College 1 een algemeen kader
Abnormal child psychology – hoofdstuk 1
Er zijn een aantal problemen in het bestuderen van kinderen met een abnormale ontwikkeling:
• Wat is normaal en wat is abnormaal voor een kind van een bepaalde leeftijd, geslacht en
ethische en culturele achtergronden
• Identificeren van de oorzaken
• Voorspellingen maken over langer termijn uitkomsten
• Ontwikkelen en evalueren van methodes voor behandeling en of preventie.
Bij kinderen met problemen moet je altijd de volgende vier dingen in gedachten houden:
• Is het, het probleem van het kind of van de volwassene (die hier misschien niet mee om kan
gaan)
• Veel kinderen laten fouten/ falen zien in het ontwikkelen
• Veel problemen zijn niet compleet abnormaal
• Interventies voor kinderen promoten vaak de verdere ontwikkeling in plaats van het herstellen
van het level van functioneren nu.
Historical views and breakthroughs
De eerste historische interesse in kinderen met een abnormale ontwikkeling kwam in de 18e eeuw.
Hier werden vaak religieuze oorzaken aan gehangen. In het middel van de 18e eeuw werd het
toegestaan om kinderen met een abnormale ontwikkeling in hokken te plaatsen. Door de 19e eeuw en
de 20e eeuw werd de positie van kinderen beter. John Locke was een van de eerste die opstond voor de
rechten van kinderen. Jean Marc Itard (1774-1838) behandelde een kind met ontwikkelingsproblemen
in plaats van het af te wijzen. Leta Hollingworth (1886-1939) had als visie dat er meer kennis en
behandelingen voor kinderen moesten komen. Benjamin Rush (1745-1813) stelde vast dat mentale
problemen bij kinderen en volwassenen verschilde, omdat hun brein nog niet zo ontwikkeld was. De
term ‘morale insanity’ groeide daardoor. Door deze visie veranderde de aanpak. Dorethea Dix (1802-
1887) heeft halverwege de 19de eeuw 32 ziekenhuizen geopend voor behandeling van jeugd met
probleemgedrag. Daarnaast leidde de groei in het geloof in de visie van Locke tot meer morele
richtlijnen en ondersteuning voor kinderen. Er werd ingezien dat de problemen van kinderen kwamen
door onjuiste begeleiding van volwassenen. Er werd ene onderscheid gemaakt tussen imbeciles,
kinderen met een intellectuele achterstand en lunatics, kinderen met een mentale stoornis. De term
moral insanity groeide in de betekenis van abnormale ontwikkeling. Deze ging later over in de
organic disease model die de nadruk lag op humane vormen van behandeling.
Eerdere biologische verklaringen
Mensen gingen de psychopathologie verklaren aan de hand van biologische factoren, omdat ziektes
succesvol werden genezen. Echter , omdat het biologisch verklaard was, werd het gezien als
progressief, niet te genezen en liggend bij het individu. Mensen met een abnormale ontwikkeling
werden gezien als de veroorzaker van criminele gebeurtenissen.
Eerdere psychologische verklaringen
De erkenning voor psychologische oorzaken kwam in het begin van de 20e eeuw. Deze keek ook naar
de omgeving van het kind. Er zijn twee stromingen die de psychologische verklaringen vorm hebben
gegeven:
• Psychoanalytische theorie: Freud was de eerste die suggesties gaf voor het verbeteren van
psychologische stoornissen. Hij legde een link tussen mentale stoornissen en ervaringen in het
leven van het kind.
• Behaviorisme: dit kwam op in het begin van de 20e eeuw. Deze stroming keek naar de
leerbaarheid van gedrag.
,Ontwikkelende vormen van behandeling
Kinderen kregen gedragstherapie of psychodynamische therapie, maar ook veel kinderen werden nog
in een institutie geplaatst. Dit werd minder in de loop van de 20e eeuw.
Progressieve legalisatie
Er zijn veel nieuwe regels gekomen omtrent kinderen, kinderen moeten educatie krijgen, kinderen met
speciale behoeften moeten getest worden en kinderen kunnen een individueel leerprogramma hebben.
Ook de rechten van de kinderen zijn gewaarborgd in het kinderrecht.
Wat is abnormaal gedrag in kinderen en adolescenten?
Er is geen simpel antwoord op deze vraag. Om te kijken wat abnormaal is, moeten we sensitief zijn
voor de ontwikkeling van het kind op dat moment.
Definiëren van psychologische stoornissen
Over het algemeen wordt ene psychologische stoornis gekenmerkt door een patroon van gedrags-,
cognitieve, emotionele of psychische symptomen. Daarnaast laat een persoon vaak:
• Stress zien of angst of verdriet
• De symptomen zorgen voor een belemmering van het dagelijks functioneren
• Dit kan weer leiden tot meer lijden of pijn.
Deze dingen kunnen zich ook voordoen bij bepaalde gebeurtenissen, zoals verlies van een dierbare,
hier is er dan geen sprake van een stoornis.
