Samenvatting thema 8
Week 32
De student:
1. Kent de synaptische transmissie binnen het centraal zenuwstelsel en het
somatosensorische systeem, inclusief pijn.
2. Kent de (corticospinale) aansturing van de motoriek.
3. Kent excitatie-contractie koppeling en contractie van skeletspieren (herhaling van
thema 1).
4. Kent de eigenschappen van de verschillende soorten motorunits en hun
motorneuronen
5. Kent de structuren en processen die betrokken zijn bij de somatosensorische
perceptie en kan de betekenis beschrijven van proprioceptie, extero- en interoceptie
en de invloed op de aansturing van de motoriek (gedeeltelijk herhaling van thema 1)
6. Kent de (patho)fysiologie van krachtsverlies bij veroudering en verschillende
mogelijkheden van preventie
7. Kent kenmerken van gezond ouder worden, atypische ziekte presentatie en het
begrip complexiteit m.b.t. de oudere patiënt
Zenuwstelsel
Het zenuwstelsel bestaat uit zenuwcellen (neuronen) en ondersteunende cellen
(neurogliacellen). Er zijn 10 keer meer neurogliacellen dan neuronen.
Neuronen zijn lang en gliacellen zijn kort, beschermen neuronen, spelen een rol in neurale
activiteiten, nutritie en verdediging van neuronen in CZS.
Het zenuwstelsel bestaat uit:
1. Centrale zenuwstelsel (CZS): hersenen en ruggenmerg)
2. Perifere zenuwstelsel (PZS): craniale, spinale en perifere
zenuwen die impulsen brengen naar het CZS (de motorische
en sensorische neuronen) en de ganglia (zenuwcellen buiten
CZS).
a. Craniaal (12): ontspringen uit hersenen en hersenstam
b. Spinaal (31): ontspringen uit ruggenmerg
Twee types:
1. Sensorisch (afferent)
- Somatisch: informatie van ogen, oren, huid en spieren (bewust)
- Visceraal: informatie van interne organen en cardiovasculaire structuren
(onbewust)
2. Motorisch (efferent)
- Somatisch: bewust informatie naar je spieren
- Autonoom: onbewust informatie naar je hart of klieren
Er kunnen ook gemengde neuronen zijn (met gemyeliniseerde of niet-gemyeliniseerde
axonen).
,Autonome zenuwstelsel (AZS)
Twee typen neuronen: preganglionische neuronen (celkern in CZS) en postganglionische
neuronen (celkern in ganglion).
1. Parasympatisch
- Normale homeostase van het lichaam (rust)
2. Sympathisch
- Responsen van het lichaam op bedreigingen en opwindingen (vlucht)
Neuronen reageren direct op stimuli door een omkering van de ionengradiënt (membraan
depolarisatie) dat zich beweegt vanaf de plek van de stimuli over het gehele
plasmamembraan van het neuron (actiepotentiaal; depolarisatiegolf of zenuwimpuls). Een
impuls is in staat lange afstanden af te leggen over neuronen en dergelijke signalen door te
geven aan andere neuronen, spieren en klieren. Door het verzamelen, analyseren en
integreren van informatie kan het lichaam intrinsieke condities blijven stabiliseren.
Het neuron
➢ Cellichaam: celkern (groot) en organellen.
- De Nissl substantie/ lichamen (chromatofilische substantie): vrije polysomen
en RER die nodig zijn voor de grote eiwitsynthese capaciteit.
- Produceert veel cytoplasma voor de processors (axon/dendriet).
- Ook wel perikaryon of soma genoemd.
- Het Golgi-apparaat in cellichaam, mitochondriën in terminale axonuiteinden
- Bevat veel microtubules, actine filamenten en intermediane filamenten
(neurofilamenten). Samen vormen ze het neuronale cytoskelet.
➢ Dendriet: ontvangen van stimuli door middel van synapsen (uitlopers)
- Kort en smal. Dendrieten worden heel smal zodra ze vertakken.
- Er bevinden zich cytoskelet elementen in de distale regio’s.
➢ Axon: weggeven van zenuwimpulsen naar andere cellen.
