College 1 ~ Inwijding stadssociologie van
Onderwijs en Opvoeding
40 MC-vragen & 1 essayvraag
1. Inwijding in (stads)sociologisch denken
2. Sociale en etnische segregatie in grootstedelijke buurten: R’dam als
casus
3. Onderwijssegregatie in de grote stad: A’dam als casus
(stads)sociologisch denken:
- Focus op macro- en mesoniveau => interpersoonlijk niveau (en dus
niet op intrapersoonlijk niveau) => interacties tussen
individuen/groepen in samenleving => niet persoonlijke kenmerken
maar groepskenmerken
- Macro: interactie tussen landen
- Meso: analyse van gezinnen, scholen, dynamiek binnen buurt e.d.
Kijken vanaf de Euromast
- Maakt het wat uit of kinderen, jongeren en leerlingen opgroeien in
de grote stad of in kleine dorpen?
- Hoe ontwikkelen grootstedelijke contexten?
- Niet alleen opgroeien, maar ook naar school gaan in grote stad
Alles wat tussen mensen afspeelt: het ‘tussen’
Concrete voorbeelden:
Echtscheidingen: in 40 jaar tijd is het percentage van 10 naar 36%
gestegen
Voortijdige schooluitval: op sommige mbo-opleidingen ligt het
voortijdig schoolverlaters-cijfer nu op 30-40%
Eenzaamheid: ong. 20% van de volwassenen in Nederland geeft aan
zich eenzaam te voelen
Stedelijke rellen: in Parijs (2005), in Londen (2010) en in Stockholm
(2013) hebben zicht grote rellen voorgedaan
In sommige scholen hebben investeringen in de structuur van het
onderwijs geleid tot betere resultaten en in andere scholen niet
Hoe kunnen we dit verklaren? Ligt het puur aan factoren op
het (micro)niveau van de persoonlijkheid van mensen? Of is
er meer…? er is meer
Psychologische oorzaken:
Depressie, behoefte, lust (=> overspel), sociologisch: ander beeld
over vreemdgaan & huwelijk
Demotivatie, burn-out, sociologisch: slechte groepsdynamiek,
(de)motiverende manier lesgeven
, Angst, depressie, zelfverzekerdheid, sociologisch: beeld over
eenzaamheid, wel/geen relaties met andere mensen
Agressiviteit, sociologisch: jongeren kunnen niet huren door duurder
worden van woningen -> onvrede daarover
Niet alleen psychologisch/alleen sociologisch => interdisciplinair
4 typen sociologie:
1. Kritisch – ong. 5% (theoretische, fundamentele reflecties op macht;
bezig met: analyse van ontrafelen van machtsstructuren)
2. Professioneel – meerderheid (combi theoretische en empirische
focus om sociale werkelijkheid te duiden)
3. Beleidssociologie (instrumenteel, gericht op advies;
onderzoekbureaus, adviesclubs e.d.)
4. Publiek (gericht op publieke debat, veranderen van de wereld)
Centraal: professionele (wel met sterke connectie met publieke debat)
Competenties die op toets komen:
- Leren denken
- Sociologische verbeelding (= focus op verklaren gedrag door te
kijken naar bedding van mensen in groep)
- De-familiarisering (= vermogen om bekende en vanzelfsprekende
zaken ter discussie te stellen => waarom-vraag)
Sociologen vooral geïnteresseerd in waarom dingen gebeuren. Bijv.:
waarom reageert iedereen in college zoals voorgaande generaties & zoals
verwacht, zonder dat dit gevraagd/gezegd is?
Segregatie en concentratie als wetenschappelijke concepten
Concentratie = mate van groepering van personen met gelijke
kenmerken in bepaalde buurten (bijv. 40% niet-westerse
migranten) (absoluut)
Segregatie = ongelijke verdeling van personen met gelijke
kenmerken over alle buurten in de stad (relatief) (kan met
verschillende aspecten, bijv. opleidingsniveau, ras, aantal kinderen)
Segregatie index = geeft aan welk deel van een groep moet
verhuizen om een volledig gelijke verdeling van de groep over alle
buurten van de stad te krijgen -> varieert van 0 (= geen segregatie,
volledig gelijke verdeling) tot 100 (= absolute segregatie, een groep
woont in een buurt en nergens anders)
Hoofdvragen in stadssociologisch en stadsgeografisch onderzoek: bepaalt
klasse (SES) of cultuur de segregatie? Zijn mensen gedwongen tot
gesegregeerd wonen of kiezen zij er zelf voor?
, Vrijheid van onderwijs:
Artikel 23, lid 6 (grondwet):
“Deze eisen worden voor het algemeen vormend lager onderwijs zodanig
geregeld, dat de deugdelijkheid van het geheel uit de openbare kas
bekostigd bijzonder onderwijs en van het openbaar onderwijs even
afdoende wordt gewaarborgd. Bij die regeling wordt met name de vrijheid
van het bijzonder onderwijs betreffende de keuze der leermiddelen en de
aanstelling der onderwijzers geëerbiedigd.”
Deugdelijkheid = betrouwbaarheid/degelijkheid
NL = enige land dat nationale financiering organiseert voor bijzonder
onderwijs (andere landen: wil je privéschool? Ga je gang, betaal maar).
Kan segregatie versterken
+/- 2/3e van scholen is bijzonder (vooral in primair onderwijs) (in andere
landen maar 10% ofzo, omdat ze het daar zelf moeten betalen)
Concentratie & segregatie
Getto’s in Nederland:
Etnisch homogeen (1 gemeenschap dominant)
Aanzienlijk deel van de gemeenschap woont in het getto en niet
daarbuiten (=> concentratie)
Onvrijwillige concentratie (geen andere keuze, discriminatie,
overheidsbeleid)
Joodse getto’s (sprake van dwang)
Etnische enclave:
Etnische clustering op vrijwillige basis (eigen keuze)
Geen dwang
Segregatie-index Rotterdam (zie ppt) => welk percentage van welke
groep zou moeten verhuizen om een gelijke verdeling te krijgen?
Superdiverse omgeving = omgeving waarin binnen de diversiteit in bijv.
etniciteit nog meer diversiteit is in bijv. opleidingsniveau, leefstijl e.d. =>
diversification of diversity (= diversiteit binnen de aanwezige diversiteit).
Amsterdam: sinds 2011 een ‘majority-minority city’ (= de meerderheid
van de bevolking behoort tot minderhedengroepen)
Theoretische verklaringen voor bestaan van segregatie op wijkniveau:
1. Ruimtelijk assimilatiemodel:
Klasse is bepalend, sociaal-economische achtergrond
(opleidingsniveau, inkomenspositie) als bepalende factor,
demografisch factoren (leeftijd, fase in het leven)