1. Dynamische persoonlijkheidsdiagnostiek met behulp van theoriegestuurde
profielinterpretatie van de MMPI-2
3.1. Inleiding
Het is vooral bedoeld om pathologische persoonlijkheidskenmerken in kaart te
brengen, vooral agressieregulatie en gebruik ervan is dan ook geïndiceerd bij mensen
met een duidelijke hulpvraag en met psychopathologie.
3.1.1. Afname en scoring
Bestaat uit 567 vragen en elke vraag bestaat uit de antwoorden ‘ja’ en ‘nee’. Een
aantal items bevatten dubbele ontkenningen wat verwarring kan brengen.
Afnameduur is tussen 1.5-2 uur
Aangeraden om bij de afname aanwezig te zijn.
Geautomatiseerde scoreverwerking wordt aangeraden en duurt vaak 5-10 minuten
Bij sommige patiënten moet je pauzes inlassen
Wanneer er geen sprake is van een floride toestandsbeeld/ernstige cognitieve
stoornissen/lagere school normaal is doorlopen/beheersing van NL taal voldoende is,
kan dit in de meeste gevallen probleemloos worden afgenomen.
Zwak geïntegreerde mensen/ overmatig precieze mensen kunnen later tijdens de
afname wel in de problemen komen, maar met enige begeleiding komt het vaak goed.
Eventueel kan worden volstaan met de eerste 372 items, waaruit de scores op de
klinische hoofdschalen worden afgeleid
Mensen zonder hulpvraag, bijv. bij personeelsselectie zullen vooral sociaal wenselijke
antwoorden geven.
3.1.2. Voordelen MMPI-2 ten opzichte van de oude MMPI
Niet heel relevant voor BAPD/stage
3.1.3. Interpretatie
Hierbij kun je gebruikmaken van diverse handboeken waarin twee-en/of driepunts
codetypen staan beschreven, waarbij het codetype gevormd wordt door de twee dan
wel drie schalen waarop het hoogst wordt gescoord. Zie hiervoor Welsscodering.
Een nadeel van het gebruik van deze handboeken is dat hoge schaalscores in het
algemeen als structureel kenmerk van de persoonlijkheid geïnterpreteerd worden.
Een aantal schalen van de MMPI-2 blijkt echter gevoelig voor de invloed van een
toestandsbeeld: dit geldt met name voor de schalen 4,6,8 en 9. Een tweede nadeel van
het gebruik van de beschrijvingen van de twee- of driepunts codes in de interpretatie
niet wordt meegenomen dat de betekenis van een bepaalde code kan variëren
afhankelijk van de hoogte van de scores op andere schalen die niet in de code zijn
opgenomen.
Bij dynamische theoriegestuurde profielinterpretatie, ontwikkeld door de auteurs
wordt het gehele profiel, inclusief de verhoudingen tussen de verschillende schalen en
de invloed van het toestandsbeeld hierop, onderzocht en geïnterpreteerd.
3.1.4. Invloed van het toestandsbeeld op de klinische hoofdschalen
, Wanneer de scores op de klinische hoofdschalen hoger zijn dan 75 – 80 is een
toestandsbeeld mede verantwoordelijk voor de scoreverhogingen. Het is dan ook
volstrekt onjuist om zonder meer de beschrijvingen van de verschillende codetypes
zoals men die ken vinden in de verschillende MMPI-handboeken over te schrijven.
Anders ga je er van uit dat de verhoging van de schalen structureel is en duidt op een
persoonlijkheidsprobleem.
Een teken dat er sprake kan zijn van een toestandsbeeld dat de meting mogelijk heeft
beïnvloed is wanneer bij de NVM een profiel verschijnt passend bij de neurotische
organisatie en tegelijkertijd de schalen 4, 6,8 en 9 van de MMPI-2 sterk zijn verhoogd.
In deze gevallen mag je op basis van de MMPI dan ook niet concluderen dat er sprake
is van structurele pathologie.
Door gezamenlijk gebruik van de NVM en MMPI-2 kun je een beeld krijgen van een
eventueel toestandsbeeld en je kan de MMPI-2 dus niet zomaar vervangen door de
NVM.
Een tweede teken: wanneer de score op de Fb-schaal hoger is dan de F en/of wanneer
de F-score hoger is dan de score op schaal 8. De hoogste van score op schaal 8 hangt
vooral samen met structurele pathologie, die van schaal F meer met klachten op een
bepaald moment.
Een toestandsbeeld dat vaak verantwoordelijk is voor een discrepantie tussen de NVM
en MMPI-2 en dus voor een stuwing van de MMPI-2 schalen 4,6,8 en 9 is vaak PTSS
met dissociatieve verschijnselen. Naast de MMPI-2 en NVM kan je dan ook de
Dissociation Questionnaire gebruiken. Dan screen je of er sprake is hiervan. Wanneer
deze aangeeft dat er geen sprake is van dissociatie, dan zijn deze er ook niet, maar bij
een positieve screening, kan er sprake zijn van fout positief en moet je dus verder
onderzoeken.
Er kan ook sprake zijn van een ernstige depressie (schaal 9 kan dan verhoogd zijn en
de score op schaal 0 relatief laag), ADHD of van een beginnend psychotisch proces.
Welk toestandsbeeld dan aanwezig is, moet onderzocht worden.
3.2. De verschillende schalen van de MMPI-2
3.2.1 Validiteitsschalen
Bij de MMPI zijn dit de Leugenschaal (L), Frequency-schaal (F), de Korrektieschaal
(K), de VRIN-schaal (Variabele Response Inconsisteny Scale), de TRIN (True False),
de Fb (Fback) en de S (Superlatieve zelfpresentatie schaal).
De L-schaal meet de neiging om zich op een wat primitief-naïeve wijze in een goed
daglicht te plaatsen, zonder zich te realiseren dat anderen dit niet echt kunnen geloven.
Een extreem lage score op L duidt op een bijna tentoonstellen van alle menselijke
tekorten
F-schaal meet het bestaan van ernstige psychopathologie, ontreddering/wanhoop.
K-schaal meet het vermogen om zwakheden te verbloemen op een wat meer subtiele
en sociaal meer geaccepteerde manier dan zoals gebeurt bij een verhoging op de L-
schaal. Dit vermogen komt voor bij mensen met authentiek sociaal inzicht en met
empathie met de ander, maar ook bij mensen die in staat zijn tot het ophouden van een
geraffineerde sociaal wenselijke façade. In deze gevallen is er dan juist weer een
gebrek aan zelfinzicht/echte empathie. Meer onderzoek is nodig om te differentiëren
tussen deze groepen.