Samenvatting Neurobiologische achtergronden van
opvoeding en ontwikkeling
Deel A: Hoorcollege week 1 – Zenuwstelsel, hersenen, hersencellen,
actiepotentiaal, synaps
- Social psychology: een poging om te begrijpen, door middel van de methodes en theorieën van
neuroscience, hoe de gedachtes, gevoelens, en gedragingen van individuen beïnvloed worden door de
daadwerkelijke, ingebeelde, of geïmpliceerde aanwezigheid van anderen. In de sociale
neurowetenschappen worden de sociale en cognitieve psychologie aan elkaar verbonden, evenals de
geest (psychologie) aan de hersenen (biologie, neurowetenschappen) wordt verbonden.
Grootste kritiek op social neuroscience; sociale processen zouden begrepen en bestudeerd
moeten worden op het interactielevel van mensen.
Zenuwstelsel
• Onderscheid tussen het centrale en het perifere zenuwstelsel
o Centraal zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg. → Heeft uitlopers, lichaamszenuwen. Vooral
centraal is belangrijk.
o Perifeer zenuwstelsel: lichaamszenuwen → alles buiten het centrale zenuwstelsel (vertakkingen
die naar bijv. de spieren en organen toegaan).
Perifeer zenuwstelsel
Onderscheid tussen het somatische en het autonome zenuwstelsel. Onderscheid tussen hetgene wat bewust
en automatisch functioneert.
o Somatisch zenuwstelsel (spieractiviteit):
▪ Bewuste/vrijwillige controle van spieren (bv. grijpen): waarbij je na kunt denken. Je kunt
beslissen om bijv. een boek op te pakken. →Bewust gecontroleerd doen.
▪ Sensorische informatie (bv. aanraking, pijn) : Bewuste bewerking
➢ De huidgeleidingsrespons (skin conductance response, SCR) meet de activiteit van het
somatische zenuwstelsel.
o Autonoom zenuwstelsel : zenuwen die aansturen waarbij je niet over na hoeft te denken. Gaat
vanzelf. Hier heb je geen bewuste controle over. Denk aan hartslag, ademhalen. Dit gaat
vanzelf. Hoef je niet zelf te regelen.
▪ Onbewuste/onvrijwillige controle van lichaamsfuncties (bv. hartslag, ademhaling)
▪ Een set zenuwen die de activiteit van de interne organen controleert.
Autonoom zenuwstelsel
Onderscheid tussen het sympathische en het parasympathische zenuwstelsel → tegengestelde functie.
o Sympathisch zenuwstelsel: mobilisatie van energie. Mobiliseren van energie om het lichaam in
de toestand van actie te brengen. Energie vrij maken om te kunnen handelen. Je hartslag kan
hierdoor bijv. versnellen. Je spieren hebben zuurstof, suiker, etc. nodig om te functioneren.
▪ Versnelling hartslag en ademhaling (zodat je zuurstof binnen krijgt)
o Parasympathisch zenuwstelsel: conservatie van energie. Dit brengt het lichaam in een toestand
van energie conservatie en rust. Sparen van energie zodat je dit later kunt gebruiken. → fase van
lichaamsopbouw.
▪ Vertraging hartslag
1
,Schematisch overzicht hersenstructuur
Hersenen (oftewel centrale zenuwstelsel)
• 3 delen:
o Rhombencefalon (achterste hersenen)
o Mesencefalon (middelste hersenen)
o Prosencefalon (voorste hersenen)
Rhombencefalon (achterste hersenen)
De achterste hersenen. Functies die belangrijk zijn voor het overleven. Dus niet echt denken, maar primaire
levensfuncties. Dit is het oudste en meest primitieve gedeelte van ons brein.
• Bestaat uit:
o Medulla
➢ Het stuk dat zich binnen het schedel bevindt. Wanneer het in de schedel is, is
het de medulla. Is belangrijk voor de verbinding van het brein met de rest van
het lichaam.
▪ Verlengde van het ruggenmerg; gaat over in ruggenmerg. Bevindt
zich binnen de schedel. Verbinding met het brein.
▪ Oorsprong craniale zenuwen: punt waar een aantal zenuwen het
ruggenmerg verlaten en richting gezicht en hart gaan.
▪ Belangrijk voor vitale reflexen (bv. ademhaling, hartslag, braken, hoesten)
▪ Essentieel van in stand houden van leven.
o Pons
➢ Betekent brug.
▪ Zenuwenbanen kruisen van de ene naar de andere kant (brug = vanwege die kruising)
▪ Oorsprong craniale zenuwen
o Cerebellum
➢ Kleine hersenen
▪ Belangrijk voor motoriek (balans en coördinatie): coördineren van activiteiten van
verschillende spierengroepen.
▪ Belangrijk voor coördinatie van activiteit in verschillende hersengebieden (door
connecties kan cerebellum activiteit in verschillende hersengebieden goed op elkaar
afstemmen).
Mesencefalon (middelste hersenen)
Dit is een heel klein deel van het brein. Dit gebied ligt net boven de pons.
• Bestaat uit tectum, tegmentum, colliculi en substantia nigra
• Bij zoogdieren erg klein, bij veel andere dieren (bv. reptielen) een veel
prominenter deel van het brein
• Medulla, pons en middelste hersenen vormen samen de hersenstam
2
,Prosencefalon (voorste hersenen)
Dit is de grootste gedeelte van het brein (darmvormige structuur/uiterlijk)
• Bestaat uit:
➢ Diencefalon (Tussenhersenen), bestaat uit:
- Thalamus: Ligging: eind van de hersenstam, in het midden van het brein. Centrale functie in hersenen.
o Belangrijk ‘relay station’ voor alle zintuigen (m.u.v. geur) tussen de organen en de hersenschors
(cortex):
o Informatie komt eerst in de thalamus binnen (wisselstation/ schakelstation tussen buitenwereld
en het brein/zintuigen). Informatie vanuit zintuigen gaat als eerst naar thalamus. Bijv. horen en
wordt dan doorgegeven naar de passende gebieden voor die informatie.
o Veel cortico-corticale verbindingen via de thalamus
- Hypothalamus: Ligt onder de thalamus.
o Belangrijk: outputs die wat met hormonen te maken heeft (loopt via hypothalamus).