Het labelen van een bepaalde stoornis, beschrijft de mensen die het hebben niet, maar beschrijven
gedragspatronen.
Competentie
Bij abnormale kinderen is het ook belangrijk om te kijken naar de competentie, de vaardigheid om
goed aan te passen in de omgeving. Developmental tasks zijn taken die een kind in een bepaalde
ontwikkelingsfase dient te kunnen.
Ontwikkelingspaden
Er zijn verschillende ontwikkelingspaden. Iedereen begint anders en eindigt anders. Ontwikkeling is
hierbij een dynamisch proces. Multifinality is het hebben van het zelfde begin, maar verschillende
uitkomsten. Equifinality is het hebben van een verschillend begin, maar dezelfde uitkomst hebben.
Risico’s en veerkracht
Risicofactoren (vergroot de kans op stoornis), beschermende factoren (verkleint de kans op stoornis)
en de veerkracht van een kind geven aan waarom het ene kind wel een stoornis ontwikkelt en de ander
in dezelfde situatie niet. Veerkracht verschilt per context en hangt samen met zelfvertrouwen, coping,
de vaardigheid om te vermijden en de vaardigheid om te vechten.
De prevalentie van mentale problemen in kinderen en adolescenten
1 op de 8 kinderen heeft mentale problemen. Er is een relatie tussen de kindertijd en het voorkomen
van mentale stoornissen. Minder dan 10% van de kinderen met mentale problemen krijgen de juiste
hulp.
Wat beïnvloedt de prevalentie en expressie van mentale stoornissen?
Kinderen die opgroeien met een sociale en economische nadeel of ongelijkheid, kinderen die meer te
maken krijgen met geweld, inadequate of slechte omgeving hebben een grote kans op het ontwikkelen
van een mentale stoornis. Het biologische geslacht, etnische achtergrond en culturele factoren zijn
factoren die bijdragen aan het dan wel of niet uiten of herkennen van de problemen bij kinderen of
adolescenten. Veel problemen in de kindertijd hebben levenslange consequenties.
,Hoofdstuk 2 – theorieën en oorzaken
Als je een abnormale ontwikkeling gaat onderzoeken moet je kijken naar biologische, psychologische,
sociale en culturele/ etnische factoren. Biologische factoren includeren ook genetische en
neurobiologische bijdragen. Psychologische invloeden bestaan uit de rol van gedrag en cognitieve
processen, maar ook emotie en relatie-invloeden. Sociale bijdragen betrekken ook familiepatronen,
relaties met vrienden, community factoren en culturele verwachtingen. Al deze factoren kunnen
impact hebben en interacteren met elkaar.
Theoretische basis
Een theorie zorgt ervoor dat we kunnen schatten over gedragingen op basis van voorbeelden. Hierdoor
kunnen we zoeken naar mogelijke verklaringen. Onderzoek naar de oorzaken van stoornissen in de
kindertijd wordt ook wel etiologie genoemd.
Developmental psychopathology perspective
Dit is ene benadering waarbij de nadruk ligt op ontwikkelingsprocessen en taken. Ook de context is
hierbij belangrijk. Er zijn drie assumpties voortgekomen uit dit perspectief:
• Abnormale ontwikkeling is op meerdere manieren bepaald: er zijn dus meerdere invloeden die
een tot een stoornis kunnen leiden.
• De omgeving en het kind beïnvloeden elkaar; de dynamische interactie tussen kind en
omgeving wordt ook wel transactie genoemd.
• Abnormale ontwikkeling houdt continuïteit en discontinuïteit in; continuïteit geeft aan dat de
verandering gradueel is en kwantitatief, toekomstige patronen kunnen hieruit afgeleid worden.
Discontinu geeft aan dat veranderingen abrupt zijn en kwalitatief, de toekomst is moeilijk tot
niet te voorspellen.
Developmental cascades is het proces waarbij de eerdere ervaringen en interacties van het kind
toekomstige ontwikkeling kan beïnvloeden.
Ontwikkelingsoverwegingen
Adaptatie falen is het niet in staat zijn om ontwikkelingsmijlpalen te halen. De organisatie van
ontwikkeling perspectief wordt aangehouden dat de ontwikkeling van kinderen georganiseerd is en
dat vroege patronen van adaptatie ontwikkelen over de tijd en transformeren in hoger-orde functies in
een voorspelbare manier.
Biologische perspectieven
Tijdens de zwangerschap ontstaan er allemaal gespecialiseerde cellen die connecties met elkaar maken
en een hersennetwerk vormen. In de 5e maand vindt er pruning plaats, waarbij onnodige verbindingen
worden verbroken.
Neurale plasticiteit en de rol van ervaring
De hersenen worden vaak verdeeld in de hersenstam en forebrain. De forebrain zorgt voor de
regulatie van automatische activiteiten, zoals ademhaling. De hindbrain bestaat uit de medulla, pons
en cerebellum. De hersenstam bevat ook de midbrain. Deze coördineert beweging met sensorische
input en heeft het reticular activating system (RAS). Deze zorgt voor arousal en spanning. Bovenaan
de hersenstam zit het diencefalon en deze bestaat uit de thalamus en de hypothalamus. Deze zijn
essentieel voor het reguleren van gedrag en emoties.