- Meestal langer dan dendrieten. Motorische axonen zijn meestal wel een
meter lang en omringd met myeline, eindigen in smalle vertakkingen.
- Het plasmamembraan van een axon wordt soms axolemma (membraan) met
axoplasma (inhoud) genoemd.
- Komen vanuit axon hillock (axonheuvel -> overgang cellichaam naar axon),
net achter waar het axolemma geconcentreerde ionenkanalen heeft die het
actiepotentiaal genereren. Hier wordt op basis van prikkelende en remmende
stimuli bepaald of er wel of geen zenuwimpuls wordt voortgeplant.
- Axonen kunnen ook informatie krijgen van andere neuronen. Deze informatie
betreft vooral de overdracht van actiepotentialen naar die neuronen.
,Types neuronen
• Multipolaire neuronen: een axon en twee of meer dendrieten (veel voorkomend).
Alle motorische neuronen en CZS interneuronen.
• Bipolaire neuronen: een dendriet en een axon (sensorische neuronen van retina,
binnenoor en reukepithelium). Ontvangt informatie van PZS en geeft het door aan
het CZS.
• Unipolaire neuronen: andere sensorische neuronen (bevatten alleen een axon;
vertakkingen dienen als ontvangende structuren, maar er zijn geen dendrieten).
Zeldzaam bij mensen en komen vooral in het cerebellum voor.
• Pseudo-unipolaire neuronen: één uitloper die in een T splitsing uitloopt, waarbij de
ene kant de axon vormt en de andere kant een dendriet. Vooral in perifeer
zenuwstelsel.
• Anaxonische neuronen: met veel dendrieten, maar geen axon. Produceren geen
actiepotentialen, maar reguleren elektrische veranderingen van aangrenzende CZS-
neuronen.
Interneuronen (schakelcellen) zorgen voor transport tussen andere neuronen door de
sensorische zenuwen te verbinden met motorische zenuwen. De interneuronen vormen
hierbij complexe netwerken (circuits) in het CZS. Ze zijn multipolair of anaxonisch. 99% van
de neuronen in volwassenen zijn interneuronen. In het CZS zitten de meeste cellichamen van
neuronen in de grijze stof en de axonen in de witte stof. In het PZS zitten de cellichamen in
ganglia en in sommige sensorische regio’s (zoals reuk mucosa) en de axonen zijn hier
gebundeld in zenuwen.
Axonaal transport
1. Anterograde transport: organellen in het cellichaam bewegen zich langs axonale
microtubelen via kinesine van het cellichaam naar de synapsen/ het axonplasma.
2. Retrograde transport: macromoleculen (bijv.: endocytose (virus/toxinen)) worden
getransporteerd langs microtubules via dyneine in omgekeerde richting (dus van
axon naar cellichaam)
, Synaptische communicatie
Synapsen geven een impuls door van een presynaptische cel naar een postsynaptische cel
door middel van neurotransmitters. Neurotransmitters zijn kleine moleculen die zich binden
aan specifieke receptoreiwitten om zo ionenkanalen open of dicht te doen of initiëren een
cascade dat bestaat uit second-messengers. De ruimte tussen de twee membranen (20-30
nm wijd) is de synaptische spleet.
De impuls in het presynaptische membraan zorgt voor
het openen van Ca-kanalen, deze Ca2+ influx zorgt
voor loslating van neurotransmitters door exocytose.
Deze neurotransmitters transporteren door de spleet
en binden zich aan de receptoren van het
postsynaptische membraan. Dit opent ionkanalen. Dit
zorgt voor een exciterende of remmende werking:
➢ Exciterend/stimulerend: Na+ kanalen open en
Na+ influx zorgt voor depolarisatie ->
postsynaptisch potentiaal
➢ Remmend: Openen Cl- en andere negatieve
kanalen, zorgt voor hyperpolarisatie (meer
negatief en dus resistenter tegen depolarisatie)
Latentie is een synaptische vertraging; tijd tussen
presynaptisch actiepotentiaal en postsynaptisch
potentiaal t.g.v. tijd dat het duurt voor Ca om
exocytose te stimuleren.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper gnkvpksamenvattingen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.