WG Historische ontwikkeling privaatrecht.
WG 1, 28 januari.
Tekst 1.
Instituten van Justinianus 4,6,1
Omnium actionum, quibus inter aliquos apud iudices arbitrosve de qua re quaeritur, summa
divisio in duo genera deducitur: aut enim in rem sunt aut in personam. namque agit
unusquisque aut cum eo qui ei obligatus est vel ex contractu vel ex maleficio, quo casu
proditae actiones in personam sunt, per quas intendit adversarium ei dare facere oportere,
et aliis quibusdam modis: aut cum eo agit qui nullo iure ei obligatus est, movet tamen alicui
de aliqua re controversiam. quo casu proditae actiones in rem sunt. veluti si rem corporalem
possideat quis, quam Titius suam esse affirmet, et possessor dominum se esse dicat: nam
si Titius suam esse intendat, in rem actio est.
Alle acties waarmee tussen partijen ten overstaan van een rechter of scheidsrechter over
enigerlei zaak een geschil wordt opgeworpen, laten zich in een hoofdindeling tot twee typen
herleiden: zij zijn namelijk zakelijk of persoonlijk. Iemand procedeert immers steeds met de
persoon die jegens hem uit contract of uit delict verbonden is; in dit geval zijn de acties die
ingevoerd zijn persoonlijk, en de eiser stelt daarin dat de wederpartij hem behoort te geven,
of behoort te geven en te doen of een andere rechtsbewering. Of hij procedeert tegen
degene die jegens hem uit geen enkele rechtsbetrekking verbonden is, wanneer hij
desondanks tegen iemand over enigerlei zaak een geschil wil aanspannen; in dit geval zijn
de acties die gevoerd zijn zakelijk. Een voorbeeld: als iemand een lichamelijke zaak bezit
waarvan Titius beweert dat deze hem toebehoort, maar de bezitter stelt dat hij zelf eigenaar
is: als Titius dan in rechte beweert dat deze hem toebehoort, is er een zakelijke actie.
1. Wat is het onderscheid tussen persoonlijke en zakelijke acties?
Persoonlijke-> als iemand procedeert met de persoon die jegens hem uit contract of delict
verbonden is (rechtsbetrekking tussen procederende partijen).
Zakelijke-> als iemand procedeert jegens degene die hem uit geen enkele rechtsbetrekking
verbonden is (geen rechtsbetrekking).
Goederenrecht Verbintenissenrecht
Absoluut Relatief
- Zaaksgevolg, recht volgt de zaak. Is - Paritas creditorum-> rangschikking
dus echt een band tussen de naar datum.
persoon en de zaak.
- Droit de préférence->
voorkeurspositie bij faillissement.
Beperkt recht:
- Ook zaaksgevolg en droit de
préférence.
Zakelijke Persoonlijke
2. Met welke tweedeling in het huidige recht komt dat overeen?
,Tweedeling van absolute (jegens ieder inroepbaar) en relatieve rechten. Ook de tweedeling
van verbintenissenrecht en goederenrecht. Vinden we dus ook terug in het Romeinse recht,
maar dan als persoonlijke en zakelijke rechten.
3. Wat is het verschil tussen de Romeinse indeling en de huidige Nederlandse indeling?
De Romeinen denken in acties en wij in rechten. Komt door het formula stelsel.
Acties= wordt vooral beredeneerd vanuit de actie die je hebt, Wat kan ik te gelden maken bij
de rechter? Dit maakt mijn recht. Dus meer processueel van aard. Numerus clausule->
beperkt aantal rechten wat je hebt.
Rechten= materieelrechtelijk van aard, welke rechten heeft iemand? Goederenrechtelijk of
verbintenisrechtelijk. Numerus clausus-> niet echt want je kunt altijd wel stellen dat je een
recht hebt (bijv. OD is heel breed).
Tekst 2.
D. 6,1,39 (Ulpianus 17 ad edictum)
Redemptores, qui suis cementis aedificant, statim cementa faciunt eorum, in quorum solo
aedificant.