Het limbisch systeem in het forebrain zorgt voor het reguleren van emotionele ervaringen en
expressies en spelen een belangrijke rol bij het leren en de impulscontrole. In het forebrain ligt ook de
basale ganglia. Dit deel zorgt voor het reguleren, organiseren en filteren van informatie dat
gerelateerd is aan cognitie, emotie, gevoel, en motorische functie, heeft invloed bij ADHD en OCD.
De cerebrale cortex is onderdeel van de forebrain en heeft invloed op verbale en cognitieve aspecten,
maar ook op sociale perceptie en creativiteit, heeft invloed bij communicatie en leerproblemen. De
Frontale kwab heeft te maken met aandacht, leren en emotieregulatie.
, Het brein ondergaat allemaal veranderingen en past zich hierop aan, dit wordt ook wel
neuroplasticiteit genoemd. Ervaringen hebben daarmee dus invloed op het brein, vooral tijdens de
zwangerschap of in de eerste levensjaren. Bepaalde structuren van het brein rijpen op een bepaalde
leeftijd, zo rijpen de primitieve delen van het brein als eerste in de eerste drie levensjaren (motorisch
en sensorisch).
Genetische overwegingen
Genetische factoren kunnen ook een rol spelen bij de ontwikkeling van een stoornis. Genen
beïnvloeden hoe we reageren op de omgeving, dit wordt ook wel gene-environment interaction
genoemd. Behavioral genetics onderzoekt de relatie tussen genen en gedrag. Molecular genetics
onderzoeken de invloed van genen op psychopathologie.
Psychologisch perspectief
Emotionele ervaringen, uitdrukkingen en regulatie hebben invloed op de sociale interacties en relaties
van kinderen. Dus deze dingen zijn de basis voor persoonlijkheidsontwikkeling. Emotion reactivity is
het individuele verschil tussen de trigger en intensiteit van emotionele ervaringen. Dit geeft aan hoe
sensitief iemand is voor zijn omgeving. Emotion regulation is het benadrukken, behouden of
inhiberen van emotionele opwinding. Temperament is de stijl van gedrag die in de vroege kindertijd
al zichtbaar is. Er zijn drie hoofddimensies van temperament die verbonden worden met normale en
abnormale ontwikkeling:
• Positive affect and approach; dit beschrijft het ‘makkelijke’ kind. Vaak goed in aanpassing een
de omgeving en reguleren van zichzelf.
• Fearful or inhibited; dit beschrijft het ‘langzaam-op-te-warmen’ kind. Variabel in zelfregulatie
en aanpasbaarheid. Kan stress of negativiteit laten zien in bepaalde situaties
• Negative affect or irritability; dit is het ‘moeilijke’ kind. Deze is vooral negatief en niet erg
aanpasbaar.
Een persoonlijkheidsstoornis wordt vaak pas op latere leeftijd gediagnosticeerd. Voor de het
diagnosticeren van persoonlijkheidsstoornissen moet er een aanhoudend patroon zijn van gedrag dat
sterk afwijkt van het verwachte gedrag voor de cultuur in meerdere situaties. Bij kinderen moet er ook
aanhoudend afwijkend gedrag zijn die niet gelimiteerd is aan een ontwikkelingsfase en de klachten
moeten minimaal een jaar aanhouden.
Er zijn een aantal grote benaderingen met betrekking tot abnormaal gedrag:
• Applied behavior analysis (ABA): deze benadering kijkt naar observeerbaar gedrag. De relatie
tussenstimuli, respons en consequenties wordt beschreven.
• Klassieke conditionering; dit kijkt naar geconditioneerde stimulus en ongeconditioneerde
stimuli.
• Sociale leertheorie en sociale cognitie: dit kijkt ook naar cognitieve factoren die mee kunnen
spelen bij gedrag. Sociale cognitie is hoe kinderen denken over henzelf en anderen, afkomstig
van mentale representaties.
Familie, sociaal en culturele perspectieven
Een gedeelde omgeving bestaat uit factoren die gelijkenissen geven in de ontwikkeling van een kind,
zoals zelfde ouders of armoede. Een niet gedeelde omgeving geeft ongelijken in de ontwikkeling van
een kind, zoals andere vrienden en ongelijke behandeling door de ouders.
Hechting
De hechting van en kind tussen de ouder is belangrijk voor de ontwikkeling van het kind. Dit is een
emotionele band. De vorming van deze band begint tussen de 6 en de 12 maanden. Interne
werkmodellen (wat er wordt verwacht en hoe je relateert aan anderen) ontstaan uit de hechting.
Familie en vrienden context
Theoristen van familie systemen geven aan dat het gedrag van een kind, moeilijk te voorspellen is
buiten de familie context.