Leerdoelen Verbintenissenrecht 2
Leerdoelen week 1
Verbintenissen uit de wet kunnen, zoals hiervoor is aangegeven, ontstaan op grond van
rechtmatige daad (zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde
verrijking) en op grond van de onrechtmatige daad. Vooral deze laatstgenoemde vormt een
belangrijke en omvangrijke bron van verbintenissen. Deze week zullen we de criteria van de
onrechtmatige daad uit de P2 herhalen en aanvullen. Daarbij kijken we vooral naar het
belangrijke leerstuk van gevaarzetting.
Leerdoelen
· in casuïstiek gemotiveerd aangeven of sprake is van aansprakelijkheid uit
onrechtmatige daad;
· aan de hand van de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria het leerstuk
gevaarzetting uitleggen en toepassen;
Literatuur: Hartlief e.a. Hoofdstuk 1 en 2 m.u.v. paragraaf 2.4.3
Jurisprudentie: Natronloog, Taxusstruik & Cola-Duchateau (Kelderluik)
,Art. 6:162 lid 1 BW De onrechtmatige daad
- Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad (1) pleegt, welke hem kan worden
toegerekend (2), is verplicht de schade (3) die de ander dientengevolge (4) lijdt, te
vergoeden
- Relativiteit (5), zie art. 6:163 BW: relativiteitsbeginsel.
De onrechtmatige daad ex art. 6:162 BW: lid 1 en 2
Stappenplan de onrechtmatige daad art. 6:162 BW
Stap 1: Is er hier sprake van een daad/ doen of een nalaten?
Het verschil is alleen interessant als het gaat om aansprakelijkheid van de ouders voor hun
kinderen of voor personen die een geestelijke of lichamelijke tekortkoming hebben. In dat
geval is alleen sprake van aansprakelijkheid bij een doen en niet bij een nalaten. Er is bijna
altijd sprake van een doen, nalaten is een uitzondering. Is alleen sprake van wanneer je niet
handelt waar je wel had moeten handelen (bv niet ingrijpen wanneer een kind verdrinkt).
Stap 2: is het doen/nalaten onrechtmatig? Is er sprake van één van de drie
onrechtmatigheidsvormen? (art. 6:162 lid 2 BW) (alternatieve voorwaarden)
1. Inbreuk op een recht (HR Zwiepende Tak-arrest):
Is een subjectief recht dat persoon aan het recht ontleent en dat tegenover iedereen
geldt. Daaronder vallen persoonlijkheidsrechten, zoals lichamelijke integriteit, recht op
leven en privacy, maar ook absolute rechten zoals eigendomsrecht en auteursrecht.
HR Zwiepende tak arrest: vier jongeren lopen in bos. Jongen schopt tegen tak, die
tegen oog van vriend komt. Vriend verliest daardoor zijn oog. Toch is er volgens HR
geen onrechtmatige daad gepleegd. Daarvan zou sprake zijn indien de mate van
waarschijnlijkheid van een ongeval (het oplopen van letsel door een ander) als gevolg
van dat gedrag zo groot is dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van
dat gedrag had moeten onthouden. HR bouwde een extra toets in bij deze
onrechtmatigheidscategorie. Als er sprake is van inbreuk van een recht door
zaaksbeschadiging of toebrengen lichamelijk letsel, dan is die inbreuk niet voldoende
voor het aannemen van onrechtmatigheid. In deze gevallen moet er tevens sprake
zijn van strijd met een wettelijke plicht of strijd met maatschappelijke zorgvuldigheid**
2. Strijd met een wettelijke plicht:
bij een doen of nalaten in strijd met wettelijke plicht kan je denken aan het schenden
van een strafrechtelijke norm (zware mishandeling art. 300 Sr) er wordt dan een
wettelijke norm geschonden, hetgeen een onrechtmatige daad oplevert.
, 3. Strijd met maatschappelijke zorgvuldigheid: bij een doen of nalaten in strijd met
maatschappelijke zorgvuldigheid gaat het om een doen of nalaten in strijd met de
maatschappelijke aanvaarde normen van zorgvuldig gedrag. In praktijk de
belangrijkste onrechtmatigheidscategorie. Is ongeschreven recht. Veel uiteenlopende
factoren van invloed op deze ongeschreven gedragsregels. Deze
onrechtmatigheidscategorie is daarom nader ingevuld in jurisprudentie. Indien er
sprake is van gevaarzetting, dan werk je Kelderluik-arrest uit (zie onderstaand bij
gevaarzetting)
Let op: als het in casus mogelijk is om alle drie uit te werken, dan doen! Loop alle gronden
even af. Het kan dat je inbreuk maakt op iemand zijn recht, maar niet handelt in strijd met
een wettelijke plicht. Bijna altijd maakt partij inbreuk op een recht, maar is niet altijd
voldoende. Bv sliding maken bij voetbal, maar is dit onrechtmatig? (sport- en spelsituaties),
het risico is er. Het één wil alleen niet zeggen dat er meteen sprake is van de andere.
