PARASITOLOGIE
ONDERDEEL VAN DE CURSUS VIROLOGIE EN PARASITOLOGIE TLSC-VIRPAR5V-13
LARA VAN DER LINDE
THEMA 1A: PARASIETEN ALGEMEEN
Parasitaire infecties
1 – Enterobiasis: worm in dikke darm (gaat ‘s nachts naar buiten via anus)
2 – toxoplasmose: infectie van het oog door een protozoa
3 – malaria (cerebraal-> ernstige complicatie)
4 – schurft (mijt)
5 – Ascariasis: spoelworm infectie (worm kruipt uit lichaamsopeningen)
6 – Strongyloides: worm infectie met allergische reactie
7 - Larva migrans (Toxocara cati, mijnworm)
8 - Chagas disease (Trypanosoma cruzi)
9 – Amoebiasis: amoebe infectie van de lever (leverabces)
10 - Toxoplasmose (congenitaal): waterhoofd (besmetting tijdens bevalling) tgv toxoplasmose
11 – Leishmaniasis (cutaan): eencellige parasiet (protozoa)
1. Wat zijn parasieten en parasitaire infecties?
• Parasieten zijn dieren die uitsluitend in (endo) of op (ecto) andere dieren of de mens kunnen leven
• Parasieten zijn commensaal of pathogeen
• Parasitisme is een vorm van tijdelijke of permanente samenleving van twee organismen, waarbij de
een (de parasiet) voedsel onttrekt aan de ander (de gastheer, patiënt).
- Grieks: mee aanliggen, gast zijn
- Latijn: mee-eter, klaploper
• ‘Parasites are the most complex microbes’ (Murray et al.)
Parasieten zijn eukaryoten (dieren). In = endoparasieten (protozoa en helminthen) en Op = ectoparasieten
(arthropoda). Commensaal = onschadelijk / nuttig. Pathogeen = ziekmakend. Opportunisten = ‘profiteurs’ van
zwakke gastheren. Grieken waren al bekend met parasieten, maar dachten wat positiever over deze eukaryote
organismen dan de romeinen (zie vertaling).
Parasieten zijn eukaryote organismen, behorende tot het dierenrijk en onderverdeeld in:
1. protozoӫn = eencelligen
2. helminthen = wormen
3. arthropoda = geleedpotigen
• Wormen en geleedpotigen zijn meercellig (metazoӫn)
• Afbeelding:
1 – malaria; 2 – Giardia lamblia: eencellige die leeft in darm;
3 – 8-potige mijt die schurft veroorzaakt; 4 – rondworm
5 – lintworm (10 tot 20-meter lang); 6 – 6-potige hoofdluis
,Soorten ziekteverwekkers
• BACTERIEN:
- Zelfstandig levende organismen -> Autonoom
- geef ze voeding en plek en ze vermenigvuldigen zich.
- Schade in gastheer door afvalstoffen (toxinen)
• VIRUSSEN:
- Niet zelfstandig levende organismen (‘parasieten’)
- hebben een gastheer nodig -> Niet autonoom
- alleen te kweken in cellen van gastheer
- Schade door vernietigen van cellen/ weefsel.
• PARASIETEN:
- Gedeeltelijk zelfstandig levende organismen kunnen zichzelf voeden, en vermenigvuldigen, maar
alleen in gastheer -> Gedeeltelijk autonoom
- alleen stukje v.d. levenscyclus is buiten de gastheer
- Schade door afvalstoffen, vernietiging van cellen/ weefsel en/of obstructie.
Parasieten vormen een afzonderlijke groep welke te onderscheiden is van de virussen, bacteriӫn en schimmels.
‘Obstructie’ bij grote aantallen parasieten. Vb verstopping van de dunne darm door kluwe spoelwormen.
• Gastheer noodzakelijk voor de voortplanting van de parasiet
• Parasiet heeft altijd deel van zijn levenscyclus buiten de (eind)gastheer (milieu of andere gastheer)
• Parasiet
- Monoxeen 1 gastheer -> bijvoorbeeld spoelworm.
- Polyxeen meerdere gastheren -> bijvoorbeeld Lintworm, Plasmodium spp.
• Gastheer
- Eindgastheer sexuele voortplanting van de parasiet GV
- Tussengastheer asexuele voortplanting van de parasiet OV
Wat maakt dat de gastheer voor een parasiet belangrijk / onmisbaar is? Voornamelijk voortplanting, maar ook
voeding.
Als gastheer dood gaat, betekent dit niet het einde van de parasiet (want deel levenscyclus is in milieu of
andere gastheer)
GV: samensmelting van mannelijke en vrouwelijke voortplantingscellen (geslachtscellen), alle helminthen en
arthropoden, enkele protozoa
OV: deling / splitsing van lichaamscel alle protozoa, enkele helminthen en arthropoden
Transmissie: overdracht van de parasiet
• Porte d’entrée -> specifiek voor een parasiet.
- mond of neus
➔ voedsel, water
- anus of vagina (SOA) – huid
➔ parasiet kruipt door huid
➔ prik of steek door vector
• Waar vandaan?
- milieu: water, aarde, lucht (monoxene parasieten)
- andere gastheer (polyxene parasieten)
➔ opgegeten met stukje van andere gastheer
➔ geprikt door vector
(Immuno)pathologische reacties
• Factoren die (immuno)pathologische reacties bepalen:
- Infectiedosis en blootstelling -> Infectiedosis: besmetting met een eitje of honderd.
