HOORCOLLEGE 1: INTRODUCTIE
(INTER)NATIONAAL JEUGDRECHT EN
MINDERJARIGHEID
HR 25 APRIL 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901, NJ 2008/414 (ART. 3 IVRK)
Onderwerpen: Belang van het kind
Casus: Het Hof had verzuimd enige door de moeder aangevoerde omstandigheden bij zijn
overwegingen te betrekken, namelijk het nieuwe huwelijk van de moeder met haar in Zwitserland
wonende echtgenoot, haar zwangerschap en de gevolgen van die beide omstandigheden voor de
bestaande gezinssituatie.
Rechtsvraag: Welke criteria dient de rechter te hanteren bij geschillen over de invulling van het
ouderschap na scheiding?
Rechtsregel: De rechter zal bij zijn beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het
geval in acht dienen te nemen, wat er in voorkomen geval toe kan leiden dat andere belangen
zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste
orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.
Verdieping: Uit de omstandigheid dat in art. 1:253a BW is bepaald dat de rechtbank zodanig
beslissing neemt als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt, mag niet worden afgeleid,
dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt
dan andere belangen.
RB. ‘S-GRAVENHAGE 17 APRIL 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BW6152 (ART. 3 EN 5 IVRK)
Onderwerpen: Belang van het kind
Casus: Twee kinderen van Poolse ouders in Nederland staan onder toezicht en zijn uit huis geplaatst.
De vraag ligt voor of dit verlengd moet worden. De ouders hebben aangegeven terug te willen naar
Polen. De rechter constateert dat in de huidige situatie in Nederland thuisplaatsing niet aan de orde
kan zijn door de bestaande problematiek, maar dat de situatie waarin de kinderen in Polen
vermoedelijk zullen opgroeien naar Nederlandse maatstaven ook niet optimaal is.
Rechtsregel: Hoewel ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing door de rechtbank
noodzakelijk worden geacht, zouden de Poolse ouders – met of zonder kinderen – sowieso
terugkeren naar Polen. Door uithuisplaatsing van hun kinderen in Nederland zou de band met de
ouders zodanig geschaad worden dat de rechtbank, gelet op het EVRM en IVRK, dat niet in het
belang van de minderjarigen acht. De kinderen zouden dan bovendien te maken krijgen met twee
culturele identiteiten. Dit in combinatie met het gemis van hun natuurlijke ouders en het gemis van
band met hun familie vergroot de kans dat zij zich uiteindelijk zowel in Nederland als in Polen
ontheemd zullen voelen.
1
,Verdieping: Zowel de kinderen als de ouders hebben recht op familie- en gezinsleven in de zin van
artikel 8 EVRM. Alle belangen in ogenschouw nemend is de rechtbank daarom van oordeel dat de
verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing moet worden afgewezen.
HR 29 MEI 2015, ECLI:NL:HR:2015:1409, RFR 2015, 106 EN CONCLUSIE AG 6 FEBRUARI
2015, ECLI:NL:PHR:2015:53 (FORMELE HANDELINGSBEKWAAMHEID)
Onderwerpen: Zelfstandige bevoegdheid minderjarige
Casus: Twee minderjarige kinderen, waarvan één jonger dan 12 jaar, dienden een verzoek in bij de
rechtbank om een aantal beslissingen te verkrijgen in het kader van de voortdurende
scheidingsproblematiek van hun ouders. De conflictueuze situatie van hun ouders vormt de
grondslag voor hun verzoek. Zij verzochten vier dingen. De rechtbank heeft alle onderdelen
afgewezen met de motivering dat niet is gebleken dat een onaanvaardbaar risico bestaat dat de
minderjarigen klem dreigen te raken tussen de ouders bij het continueren van gezamenlijk gezag.
Omgang van de ouders met elkaar is in het belang van de kinderen.
Het Hof Den Haag heeft de kinderen niet-ontvankelijk verklaard o.b.v. het uitgangspunt dat zij
formeel geen partij kunnen zijn in een procedure, behoudens voor zover de wet daarin voorziet. Het
beroepschrift vermeldde dat de moeder als gezaghebbende ouder optrad, maar daarnaast wordt
aangegeven dat de kinderen het niet eens zijn met de beslissing van de rechtbank en daartegen in
beroep komen. Bovendien was het verzoek in eerste aanleg door de kinderen ingediend en richtte
het zich tegen de ouders.
Rechtsvraag: Zijn twee minderjarige kinderen bevoegd om hoger beroep in te stellen van een
uitspraak van de rechtbank?
Rechtsregel: De beslissing van het hof wordt vernietigd. De HR overweegt dat vooropstaat dat een
minderjarige belanghebbende is vgl. art. 798 Rv in alle familierechtelijke zaken die hem betreffen.
