Maatschappijleer A5
Samenvatting pluriforme
samenleving
Verschil en verdraagzaamheid
In de loop van de eeuwen zijn er veel reizigers naar Nederland getrokken en hun indrukken
waren verschillend, maar over het algemeen positief. Er was de indruk dat Nederland een
open land was dat werd geprezen om de tolerantie en vrijheid. De beschrijvingen gaan over
vrijheidsdrang en het verlangen naar ordening (groeperen volgens bepaalde kenmerken).
Sinds de onafhankelijkheid in 1648 bestond er verdraagzaamheid, hoewel mensen van
verschillende sociale klassen, godsdiensten en levensstijlen samenleefden. Dit wordt een
pluriforme samenleving genoemd.
Na de onafhankelijkheid heeft het nog wel lang geduurd voordat Nederlanders zich
onderdeel gingen voelen van de nationale gemeenschap, want de zelfstandigheid van de
steden en gewesten was sterk in de Republiek der Verenigde Provinciën. In de Opstand
tegen Spanje verdedigden ze de autonomie van afzonderlijke provincies, er waren veel
regionale verschillen. Katholieken, lage klassen en plattelanders bleven buitenstaanders.
Verschillen waren er dus altijd, vanaf 1945 versterkte immigrantenstromen die diversiteit
extra.
Door communicatiemiddelen (telegrafie, spoorwegen) raakte Nederlanders meer bij elkaar
betrokken en met elkaar verbonden. Pas in 1909 werd bijvoorbeeld over dezelfde
tijdsrekening ingevoerd. Er ontwikkelde een gevoel van saamhorigheid.
Morele geografie van Nederland: het dicht op elkaar leven van mensen op een klein
grondgebied heeft invloed op de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Gecombineerd
met het pluriforme karakter was tolerantie noodzakelijk. Tolerantie was de eerste
pragmatische keuze (een keuze waar je zelf voordeel uit haalt, het is nuttig) bestuurders
realiseerden zich hoe belangrijk maatschappelijke vrede is in een land met religieuze
minderheden. Ook was er veel handel over de grenzen, dus wilden ze zich niet druk maken
over culturele verschillen, (economisch) profijt woog zwaarder dan principes (van geloof)
voor ons handelsland.
Tolerantie werd toen gezien als iets wat eigenlijk verboden was oogluikend
toelaten/gedogen. Een voorbeeld zijn de schuilkerken van de katholieken. Zolang de
bijeenkomsten niet te opzichtig waren werd het getolereerd, ook al was het niet officieel
toegestaan. Katholieken mochten voor 1795 ook geen bestuursfuncties bekleden, ze werden
niet al volwaardige burgers gezien in het protestantse Nederland.
Vrijheid van geweten bestond wel, maar niet alle denkbeelden mochten openbaar geuit
worden. Seksuele omgang tussen joden en christenen werd bijvoorbeeld bestraft. Er was
ook niet altijd een open houding tegenover immigranten, maar voor die tijd was Nederland
erg verdraagzaam.
, Maatschappijleer A5
Aan de tolerantie zat ook een principiële kant, want velen waren ervan overtuigd dat
mensen recht hadden op vrijheid van denken en geweten. Dissidenten (individuen of
groeperingen die zich verzetten tegen de overheersende opvattingen) zoals John Locke en
Pierre Bayle zochten hun toevlucht, omdat ze in Nederland boeken konden publiceren die
anders gecensureerd werden. Ook werden Portugese joden en Franse hugenoten
opgevangen in Nederland (zowel pragmatisch als principieel, want ze waren nuttig voor onze
handel en kennis en welkom vanuit principe).
Onze cultuur kan worden omschreven als poldermodel en pacificatiedemocratie. In landen
met minderheden gaat het namelijk vaak om compromissen. Zo kennen we
coalitieregeringen waarin verschillende partijen samenwerken en bestaat er veel overleg
tussen werkgevers en- nemers om stakingen te voorkomen. Hierdoor zijn er vergeleken met
andere landen (bijvoorbeeld Frankrijk) minder politieke botsingen. De traditie van
conflictoplossing door overleg wordt vaak in verband gebracht met de strijd tegen het water
en onze eerste vorm van democratie moet inderdaad gezocht worden bij de waterschappen
waarin werd samengewerkt. Beheersing van water leidde tot het gevoel van maakbaarheid
en ordening.
Conformisme is het verlangen om zich aan te passen aan de opvattingen de gedragingen van
de meerderheid in de samenleving. Daar neigen we tot als gevolg van de compromissen,
want het schijnt moeilijk te zijn om een groot meningsverschil vol te houden. Onze
denkbeelden raken dus geconformeerd.
Sinds de eeuwwisseling vermindert de verdraagzaamheid en gelijkgestemdheid,
gesymboliseerd door de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh is het politieke en
sociale conflict scherper geworden. Een oorzaak is de toegenomen globalisering, waardoor
landen afhankelijker van elkaar worden. Dit resulteert in toenemende handel, maar ook in
meer tegenstellingen in de wereld: conflicten, concurrentie, verval van politieke
middenpartijen en groei van protestpartijen. Deze polarisatie leidt tot politieke en
maatschappelijke onzekerheid in de omgang met culturele verschillen (bijvoorbeeld zwarte
piet, hoofddoek, boerka, vluchtelingen, homo’s, discriminatie etc). Omdat de tegenstellingen
groter worden staat de sociale cohesie onder druk. Het vertrouwen van burgers in elkaar en
de overheid brokkelt af.
Cultuur en identiteit
Cultuur houdt in, alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van
een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen.
Het toont zich in vaste gewoontes en tradities, maar verandert ook. Zo is Nederland niet
meer zo (actief) gelovig als vroeger. Ook worden rechten voor kwetsbare groepen steeds
beter gewaarborgd, zijn lijfstraffen en slavernij in het algemeen afgeschaft en vrouwen zijn
niet langer handelingsonbekwaam.
Cultuur bepaalt een deel van je persoonlijkheid. Mensen hebben door hun cultuur een
gemeenschappelijk referentiekader waardoor ze elkaar makkelijker begrijpen en gedachten
en gevoelens kunnen uitwisselen. Cultuur geeft ook richting aan het denken en doen van