Aannemers die met hun eigen stenen bouwen, maken de stenen onmiddellijk tot eigendom
van degenen op wier grond zij bouwen.
1. Op welke wijze verkrijgt de eigenaar van de grond eigendom van de
bouwmaterialen?
Natrekking (accessio in latijn), art. 5:20 BW.
Paar kenmerken van eigendom (= meest omvattende recht);
- Eigenaar is de enige die bevoegd is te vervreemden, bezwaren etc.-> absolute
beschikkingsbevoegdheid.
- Eigendomsrecht kan je nooit aan tijd verbinden, eigendom kan je niet tijdelijk
verlenen. Van rechtswege kan eigendom dan ook niet terugkeren na de gestelde tijd.
Eigendom kan je nooit afhankelijk laten zijn van tijd, het is tijdloos.
2. Welk adagium is op dit geval van toepassing?
Adagium= algemene stellingen. Staat een lijst van in je boek.
Ena laatste-> alles wat met de grond verbonden is komt toe aan de eigenaar van de grond.
3. Vanaf welk moment behoren de bouwmaterialen toe aan de eigenaar van de grond?
Bij natrekking zodra ze duurzaam verenigd zijn met de grond, of indirecte duurzame
vereniging door verbinding met het huis.
4. Bestaat deze wijze van eigendomsverkrijging van roerende zaken ook in het
Nederlandse burgerlijke recht? Motiveer uw antwoord aan de hand van de wettelijke
bepaling!
Ja, door natrekking art. 5:20 lid 1 sub e BW. Roerende goederen die bestanddeel worden
van een onroerend goed.
,Stel: de bouw is tot halverwege gevorderd. Op het terrein liggen her en der losse
bouwmaterialen die de aannemer heeft meegebracht.
5. Wie is eigenaar van deze bouwmaterialen?
Geen duurzame vereniging dus geen natrekking. Dus aannemer gewoon nog eigenaar.
6. Welke actie kan deze eigenaar gebruiken om de bouwmaterialen op te eisen?
Als de verkoper nog eigenaar is kan hij zijn eigendom revindiceren o.g.v art. 5:2 BW, dit kon
ook in Romeins recht maar dan kreeg je i.b. geld.
7. Wat verkrijgt hij daarmee en wat is de maatstaf die de rechter hanteert?
Verkrijgt naar Romeins recht altijd geld (adagium), alle veroordelingen worden uitgedrukt in
geld. Kan ook een restitutieclausule opnemen, gedaagde kan dan kiezen de zaak terug te
geven, hij kan ook kiezen toch gewoon geld te geven. De waarde wordt geschat, soms zelf
door de eiser (heel onhandig voor de gedaagde).
Naar huidig Nl recht verkrijg je wat je gevorderd hebt, je eigendom terug.
Tekst 3.
D. 6,1,61 (Iulianus 6 ex Minicio)
Minicius interrogatus, si quis navem suam aliena materia refecisset, num nihilo minus
eiusdem navis maneret, respondit manere. sed si in aedificanda ea idem fecisset, non posse
Iulianus notat: nam proprietas totius navis carinae causam sequitur.
Gevraagd is of, als iemand zijn schip met materialen van een ander had hersteld, het schip
desalniettemin van hem is gebleven, Minicius heeft geantwoord dat dit inderdaad zo is.
Julianus tekent hierbij aan dat dit niet mogelijk is indien hij bij de bouw van het schip
datzelfde heeft gedaan: de eigendom van het gehele schip volgt namelijk de rechtstoestand
van de kiel.
1. Als een “iemand” onderweg alle onderdelen van zijn schip wel een keer repareert of
vervangt met materialen van een ander, is het dan nog zijn schip?
Naar huidig recht-> ligt eraan. Bijv. is er sprake van natrekking of een nieuw hoofdzaak
waarvan de eigendom bij een ander ligt? Worden ze wellicht gezamenlijk eigenaar o.g.v. art.
5:14 lid 2 BW?
