Hoofdstuk 1 – Kapitalisme in Nederland: een terugblik
Kapitalisme = staat voor een economisch systeem dat gebaseerd is op het privé-eigendom
van kapitaalgoederen en grond en op het behalen van winst.
Kapitaalgoederen = door de mens geproduceerde goederen die gebruikt worden voor de
productie. Voorbeelden: machines, bedrijfsgebouwen en halffabricaten. Kapitaalgoederen,
natuurlijke hulpbronnen (grond en aardgas) en menselijke arbeid vormen samen de
productiefactoren. Het gebruik van de productiefactoren wordt in het kapitalisme geleid
door het winstmotief. Bij de inzet van de productiefactoren streeft men naar een maximale
winst.
Twee fasen van het kapitalisme te onderscheiden in de eerste fase lag het zwaartepunt
van de ontwikkeling in de commerciële sector, ook wel handelskapitalisme of commerciële
kapitalisme genoemd. In de tweede fase verschoof het accent naar de ontwikkeling van de
nijverheid (industrie), ook wel industriële kapitalisme.
Handelskapitalisme de eerste fase van het kapitalisme. Het kenmerkte zich door o.a.
toenemende arbeidsverdeling en opkomst van de markteconomie.
Markteconomie = bestel waarin vraag en aanbod bepalen welke producten worden
geproduceerd en waarin de overheid geen rol speelt.
Na 1150 een bloeiperiode voor de handel in Europa. In Nederland vormden vooral de steden
in het oosten en noorden zich tot het handelscentra, later kwamen de Zeeuwse en Hollandse
steden tot grote bloei. Zeewegen naar Indië en Amerika ontstaan van wereldhandel.
In de 17e eeuw werd in plaats van Antwerpen, Amsterdam de ‘stapelmarkt’ van de
internationale handel. De Amsterdamse beurs speelde een essentiële rol in de
wereldhandel.
Door de vernieuwde handel ontstonden er organisatie – en ondernemingsvormen.
Kooplieden verenigden zich in handelsondernemingen. In 1602 werd de Verenigde Oost-
Indische Compagnie (VOC) opgericht, één van de eerste naamloze vennootschappen (NV’s).
NV = een ondernemingsvorm waarbij meerdere personen elk voor een bepaald deel in het
kapitaal deelnemen. Kapitaal = het geld dat belegd is in de kapitaalgoederen van de
onderneming. Geld dat belegd is in kapitaalgoederen wordt ook vermogen genoemd.
De NV-vorm maakt het voor vermogensbezitters aantrekkelijk om hun geld in zo’n bedrijf te
beleggen omdat zij bij een faillissement nooit meer kunnen verliezen dan het bedrag dat hun
aandelen hebben gekost.
De stedelijke nijverheid werd gekenmerkt door het ambachtelijke kleinbedrijf. De productie
vond plaats in kleine bedrijven die eigendom waren van zelfstandige ambachtslieden
(‘meesters’). In dienst waren leerjongens en gezellen. Vanaf de 14 e eeuw organiseerden de
meesters zich steeds vaker in gilden. Zij behartigden de belangen van handwerkmeesters die
in hetzelfde beroep werkzaam waren.
1
,Handelaars kregen meer invloed op de ambachtslieden. Het werk werd geproduceerd door
ambachtslieden en verkocht door de handelaars, er ontstond een bedrijfsvorm =
huisindustrie.
Van huisindustrie naar lakenreders. Zo kwam de bedrijfsvorm van de manufactuur tot
ontwikkeling. Een manufactuur = een groot bedrijf waar de essentiële onderdelen van het
productieproces met de hand worden verricht. Zo nam langzamerhand de categorie
loonarbeiders in omvang toe.
Binnen de bedrijven nam de arbeidsverdeling toe, een groot aantal nieuwe ambachten
ontstond. Ook ontwikkelde de arbeidsverdeling zich op internationaal gebied, Nederland
specialiseerde zich in handel, scheepvaart en bepaalde takken van nijverheid. De opkomst
van de manufactuur betekende voor de betrokken loonarbeiders dat werk en huishouding
gescheiden werden.
Adam Smith (Schotse econoom) ziet de toenemende arbeidsverdeling als de stuwende
kracht achter de groei van de welvaart. De arbeidsproductiviteit = de productie per
werkende wordt door de arbeidsverdeling sterk verhoogd.
Volgens Smith heeft dat drie oorzaken:
* De arbeiders worden handiger wanneer ze zich op een beperkt aantal taken toeleggen.
* De arbeiders besparen tijd doordat ze niet steeds van taak hoeven te veranderen.
* Als gevolg van de arbeidsverdeling worden er steeds betere werktuigen uitgevonden.
de welvaart in de maatschappij neemt op die manier sterk toe.
