Maatschappij wetenschappen samenvatting H1 t/m 14
Begrippen hoofdstuk 1:
Referentiekader: het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit
iemand denkt en handelt.
Persoonlijke identiteit: het beeld dat iemand van zichzelf heeft (zelfbeeld).
Sociale identiteit: het deel van iemands identiteit dat past bij de groepen waar iemand deel
van uitmaakt.
Collectieve identiteit: het beeld dat de samenleving heeft van een groep.
Kans: waarschijnlijkheid dat een bepaalde gebeurtenis zal optreden.
Variabele: een kenmerk van een actor of samenleving dat kan variëren.
Socialisatoren: de actoren (mensen) die een cultuur overdragen.
Internaliseren: het eigen maken van een cultuur.
Enculturatie: het aanleren van de cultuur waarin iemand geboren is.
Conceptueel model: een schema met pijltjes en hokjes waarin korte omschrijvingen van de
variabele staan.
Hypothese: een toetsbaar idee over de werkelijkheid, wordt na onderzoek aangenomen of
verworpen
1.1
De 4 hoofdconcepten:
- Vorming: hoe worden jongens gevormd.
- Verhouding: hoe verschillen jongens en meisjes van elkaar.
- Verandering: hoe werd er vroeger omgegaan met verschillen tussen jongens en
meisjes.
- Binding: wat is ‘normaal’ gedrag in de samenleving van jongens.
De 3 aspecten van identiteit:
- Persoonlijk (zelfbeeld).
- Sociaal (groepsidentificatie).
- Collectief (het beeld dat de samenleving heeft over een groep).
-
Hiertussen kunnen ook spanningen ontstaan, bijv. als een bepaalde groep van mensen eist
dat ze hun persoonlijke identiteit opgeven en alleen die van de groep mag gelden.
1.2
Kans: de waarschijnlijkheid dat een bepaalde gebeurtenis zal optreden.
Variabele: een kenmerk van een actor of samenleving dat kan variëren.
- Er is een grote kans dat Felix hoogopgeleide ouders heeft.
Variabele: opleidingsniveau
- Er is een kleine kans dat een bestuurder in een topfunctie een vrouw is.
Variabele: geslacht
,1.3
Het proces van gedrag aanleren en aangeleerd krijgen noemen we socialisatie.
Alle mensen die een cultuur overbrengen zijn socialisatoren.
Socialisatie bestaat uit 2 delen:
- proces van overdracht
- proces van verwerving
het proces van overdracht:
mensen brengen de cultuur van een groep of samenleving over aan ‘nieuwkomers’.
Ouders kinderen
Leraren/ klasgenoten nieuwe leerlingen
Burgers immigranten
Het proces van verwerving:
Mensen maken zich de cultuur van een groep of samenleving eigen.
Dit gebeurt in verschillende levensfases, want telkens als je in een nieuwe groep komt moet
je je nieuwe normen en waarden eigen maken.
Politieke socialisatie:
Het proces van overdracht en verwerving van de politieke cultuur van de groep en de
samenleving waar mensen toe behoren. Dit proces bestaat uit opvoeding, opleiding en
andere vormen van omgang met anderen.
Enculturatie: je leert de cultuur aan waarin je geboren bent.
Acculturatie: je leert een cultuur aan die nieuw is voor jou.
1.4
Bij onderzoek wordt vaak gekeken naar de relatie, het verband tussen verschillende
variabelen.
De invloed van variabelen op elkaar wordt weergegeven in een conceptueel model.
Soort school Mate van gepest worden
De variabele in dit model zijn:
- soort school (bijv. basisschool, voortgezet onderwijs).
- mate van gepest worden (bijv. veel of weinig gepest op een schaal van 1-10).
hypothese: toetsbaar idee over de werkelijkheid.
Bijvoorbeeld: kinderen op een basisschool worden meer gepest dan kinderen op het
voortgezet onderwijs
,1.5
Tegendraads gedrag: uitzonderingen die bevestigen dat er waarschijnlijkheden zijn.
Er zijn 2 opvoedingsstijlen:
- repressief: strenge opvoeding
- participatief: kinderen betrekken bij de opvoeding
repressief: negatieve sancties, weinig vrijheid.
Participatief: positieve sancties, veel zelfstandigheid.
, Begrippen hoofdstuk 2:
Affectieve bindingen: emotionele bindingen.
Cognitieve bindingen: bindingen op het gebied van kennis.
Economische bindingen: bindingen die te maken hebben met werk, met goederen die nodig
zijn voor het bestaan.
Politieke bindingen: bindingen die te maken hebben met zaken die geregeld moeten
worden op het gebied van bijv. onderwijs, verkeer, veiligheid (collectieve goederen /
diensten).
Insluiting/ uitsluiting: of men wel of niet bij de groep hoort.
Ingroup: de groep mensen die erbij hoort, waar bindingen mee is, die een
gemeenschappelijke sociale identiteit hebben.
Sociale controle: als mensen anders ertoe brengen (of dwingen) zich te houden aan de
normen van de groep.
Informele sociale controle: als groepsleden elkaar wijzen op de normen en waarden van de
groep.
Formele sociale controle: als mensen vanuit hun beroep of functie andere op de regels
wijzen.
Outgroup: de mensen die niet bij de groep horen.
Stereotypen: vaststaande gegeneraliseerde beelden en ideeën over een groep mensen.
Vooroordelen: vooringenomen meningen over een groep mensen.
Informele groep: groep waarin mensen elkaar kennen en zich emotioneel met elkaar
verbonden voelt.
Formele groep: groep met regels die vaak op papier zijn vastgesteld of regels die anderen
makkelijk herkennen.
Indicator: maakt een variabele meetbaar, bijv. de variabele opleidingsniveau kun je meten
met de indicator hoogste afgeronde opleiding.
Sociale categorieën: groepen die bepaalde kenmerken delen, maar geen
gemeenschappelijke waarden en normen met elkaar hebben.
Gedeelde waarden en normen: factor die kan zorgen voor saamhorigheidsbesef.
Wederzijds afhankelijkheid: mensen zijn verbonden met elkaar en van elkaar afhankelijk, ze
hebben elkaar nodig om hun eigen doelen te bereiken.
Dwang: door de overheid opgelegde vorm van binding.
Correlatie: de samenhang tussen twee variabelen.
Schijncorrelatie: toevallige samenhang van twee variabelen waar tussen geen echt verband
is.
Causaliteit / causale relatie: een oorzakelijk verband tussen twee variabelen.
Multicausaal: meerdere factoren/ oorzaken spelen tegelijkertijd een rol.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper deboraklarenbeekx. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.