Belangrijke punten CCM deeltoets 2 & 3 uitgewerkt:
Korte- & langetermijngerichtheid
In culturen met een langetermijngerichtheid (vaak Oost-Aziatische culturen) is je levensdoel
om een deugdzaam leven te leiden, zodat de wereld op de lange termijn beter wordt.
Bij kortetermijngerichtheid (dit zijn vaak Westerse culturen) gaat het meer om het heden en
er wordt minder rekening gehouden met de toekomst.
Particularisme & Universalisme
Bij particularisme wordt iedere zaak apart behandeld. Denk bijvoorbeeld aan of euthanasie
toelaatbaar is. Alles is afhankelijk van de situatie. Hierbij bepaal je vaak zelf wat de
‘ongeschreven regels’ zijn.
Bij universalisme wordt ervan tevoren bepaald wat goed en wat slecht is. Dit is in iedere
situatie en voor iedereen hetzelfde. In een universalistische samenleving is een contract
bijvoorbeeld iets waar je niet van kunt afwijken.
Belgen zijn over het algemeen particularistischer dan Nederlanders. Dit komt voort uit dat
relaties in België belangrijker zijn dan de regels.
Sterke/zwakke onzekerheidsvermijding
Weinig risico’s durven nemen en graag gaan voor zekerheid hoort bij een sterke
onzekerheidsvermijding. Je houdt dingen graag onder controle. (China, Scandinavië).
Nieuwsgierigheid en nieuwe dingen durven uitproberen hoort bij een zwakke
onzekerheidsvermijding. ‘Onzekerheden horen nou eenmaal bij het leven’. (België, Japan,
Rusland). Belgen scoren hoger op onzekerheidsvermijding dan NL. In België is relatief meer
angst voor het onbekende.
Soberheid & Hedonisme
Volgens Hofstede staat hedonisme voor een samenleving waarin men uitbundig en vrolijk is
en het niet ‘raar’ is om volop van het leven te genieten. In deze culturen ga je lekker op
vakantie en doe je waar je zin in hebt. (Spanje, Colombia, West-Afrika).
Onder soberheid verstaat Hofstede een samenleving waarin je dit moet onderdrukken door
strikte sociale normen. In een sobere cultuur mag je ook wel op vakantie, alleen dan moet je
tijdens deze vakantie ook ‘nuttige’ dingen doen, zoals musea bezoeken. (Arabische en
Aziatische landen). Volgens Hofstede is NL hedonistischer dan BE.
Feminiene & Masculiene cultuur (Feminiteit & Masculiniteit)
Bij een feminiene cultuur werkt men om een leuk leven te hebben en niet andersom. Vrije
tijd, vrienden en familie zijn naast werk ook belangrijk. Ook zijn in deze culturen mannen en
vrouwen gelijker dan bij een masculiene cultuur. (Nederland, Spanje, Scandinavië)
Bij een masculiene cultuur handelt men omdat ze succes willen behalen. Een goedbetaalde
baan en een mooi huis zijn bijvoorbeeld erg belangrijk. Werken is belangrijk en je moet in
deze culturen ‘je handen uit de mouwen steken’. (China, Duitstalige landen, Italië, Japan)
Volgens Hofstede is NL feminiener dan BE. Vlaanderen is maculiener dan NL.
Specifiek en diffuus
, In specifieke culturen is er een strikte scheiding tussen zaken en privé. De mensenkring
waarmee je werkt is dan ook vaak totaal anders dan je persoonlijke privé vriendenkring.
In een diffuse cultuur lopen deze kringen door elkaar heen.
Prestatie versus toeschrijving
Status kun je verwerven door wat je zelf hebt gepresteerd, maar ook door waar je vandaan
komt of de plaats waar je hebt gestudeerd. In prestatiegerichte culturen is het belangrijker
wat je zelf hebt gepresteerd. In toeschrijvingsgerichte culturen spelen factoren als afkomst
een grote rol. Nederlanders hebben een wat meer prestatiegerichte cultuur. Belgen het
tegenovergestelde.
Prosodische kenmerken
Culturen verschillen van elkaar in intonatie. Je brengt op een bepaalde manier, met een
bepaald tempo en toonhoogte een boodschap over, maar bij elke cultuur kan dit
verschillend overkomen. Als je een nieuwe taal leert, is het bijvoorbeeld ook heel lastig om
de bepaalde intonatie van die cultuur te begrijpen.
Para linguïstische kenmerken
Aan de geluiden die je met je stem maakt, maar zonder woorden, wordt niet overal ter
wereld dezelfde waarden gehecht. In Korea wordt lachen als onbeleefd ervaren en in Japan
wordt bijvoorbeeld slurpen ervaren als een teken dat je de maaltijd waardeert, terwijl dat
hier vrij onbeleefd is.
Sapir-Whorf
Volgens Edward Sapir en Benjamin Lee Whorf is er een relatie tussen taal en cultuur. Hun
hypothese daarover bestaat uit twee delen:
1. Datgene wat in taal kan worden uitgedrukt en de manier waarop het wordt
uitgedrukt, hangen samen met sociaal-culturele onderscheidingen.
2. De manier waarop een individu de wereld om hem heen waarneemt en
interpreteert, wordt beïnvloed door de structuur van de taal die hij spreekt.
Non-verbale, verbale & non-vocale communicatie
Dit spreek voor zich. Verbale communicatie is via gesproken taal en non-verbale
communicatie niet. Non-vocale taal is zonder stem, denk aan gebarentaal of morsecode.
Non-verbale communicatie wordt onderverdeeld in vier subcategorieën:
- Illustratoren = dit zijn bijv. de handgebaren en intonaties die vrijwel iedere spreker
gebruikt.
- Adaptoren = dit zijn natuurlijke reacties op lichamelijke behoeftes. Denk aan beginnen te
gapen als je moe bent.
- Emblemen = deze vormen van non-verbale communicatie kunnen eenzelfde betekenis
hebben als de gesproken woorden, denk aan een buiging bij een bedankje of een glimlach.
- Regulatoren = door middel van regulatoren reguleer je een gesprek. Je laat bijvoorbeeld
door je gelaatsuitdrukkingen merken dat je bijna bent uitgesproken.
Hoge-/lagecontextcultuur