De ruil van goederen wordt sterk vereenvoudigd door het gebruik van een algemeen
aanvaard ruilmiddel, door het gebruik van geld. Wanneer goederen voor geld worden
geruild, krijgen ze een prijs. Er zijn twee verschillende soorten prijzen volgens Smith:
‘natuurlijke prijs’ en ‘markt prijs’. De marktprijs = de feitelijke prijs zoals die tot stand komt
onder invloed van de verhouding tussen vraag en aanbod. De marktprijs wordt bepaald
wanneer de vraag naar een bepaald product groter is dan het aanbod (de hoeveelheid die de
producenten bij die prijs willen verkopen), hierdoor zal de marktprijs stijgen.
De prijsstijging zal het aanbod van het product doen toenemen. De ondernemers zullen,
aangelokt door hogere winsten, meer kapitaal ter beschikking stellen en ze zullen, via hogere
lonen, meer arbeiders aantrekken. De productie stijgt, door het toenemende aanbod zal op
den duur de marktprijs weer dalen. Volgens Smith variëren de marktprijzen zo rond een prijs
waarbij vraag en aanbod met elkaar in evenwicht zijn. Die evenwichtsprijs is de natuurlijke
prijs.
Prijsmechanisme = een soort onpersoonlijke kracht die vraag en aanbod op elkaar afstemt.
De prijsvorming wordt weergegeven in vraag – en aanbodcurven.
De vraagcurve = toont het verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid.
De aanbodcurve = geeft het verband tussen de aangeboden hoeveelheid en de prijs weer.
Er is maar één prijs waarbij vraag en aanbod even groot zijn = evenwichtsprijs
2
, Vanaf 1760 vond in Engeland de Industriële Revolutie plaats = waarbij de industriële
productie sterk steeg en een gemechaniseerde grootindustrie ontstond. In Nederland was
hiervan nog geen sprake. Na de bloei van het handelskapitalisme (de Gouden Eeuw) begon
voor Nederland een veel minder gunstige periode. De Amsterdamse stapelmarkt raakte
meer en meer haar centrale plaats binnen de wereldeconomie kwijt. De economische
ontwikkeling stagneerde en de positie van Nederland verslechterde.
Het mercantilisme = een zo groot mogelijke voorraad edelmetaal (goud en zilver) op te
bouwen door de export te bevorderen en de import te beperken. In het kader van de
mercantilistische economische politiek werd door de overheid de binnenlandse bedrijvigheid
gestimuleerd en werden buitenlandse producten van de markt geweerd.
In het industriële kapitalisme is niet meer de handel maar de nijverheid bepalend voor de
economische ontwikkeling. De typerende bedrijfsvorm is de fabriek.
De invoer van de ‘handspinstoel’ betekende al snel de ondergang van de oude
handspinnerijen. Veel werd gemechaniseerd. En belangrijke factor die de mechanisatie van
de katoenindustrie heeft bevorderd, was de daling van de brandstofkosten. Na 1870 begon
de mechanisatie een zeker gewicht te krijgen, maar pas in de periode 1890-1910 ontstaat er
een snelle industriële ontwikkeling plaats.
De industrialisatie van Nederland werd onder meer mogelijk omdat in de loop van de 19 e
eeuw de infrastructuur ingrijpend werd verbeterd.
Verschillende factoren voor de versnelling van de industriële groei:
* Nederland had een goede geografische positie. Via vergroting van de welvaart in
Nederland werd zo indirect de groei van de Nederlandse industrie gestimuleerd.
* De bloei van de landbouw na 1895. De agrarische sector fungeerde enerzijds als
afzetmarkt, anderzijds als leverancier van grondstoffen voor de industrie
* De wereldconjunctuur verbeterde in deze periode en de wereldhandel nam sterk toe
Door de opkomst van het industriële kapitalisme is in de westerse landen de productie sterk
gestegen. Als maatstaf om die productie te meten wordt er gebruik gemaakt van het
nationaal product = de totale waarde van de in een jaar geproduceerde goederen en
diensten. Het staat gelijk aan het nationale inkomen = de som van de bij de productie
verdiende inkomens. Een andere maatstaf is het binnenlands product = geeft de waarde van
de productie en van de bij die productie verdiende inkomens weer.
Bruto-inkomen = inclusief de afschrijvingen netto-inkomen = exclusief de afschrijvingen.
Economische groei = als het nationale product (of het binnenlands product) toeneemt. Om
precies te zijn: economische groei is een reële toename van het nationale product, hetgeen
betekent dat de geproduceerde hoeveelheid goederen en diensten groter wordt.
Het industriële kapitalisme heeft naast de economische groei ook gezorgd voor het ontstaan
van de conjunctuurbeweging. Conjunctuur = de schommelingen in de ontwikkeling van het
nationale product, het nationale inkomen en de werkgelegenheid. Het begrip geeft aan dat
de economische groei niet gelijkmatig verloopt.
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper florinejongma. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,24. Je zit daarna nergens aan vast.