Inbreuk op een recht is vaak gekoppeld aan de andere 2 onrechtmatigheidsvormen.
Stap 3: rechtvaardigingsgronden art. 6:162 lid 2 BW
Ontneemt het onrechtmatige karakter aan de daad of het nalaten:
- Noodweer
- Overmacht in zin noodtoestand
- Toestemming benadeelde
- Ambtelijk bevel
- Wettelijk voorschrift
Let op: Als er sprake is van een rechtvaardigingsgrond, dan is er geen sprake van
onrechtmatigheid.
Stap 4: Toerekening art. 6:162 lid 3 BW:
Let op: opzet maakt hier helemaal NIET uit. Ook al deed je het niet expres, dat maakt niets
uit voor de toerekening (zie ook art. 6:165 BW voor geestelijke of lichamelijke tekortkoming)
Kan de onrechtmatige daad worden toegerekend aan veroorzaker van de schade. 3
toerekeningsgronden:
Schuld: de dader treft een verwijt. Als er sprake is van schulduitsluitingsgrond, dan
ontbreekt de schuld.
- Ontoerekeningsvatbaarheid
- Overmacht
- Noodweerexces
- Uitvoering wettelijk voorschrift
- Bevoegd gegeven ambtelijk bevel
Wet: kan zorgen voor toerekenbaarheid. Denk aan art. 6:165 BW: geestelijke
stoornis aan kant veroorzaker schade wordt toch toegerekend als het gaat om doen
van de dader. Ook al ontbreekt de verwijtbaarheid in dat geval, de wet bepaalt dan
toch dat de onrechtmatige daad aan die persoon kan worden toegerekend.
Let op: bij art. 6:164 BW is bepaald dat kinderen onder de 14 jaar geen
onrechtmatige daad kan worden toegerekend. De wet bepaalt hier dat er geen sprake
is van toerekenbaarheid
, Verkeersopvattingen: geen sprake van verwijtbaarheid, maar onrechtmatige daad
kan toch worden toegerekend. Op grond van de verkeersopvattingen vinden we toch
dat de daad kan worden toegerekend. Denk aan HR Meppelse Ree
HR Meppelse Ree: automobilist reed met snelheid van 80 km/u op weg waar
waarschuwingsbord staat voor overstekend wild. Steekt een ree over, automobilist
moet uitwijken en botst op tegemoetkomende auto. Ook al had automobilist geen
andere mogelijkheid dan uitwijken voor de ree, toch is de onrechtmatige daad toe te
rekenen aan de automobilist, o.a. omdat hij gewaarschuwd was voor overstekend
wild. Het is dan eerlijker dat de veroorzaker de schade moet betalen, dan dat het
slachtoffer met lege handen blijft staan.
Stap 5 Schade art. 6:95 e.v. BW
Als er sprake is van toerekenbare onrechtmatige daad, dan moet er vanzelfsprekend ook
sprake zijn van schade. Zonder schade immers geen recht op schadevergoeding. Hoogte
van schade maakt niet uit.
Twee vormen van schade (Art. 6:95 BW)
Vermogensschade (art. 6:96 BW) materiele schade: gaat om schade die geleden
is in vorm van geld. Je hebt geld gemist of het heeft je geld gekost om dat bepaalde
schade is ontstaan
- Geleden schade: vermogen gedaald (bv. Beschadigde auto)
- Gederfde winst: missen van vermogensstijging
Ander nadeel (art. 6:106 BW) immateriele schade: Gaat niet om geld, maar wel
om vergoeden van geleden schade IN geld. Denk aan immateriële
schadevergoeding. Niet alle immateriële schade komt voor vergoeding in
aanmerking. Denk bv aan gederfde levensvreugde, dit is het moeten leven met
chronische pijn of beperkingen waardoor er minder van het leven wordt genoten.
Onthoud de volgende vragen:
- Vestigingsfase: de vraag ben je aansprakelijk ja of nee? Zo ja, (omvangsfase)
hoeveel ga ik dan betalen?
- Omvangsfase: als je de vestigingsfase met ja kan beantwoorden, dan aansprakelijk.
Discussie over de omvang van de schade (hoeveel betalen?)
Stap 6 Causaal verband art. 6:162 lid 1 BW
Schade moet in verband staan met de onrechtmatige daad. Volgt uit het woord
‘’dientengevolge’’ in art. 6:162 lid 1 BW.
Je moet gaan kijken of de schade wordt veroorzaakt door de onrechtmatige daad en de
schade dus in direct verband staat met de onrechtmatige daad. Welke schade is eraan
overgehouden? Er moet een oorzakelijk verband zijn tussen gedraging aan de ene kant en
andere kant.