Vanwege zijn minderjarigheid kan hij echter niet zelfstandig de processuele bevoegdheden
uitoefenen die de wet toekent aan belanghebbenden, daarom moet hij worden bijgestaan door een
wettelijk vertegenwoordiger of bijzondere curator, tenzij de wet erin voorziet dat een minderjarige
zonder vertegenwoordiger in rechte optreedt.
Wat betreft het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator stelt de HR dat de kinderen
bevoegd zijn dit verzoek in te dienen. Tegen een afwijzende beslissing mogen ze bovendien
zelfstandig beroep instellen. T.a.v. de overige verzoeken overwoog de HR dat deze vallen onder de
informele rechtsingang van art. 1:251a lid 4, 1:377g BW jo. art. 1:377a, 1:377b en 1:377e BW en art.
1:253a lid 4 BW jo. art. 1:377g BW, waarmee kinderen de gelegenheid krijgen om hun wensen op
informele wijze kenbaar te maken aan de rechter, zonder vertegenwoordiger. Voor het instellen van
hoger beroep tegen een afwijzende beslissing op deze verzoeken is wel vertegenwoordiging nodig.
De HR stelt dat de beoordeling door het hof dat de kinderen geen hoger beroep hadden kunnen
instellen van de afwijzing van hun verzoek blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.
Verdieping: Conclusie A-G: de klachten treffen doel. In de aanhef van het beroepschrift wordt
vermeld dat de moeder voor de kinderen optreedt en zij is bevoegd als gezaghebbende ouders. Het
hof heeft miskend dat hiermee een eventueel zelf door de kinderen ingesteld beroep zou kunnen
worden gerepareerd.
2
, WETTELIJK KADER
Art. 1:250 BW: zelfstandig verzoek minderjarige tot benoeming bijzondere curator;
o Tegen afwijzing van dit verzoek kan minderjarige zonder vertegenwoordiger een
rechtsmiddel aanwenden
Art. 798 Rv: minderjarige is belanghebbende in alle familierechtelijke zaken die hem
betreffen;
Art. 1:251a lid 4, 1:377g en 1:253a lid 4 BW: informeel verzoek omtrent eenhoofdig gezag,
omgang of informatie en verdeling zorg- en opvoedingstaken;
o Minderjarige dient bij aanwending rechtsmiddel te worden vertegenwoordig door
een wettelijk vertegenwoordiger of bijzondere curator.
HOORCOLLEGE 2: KINDERMISHANDELING
EN VERANTWOORDELIJKHEID
OUDERS/OVERHEID
EHRM 23 JUNI 2005, APPL. NO. 45842/990 (ZAWADKA T. POLEN)
Onderwerpen: Art. 8 EVRM; verplichting om maatregelen te namen om hereniging ouder en kind te
bewerkstelligen
Casus: Er is sprake van een laat en inadequaat optreden van de overheid om een van de ouders te
helpen bij het effectueren van de ouderlijke rechten t.o.v. een of meer kinderen. In dit geval hield de
moeder zich niet aan de bezoekrechten voor de vader gehouden, en klagers verzoeken om
gerechtelijke hulp liepen op niets uit.
Rechtsvraag: Wat is de omvang van de positieve verplichtingen bij het treffen van maatregelen met
behulp waarvan de omgang van gescheiden ouders met hun kinderen wordt gerealiseerd of
bevorderd?
Rechtsregel: Er is sprake van schending van art. 8 EVRM, o.a. omdat de lidstaat geen concrete en
passende begeleiding heeft geboden vanuit daartoe toegeruste autoriteiten. In casu hebben de
autoriteiten bovendien niet een voldoende zorgvuldige afweging gemaakt tussen het recht op
bewegingsvrijheid van de moeder en klagers recht op contact met zijn zoon.
Verdieping: Niet alleen uit de artt. 6 en 8 EVRM maar ook uit de artt. 9 lid 3 en 16 IVRK vloeit voort
dat de staat, om het omgangsrecht ten uitvoer te leggen, al het mogelijke moet doen wat in de
omstandigheden kan worden verwacht. In de praktijk rust een belangrijk deel van deze verplichting
op de rechter, die alle middelen moet inzetten die met het oog op de omstandigheden van het geval
te realiseren zijn om het omgangsrecht ten uitvoer te leggen.
RB UTRECHT 29 OKTOBER 2007, ECLI:NL:RBUTR:2007:BB8303 (RECHTSTREEKSE
WERKING ART. 19 IVRK)
Onderwerpen: Machtiging uithuisplaatsing
3