Veel informatie wordt via de thalamus doorgegeven naar de hypothalamus die dan
hormonen kan afgeven.
o ‘Relay station’ voor lichaamsfuncties (output)
▪ Honger, dorst, lichaamstemperatuur, endocriene functies (functies die met
hormonen te maken hebben) etc.
➢ Telencefalon (eindbrein, buitenste laag):
- Cerebrale cortex:
o Cerebrum = hersenen, cortex = schors → hersenschors. Buitenste laag van het brein.
o De hersenschors is het gebied in de hersenen waar informatie uit de rest van het lichaam wordt
ontvangen, verwerkt of geïnterpreteerd wordt. De hersenschors wordt
gekenmerkt door gyri (heuvels) en sulci (groeven).
o 4 kwabben:
▪ Occipitaalkwab (achterkant): gezichtsvermogen → analyseren wat je
ziet, visuele informatie.
▪ Temporaalkwab (onderkant): gehoor, visuele en taalfuncties
▪ Parietaalkwab (bovenkant): sensorische functies (tastzin, wat je
voelt) en aandacht
▪ Frontaalkwab (voorkant): motoriek (aansturen van bewegingen),
executieve functies, aspecten van geheugen en emotie
- Limbisch systeem:
o Ligt subcorticaal, d.w.z. onder de cortex.
o Belangrijk voor emotioneel gedrag (ervaren van emoties en het uiten
van emoties)
o Bestaat uit:
▪ Gyrus cinguli (cingulate gyrus)
▪ Fornix
▪ Hippocampus (belangrijk: geheugen)
▪ Amygdala
- Basale ganglia
o Liggen subcorticaal. Heeft een tegengestelde functie aan het cerebellum.
o Belangrijk voor motoriek
o Heeft een ‘poort-functie’: gaan niet over manier waarop beweging wordt uitgevoerd
maar of een beweging wel of niet wordt uitgevoerd. Het zet als het ware een rem erop of
eraf wanneer informatie binnenkomt vanuit de frontale cortex. → Wel of geen activiteit.
Daarnaar heeft het ook een poortfunctie voor hersenactiviteit in andere gebieden.
o Bestaan uit
▪ Nucleus caudate
▪ Putamen
3
, ▪ Globus pallidus
Hersenhelften
• Hersenen bestaan uit twee min of meer symmetrische helften
o Ook wel hemisferen genoemd
o Beide helften bestaat steeds uit zelfde structuren, maar niet in gelijke mate en niet helemaal
weerspiegelt. Ook functies bij beide helften is anders.
o Veel informatie kruist, bv:
▪ Rechterhelft stuurt beweging in linker lichaamsdelen en vice versa
▪ Informatie uit het linker visuele veld wordt in de rechter hersenhelft verwerkt, en
vice versa (dus bijv. linkerhand wordt aangestuurd door rechter hersenhelft)
• Hemisferen verbonden via corpus callosum
o Dikke bundel zenuwbanen (die links naar rechts en andersom kruizen) in het midden van het
brein. Verbinden de 2 hersenhelften en via de corpus callosum communiceren ze met elkaar.
→ links: zijkant
→ rechts: voor/achterkant
Waar de pijlen staan zijn de dikke bundels.
Grijze en witte stof
• Grijze stof: cellichamen
• Witte stof: zenuwuitlopers
o Wit vanwege een ‘beschermlaagje’ dat de geleidingssnelheid bevordert: myeline. Speelt rol bij
prikkeloverdracht.
→cerebrale cortex: grijze stof → hieronder: laag witte stof →subcortex: grijze stof
Ventrikels
• Met vocht gevulde holtes
o Cerebrospinaal vocht (loopt door ruggenmerg heen)
o Engels: cerebrospinal fluid (CSF)
• Holtes beschermen het brein tegen stoten/botsen en beuken.
Het ‘sociale brein’
• Sociale brein is een term voor die structuren die belangrijk zijn voor ons sociaal functioneren. Het sociale
brein is geen apart onderdeel van het brein. Dit is een verzamelnaam.
• Een belangrijke kwestie binnen de social neuroscience is de mate waarin het sociale brein kan worden
onderscheiden van de andere functies die het brein uitvoert. Een mogelijkheid is dat er bepaalde neurale
substraten zijn die zich bezig houden met sociale cognitie maar niet met andere soorten van cognitieve
verwerking. Belangrijk hierbij zijn:
o Modulariteit: houdt in dat bepaalde cognitieve processen of hersengebieden beperkt zijn met
betrekking tot de informatie die ze verwerken en de manier waarop dit verwerkt wordt.
o Domeinspecifiteit: is het idee dat een cognitief proces of een hersengebied gespecialiseerd is in
het verwerken van een bepaalde soort informatie.
• Verklaringsniveaus voor de studie van sociaal gedrag:
o Reductionisme: houdt in dat een soort verklaring door de tijd heen vervangen wordt door een
andere, meer basale verklaring.
o Reverse inference: deze benadering probeert de natuur van cognitieve processen af te leiden uit
neurowetenschappelijke data.
4