Naar Romeins recht->
2. Op welke wijze verkrijgt de eigenaar van het schip eigendom van de materialen
waarmee het wordt gerepareerd?
Naar Romeins recht-> natrekking roerende zaken, alles nagetrokken door de kiel (roerende
zaak wordt bestanddeel van de roerende zaak (5:14 jo. 3:4 BW).
3. Bestaat deze wijze van eigendomsverkrijging van roerende zaken ook in het
Nederlandse burgerlijke recht? Motiveer uw antwoord aan de hand van de wettelijke
bepaling!
, Art. 5:20 jo. 3:4 BW.
4. Zoek uit (eventueel met behulp van Rechtsorde of een handboek goederenrecht) of
de eigenaar van de kiel in het Nederlandse recht nog altijd heeft te gelden als
eigenaar van het hele schip. Verwijs nauwkeurig naar waar u het antwoord hebt
gevonden (bij arresten: welke rechtsoverweging? Bij boeken: welke pagina?)
HR Hinck/Van der Werf-> moet sprake zijn van een nieuwe zaak, zijnde een zaak met een
nieuwe identiteit ten opzichte van de oorspronkelijke zaak/zaken. Bij natrekking hoeft dit niet.
Is er sprake van zaaksvorming dan is de kiel dus onderdeel van het schip en eigendom van
de eigenaar van het schip zodra deze een nieuwe zaak met nieuwe identiteit is. Nou zal dit
bij een kiel niet het geval zijn. Kijken we naar natrekking dan kan de kiel op deze wijze nog
tot de eigendom van de eigenaar van het schip komen.
R.o. 3.5-> schip dat nog niet af is moet wel als schip worden gezien. Dit omdat de hoofdzaak
al gemaakt is kiel is de hoofdzaak van het schip de rest is bestanddeel.
Tutorial vragen.
Tekst 1.
D. 6,1,38 (Celsus 3 digestorum)
In fundo alieno, quem imprudens emeras, aedificasti aut conseruisti, deinde evincitur: bonus
iudex varie ex personis causisque constituet. Finge et dominum eadem facturum fuisse:
reddat impensam, ut fundum recipiat, usque eo dumtaxat, quo pretiosior factus est, et si plus
pretio fundi accessit, solum quod impensum est. Finge pauperem, qui, si reddere id cogatur,
laribus sepulchris avitis carendum habeat: sufficit tibi permitti tollere ex his rebus quae
possis, dum ita ne deterior sit fundus, quam si initio non foret aedificatum.
U hebt gebouwd of gezaaid op een perceel grond van een ander dat u, van dit feit onkundig,
had kocht, en vervolgens wordt het uitgewonnen. Een goed rechter zal hier naar gelang van
de personen en de omstandigheden verschillend beslissen. Stel dat de eigenaar hetzelfde
als u zou hebben gedaan (stel dat de eigenaar ook de grond had bezaaid). Dan moet hij om
de grond terug te krijgen de kosten vergoeden, althans tot het bedrag waarmee die grond in
waarde is gestegen. En als de waarde van de grond méér is gestegen, alleen het bedrag
van de kosten. Stel dat hij een arm man is die, als hij zou worden gedwongen zo’n bedrag te
betalen, zijn huisgoden en de graven van zijn voorouders voortaan zou moeten missen. Het
is dan voldoende om u toe te staan zoveel van die zaken weg te nemen als u kunt, zonder
dat het perceel grond daardoor minder waard wordt dan het was wanneer er van het begin
af aan niet zou zijn gebouwd. (…).
Teken uit!
Hoeveel partijen zijn op basis van de eerste zin betrokken bij de casus? 1, 2, 3 of 4?
Het zijn er drie:
1. U.
2. De ander-> eigenaar van de grond.
3. Derde die grond heeft verkocht-> verkoper.
Verkoper was i.c. niet de eigenaar van de grond. Ander revindiceert dan de grond, dit is het
uitwinnen. Onkundig is dus dat u niet weet dat de grond van een ander is.