Hoofdstuk 1 De investerings- en de financieringsbegroting
De investeringsbegroting is een overzicht van alle investeringen die nodig zijn om de
onderneming te kunnen starten of draaiende te houden. Bijvoorbeeld investeringen in
gebouwen, computers, goodwill, voorraad, btw enzovoort. De vaste activa moet door het EV
en het LVV gefinancierd worden en de vlottende activa door het KVV.
Aanloopkosten horen bij de vlottende activa. Dit zijn kosten die worden gemaakt voor de
officiële start van de onderneming. Na het eerste jaar worden die weer van de balans
afgehaald als het bedrijf gestart is. Voorbeelden van aanloopkosten zijn notariskosten,
scholing, kosten openingsfeest enzovoort.
Voor het bepalen van de vermogensbehoefte, werkt de startende ondernemen uit welke
productiemiddelen (key resources) nodig zijn om te kunnen beginnen. Hier wordt een
onderscheid gemaakt tussen investeringen en aanloopkosten. Op basis van offertes, krijgt de
ondernemer inzicht in het benodigde startkapitaal, de vermogensbehoefte.
Een ondernemer moet er voor zorgen dat hij voldoende voorraad heeft om nee-verkopen te
voorkomen. Maar ook niet te veel, want dat vergt extra vermogen. Te veel voorraad zorgt
voor hogere voorraadkosten en heeft in bepaalde gevallen kans op bederving of incourant
(onverkoopbaar). Bij het bepalen van de hoogte van de beginvoorraad kan de ondernemer
gebruik maken van de omzetsnelheid van de voorraad. Een vers product heeft meestal een
hoge omzetsnelheid en een lage voorraad. Een omzetsnelheid van 12 betekent dat de
gemiddelde voorraad 12x per jaar, dus elke maand wordt verkocht. De formule is:
- Omzetsnelheid = Inkoopwaarde omzet (IWO) / gemiddelde voorraad
De laatste jaren wordt er gebruik gemaakt van crowdfunding. Bij crowdfunding biedt een
ondernemer zijn project aan op een internetplatform en vermeldt het benodigde kapitaal
erbij. Het idee is dat veel kleine investeerders het project financieren.
De verdeling van het totale vermogen over het eigen vermogen en het vreemd vermogen is
belangrijk voor de stabiliteit van de onderneming en bij het aanvragen van financiering bij
banken of andere geldverstrekkers. Als zij hun risico in kaart willen brengen, dan berekenen
zij de solvabiliteit. Solvabiliteit gaat over de verhouding tussen het eigen vermogen en het
vreemd vermogen. Meestal is de solvabiliteitseis 40%.
Voorzieningen hebben als doel om alvast rekening te houden met kosten die in de toekomst
gaan ontstaan, zoals bijvoorbeeld onderhoudskosten en kosten van pensioenen.
Voorzieningen zijn onderdeel van het lang vreemd vermogen.
Financiële overzichten zoals een balans of een exploitatiebegroting kunnen op verschillende
manieren worden gepresenteerd. Bij scontrovorm is er een linker en een rechterkant. Bij
staffelvorm staan de gegevens onder elkaar.
, Hoofdstuk 5 Jaarrekening en kengetallen
Als er naast de balans en de resultatenrekening ook nog een toelichting gemaakt wordt op
beide documenten, spreken we van een jaarrekening. In de toelichting wordt elke
balanspost voorzien van een beschrijving hoe de balanswaardering tot stand is gekomen.
Voor de verklaring van de verandering van de post liquide middelen, wordt een apart
overzicht gebruikt, het uitgebreide kasstroomoverzicht.
De jaarrekening kan onderdeel zijn van een groter jaarverslag. Afhankelijk van de rechtsvorm
en de omvang van de onderneming, moet de onderneming het jaarverslag publiceren. Een
eenmanszaak, vennootschap onder firma, kleine vereniging en kleine stichtingen hoeven
niet te publiceren. Kleine BV’s hebben een beperkte publicatieplicht en grote BV’s en NV’s
(en verenigingen en stichtingen) hebben volledige publicatieplicht.
Kengetallen zijn verhoudingsgetallen van bedrijfsgegevens. Bijvoorbeeld de nettowinst ten
opzichte van het eigen vermogen, de loonkosten ten opzichte van de omzet en de omzet ten
opzichte van het aantal m2 bedrijfsoppervlakte. Deze kengetallen kunnen worden gebruikt
voor in- en externe bedrijfsvergelijking. Bij interne bedrijfsvergelijking vergelijk je de
uitkomsten van dit jaar met die van voorgaande jaren. Bij externe bedrijfsvergelijking
vergelijk je de uitkomsten van jouw bedrijf met andere bronnen zoals de bank, de
branchegegevens of een relevante benchmark. Bij de financiële analyse van de jaarrekening
wordt een indeling gemaakt in kengetallen die iets zeggen over de liquiditeit, de rentabiliteit,
de solvabiliteit en de productiviteit.
De liquiditeit
De liquiditeit geeft aan in hoeverre de onderneming in staat is om haar schulden op korte
termijn te betalen. Hiervoor gebruiken we de current ratio, de quick ratio, het werkkapitaal
en de kasstroom (cash flow) uit exploitatie. De eerste drie genoemde kengetallen zeggen iets
over de statische liquiditeit, omdat de gegevens uit de balans komen en dat is een
momentopname. Om de dynamische liquiditeit te beoordelen, moet er een
liquiditeitsbegroting gemaakt worden. De ondernemer krijgt dan inzicht hoe de
liquiditeitspositie zich de komende maanden ontwikkelt en gaat dus over een periode. Een
slechte liquiditeit kan zorgen voor de kredietlimiet overschrijden, rekeningen die niet
betaald kunnen worden, deurwaardes enzovoort.
De current ratio is de verhouding tussen de vlottende activa (inclusief liquide middelen) en
de korte termijn schulden. Het is een ratio en geen percentage (niet x 100%). Het geeft aan
in welke mate de onderneming in staat is haar schulden op korte termijn te betalen. Een
streefgetal is tussen de 1,5 en 2. Indien de current ratio lager is dan 1, loop je risico dat je je
kortlopende schulden niet op tijd kunt betalen. Wordt de current ratio veel hoger, dan heb
je wellicht teveel debiteuren of voorraden en dat kan ook risicovol zijn. De formule is:
- Current ratio = Vlottende activa (inclusief liquide middelen) / Kort vreemd vermogen
Soms wordt de situatie mooier voorgedaan dan dat het in werkelijkheid is. Dit wordt window
dressing genoemd. Je kan hier denken aan wanneer een pand hoger gewaardeerd wordt,
dan de werkelijke waarde.