Blootstelling: van 1 muggenprik kan je overlijden aan Malaria/ vele invasieve amoeben
nodig om amoebendysenterie te krijgen.
, - Binnendringen in anatomische barrières -> bijv. als binnengedrongen in hersenen dan ernstiger
(dodelijk) ziekteverloop (malaria, slaapziekte).
- Hechting -> hechting van parasiet aan gastheerweefsel kan zijn: aspecifiek, mechanische interacties,
bijv bijtende monddelen en chemische interacties zoals glycoproteinen op de parasiet/ glycolipide-
receptoren op gastheercellen.
- Vermenigvuldiging (ophoping in orgaan)
- Cel- en weefselschade
- Ontwijken van afweermechanisme gastheer
• Een parasiet kan het afweermechanisme van de gastheer ontwijken door:
- Antigenic variation -> Snel wisselen van oppervlakte antigenen. vb Trypanosoma (slaapziekte) reageert
daarmee op anafylactische shock (Ag + Ig E histamine release) door zich te vermenigvuldigen, zodat
moleculaire ‘husseling’ optreedt van DNA sequenties → andere antigenen.
- Molecular mimicry -> Nabootsen van host-antigen vb Schistosoma, Trypanosoma
- Antigenic masking -> Pakken zichzelf in met gastheermoleculen vb Schistosoma
- Intracellular location -> In een cel kruipen vb Plasmodium in RBC en leishmania in macrofagen
- Immunosuppression -> Onderdrukken van immuunafweer door Ig af te breken vb Schistosoma of
onderdrukken B of T cel respons (Trypanosoma, Plasmodium)
2. Parasitaire infecties in Nederland en in de wereld
• Parasieten stellen eisen aan hun omgeving:
- temperatuur, luchtvochtigheid
- gastheersoort
• Parasitaire infecties in (sub)tropen talrijk
- Prevalentie = percentage geinfecteerde mensen
- Morbiditeit = percentage geinfecteerde mensen met klinische symptomen
- Mortaliteit = percentage geinfecteerde mensen dat overlijdt
• Importinfectie wordt meegenomen naar Nederland
• Endemische infectie komt voor in Nederland
- Vaak: Toxoplasmose, Trichomonas, Enterobius, Pediculus (hoofdluis)
Parasieten zijn kieskeurig (mbt temperatuur en luchtvochtigheid). Temperatuur: in NL te koud voor veel
parasieten (wormen met name). Gastheersoort: malariamug komt niet in NL voor, dus hier geen malaria.
Enkele parasitaire infecties die vroeger in Nederland voorkwamen, zoals malaria, zijn uit Nederland verdwenen
en kunnen dus nu niet meer in Nederland worden opgelopen. Er zijn echter nog steeds een aantal parasitaire
infecties waarvan de prevalentie in Nederland hoog is, zoals die van bijvoorbeeld Toxoplasma, Trichomonas,
Enterobius (aarsmade) en Pediculis (hoofdluis). Er is dus alle reden om in Nederland attent te zijn op parasitaire
infecties.
Belangrijke parasitaire infecties bij de mens
X-as = prevalentie; slaapziekte lijkt minder van belang (lage prevalentie), maar mortaliteit is echter zeer hoog!
, Percentage mensen dat op een bepaalde tijd geinfecteerd is = prevalentie
Percentage geinfecteerde mensen dat klinische symptomen vertonen (zonder aan de infectie te overlijden) =
morbiditeit
Percentage geinfecteerde mensen dat overlijdt als gevolg van een infectie = mortaliteit
Nematoden en wormen, spoelwormen en lijnwormen komen wereldwijd veel voor. Malaria komt veel voor.
Een van de meest dodelijke ziekte, slaapziekte, komt minder veel voor maar de mortaliteit is enorm. Kans is
groot dat je overlijdt aan deze ziekte.
Parasitaire infecties
1 op de 4 mensen in de wereld heeft een worminfectie. Verder zie je in het groen de
malaria bijdrage. Deze is bijzonder groot. Lymphatic filariasis is ook een belangrijke
vorm van infectie. Opvallend dat de wormen een substantiële bijdrage vormen in de
parasitaire infecties in de wereld.
In Nederland zijn de wormen (geel) zo goed als verdwenen. Voorbeelden van
rondwormen zijn ascaris, strongyloides, enterobius, Trichuris trichiura, etc (zie ook
vorige slide).
Waar komen parasieten voor in je lichaam
Waar ‘wonen’ parasieten die de hoogste mortaliteit (sterfte) veroorzaken? Antw. In bloed en (hersen)weefsel
3. Onderzoek in Nederland aan parasitaire infecties
• In Nederland wetenschappelijk onderzoek aan parasitaire infecties:
- universiteiten (bijv. WUR)
- (academische) ziekenhuizen (bijv. Radboud UMC, AMC, LUMC)
- instituten zoals RIVM en BPRC
• Doel:
- ontwikkeling van nieuwe methoden voor bestrijding van parasieten
- betere methoden voor behandeling van parasitaire infecties
- ontwikkeling van nieuwe medicijnen en vaccins
- verbetering van methoden voor diagnostiek van parasitaire infecties
BPRC = Biomedical Primate Research Center; In Nijmegen onderzoek naar vaccin voor Malaria: In Wageningen
onderzoek naar vectoren
Er is nog steeds geen vaccin tegen parasieten. Er wordt nu wel heel veel onderzoek gedaan mbt het
ontwikkelen van een malaria vaccin.