwezig zijn van beperkingen.
Onze keuzes hangen meestal samen met ons idee over het goede leven.
- Markt: de markteconomie bepaalt voor een groot deel onze vrijheid en de opvatting over
het goede leven. Onze keuzes worden op heel veel manieren namelijk beïnvloed door allerlei
bedrijven door bijv. reclames.
- Arbeid: het werk verricht in de keten van het productieproces.
- Institutie: de creaties die ontstaan uit menselijke relaties en handelen, zoals politiek,
rechtspraak en onderwijs.
- Lichaam: het lichaam is waar wij ons in bevinden en dus kunnen wij niet leven zonder deze.
, - Zin: de vraag die wij ons wel vaker stellen, namelijk wat de zin is van het leven.
- Relaties: de banden die wij hebben met mensen om ons heen.
- Natuur: de natuur om ons heen. Deze zorgt ervoor dat wij goede leefomstandigheden
hebben en grondstoffen.
3. X
4. Met ‘zich tot zichzelf in de wereld verhouden’ wordt bedoelt dat we als het ware een stapje
buiten onszelf kunnen zetten en op die manier op onszelf en de wereld reflecteren. Dit
kunnen wij doen door het bestaan van taal/tekens. Ook vallen wij in tegenstelling tot dieren
niet geheel samen met onze omstandigheden en hierdoor kunnen wij bepaalde emoties
ervaren m.b.t. de omstandigheden; we worden er (on)gelukkig van. Dit verhouden tot de
totaliteit van het leven zorgt ervoor dat wij mensen kunnen vragen naar het goede leven.
Volgens Socrates is het niet onderzochte leven het niet waard om geleefd te worden.
Hiermee bedoelt hij dat als we niet het maximale uit het leven halen, we net zo goed niet
hadden kunnen leven. We moeten over elke keuze goed nadenken en altijd de beste optie
kiezen.
Cassirer ziet de mens als een animal symbolicum, een symboliserend dier. Het tot-zichzelf-
verhouden wordt door de mens in tekens tot uitdrukking gebracht. De mens drukt zijn
waarnemingen en gevoelens uit in taal, tekens of symbolen. Deze symboliserende
eigenschap scheidt ons volgens Cassirer af van de dieren.
Volgens Nietzsche is de mens het ‘niet-vastgestelde dier’. Dit houdt in dat wij niet gebonden
zijn aan instinct en dus voortdurend keuzes moeten maken. Deze keuzes zorgen ook
regelmatig voor stress en daarom noemt Nietzsche de mens ook wel een ‘ziek dier’.
5. De welvaart en daarmee het goede leven werd vroeger gemeten aan de hand van het BNP,
maar dit is inmiddels achterhaald. O.a. Nussbaum leverde hier kritiek op en kwam met de
capabilities approach. Capabilities zijn de 10 zaken die de overheid mogelijk moet maken
voor de burgers, namelijk: leven, lichamelijke gezondheid, lichamelijke integriteit(beweging),
zintuigelijke waarneming en wat je daarmee kunt(onderwijs), emoties, plannen maken,
relaties met anderen kunnen en mogen hebben, andere soorten(dieren), spel, zeggenschap
over de eigen omgeving(rechten hebben). Als we goed willen leven, moeten we ruimte
krijgen om deze mogelijkheden te verwezenlijken. Hier valt echter ook kritiek op te geven: de
lijst is erg Westers (keuzevrijdheid), het menselijk bestaan heeft nu eenmaal verplichtingen
en ook beperken instituties onze vrijheid (leerplicht).
6. Een democratie werkt alleen maar als het volk in staat is om voor het algemeen belang te
kiezen, maar dat zal niet gaan, aangezien de meeste burgers hun lust zullen nastreven. Het
volk is simpelweg te dom en daarom moeten de wijze filosofen regeren. Ook slaat een
democratie onvermijdelijk om in een ochlocratie (=het volk laat zich leiden door het kwaad
i.p.v. hun verstand), omdat ze handelen uit eigenbelang.
De ‘ideale staat’ is volgens Plato o.a. een staat waarin iedereen zijn plek kent en deze ook
uitoefent. Er is dus een sterke hiërarchische orde, die ook in verband staat met de delen van
de menselijke ziel, zoals hier in de tabel te zien is: