Allemaal in één heb ik 4 verschillende onderwerpen voor het economie eindexamen samengevat! Begrippen, voorbeelden en uitleg van 'Markt en Overheid', 'Heden, Verleden en Toekomst (alleen hoofdstuk 1 en 2)', 'Risico en Rendement' en 'Speltheorie' staan allemaal hierin uitgewerkt. Ik heb dit gebrui...
Markt en overheid
Hoofdstuk 1 en 2
Markt: geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en
producten verhandelen.
Abstracte markt: alle factoren die te maken heeft met de verhandeling van het product
Concrete markt: plaats waar vragers en aanbieders elkaar ontmoeten
Marktaandeel: productieomvang van een individuele aanbieder als percentage van de
totale productie in de markt.
Markstructuur: geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden:
aantal aanbieders, marktaandelen, toetredingsdrempels, productdifferentiatie.
Een markt is in evenwicht als geen enkele consument en geen enkele producent iets anders
zou willen doen dan wat ze doen: de gevraagde hoeveelheid is gelijk aan de aangeboden
hoeveelheid en alle producent maximaliseren hun winst.
Marktvorm: geheel van factoren waaronder ondernemingen met elkaar concurreren
Factoren:
- Veel/Weinig aanbieders?
- Homogeen/Heterogeen product?
- Vrije toe- en uitreding? Een markt met vrije toetreding heet een betwistbare markt
- Is de markt transparant?
- Productietechnologie?
Aantal aanbieders Homogeen product Heterogeen product
Veel Volkomen concurrentie Monopolistische concurrentie
Weinig Homogeen oligopolie Heterogeen oligopolie
Eén Monopolie
Volkomen concurrentie: Marktvorm waarbij veel kleine aanbieders een homogeen
product aanbieden en waarbij individuele vragers en aanbieders geen invloed hebben op
de prijs
- Veel vragers en veel aanbieders. De consumenten en de producenten hebben geen
invloed op de prijs (niemand is dominant). Het marktevenwicht wordt bepaald door wat de
producenten en de consumenten gezamenlijk doen. De prijs wordt bepaald door het
snijpunt van de collectieve aanbodlijn en de collectieve vraaglijn.
- Homogeen product
- Vrije toe- en uitreding. Er zijn geen toetredingsdrempels. Hierdoor kan er alleen op
korte termijn winst worden gemaakt, want nieuwe producenten zullen blijven toetreden
tot de markt als er nog winst te behalen is.
- De markt is transparant. De consumenten weten wat de evenwichtsprijs is en kopen een
product daarom niet boven de evenwichtsprijs.
- Iedereen produceert op dezelfde manier en heeft dezelfde productietechnologie.
Hierdoor zijn de kosten van elk bedrijf ongeveer gelijk. Geen enkele producent heeft
exclusieve productiefactoren, waardoor iedereen dezelfde GTK-lijn en MK-lijn heeft.
Voor de individuele producent is de prijs al gegeven Daarom geldt: MO=p*
,De individuele producent produceert hoeveelheid q* en het collectieve aanbod is in
evenwicht gelijk aan Q*
Maar doordat er winst wordt gemaakt op de markt treden nieuwe producenten toe.
Hierdoor kantelt de collectieve aanbodlijn en schuift het naar rechts de evenwichtsprijs
wordt lager de winst van de individuele producent daalt.
Maar er wordt nog steeds winst gemaakt, dus nieuwe producenten zullen blijven toetreden
tot er geen winst te behalen is. Dus totdat de GTK gelijk is aan de evenwichtsprijs. De
producenten produceren de hoeveelheid waarbij de GTK zo laag mogelijk is. Producenten
op deze markt zijn Hoeveelheidsaanpasser (aanbieder zonder invloed op de marktprijs).
Ze streven ook naar maximale winst of minimaal verlies.
Bij alle andere marktvormen hebben aanbieders wel invloed op de prijs. Maar omdat
individuele producenten de prijs kunnen beïnvloeden, is het niet mogelijk om een
individuele en collectieve aanbodlijn af te leiden.
Monopolie: marktvorm met 1 aanbieder.
Geen vrije toetreding
Een monopolist is een Prijszetter (Aanbieder die zelf zijn prijs kan vaststellen zonder
rekening te moeten houden met concurrenten.) Hierdoor kiest hij de prijs, waarbij de winst
maximaal is.
, Bij een monopolie is MO altijd lager dan p.
De collectieve vraaglijn geeft aan hoeveel producten een monopolist kan verkopen bij een
bepaalde prijs. Daarom wordt de vraaglijn ook de Prijsafzetlijn.
Als de monopolist een extra product wil verkopen, moet de prijs verlaagd worden. Dit
levert wel extra opbrengst op, maar ook anderzijds verlies (klanten die bereid waren de
hoger prijs te betalen, betalen nu de lagere prijs.)
De MO is een dalende lijn hoe groter de productieomvang, hoe lager de MO
Bij een grotere productieomvang moet de prijs verlaagd worden en daalt de opbrengst per
extra product dat verkocht wordt.
Ook bij een monopolie geldt dat de winst maximaal is bij MO=MK
Een monopolist kan elke vraag willen die hij wil. De monopolist kan meer winst maken als
hij verschillende consumenten een verschillende prijs vraagt voor hetzelfde product
(prijsdiscriminatie). Perfecte prijsdiscriminatie (iedereen betaalt een prijs gelijk aan
zijn individuele betalingsbereidheid) levert de meeste winst op. Perfecte prijsdiscriminatie
komt niet voor in de praktijk, omdat het ondoenlijk is. Daarom worden consumenten
verdeeld in Marktsegmenten (Groep consumenten met een gemeenschappelijk kenmerk,
zoals geslacht of leeftijd). Verschillende marktsegmenten hebben verschillende
betalingsbereidheid.
Voorwaarden voor prijsdiscriminatie:
- onderlinge doorverkoop (arbitrage) is niet mogelijk. Dit kunnen producenten b.v.
voorkomen door op een toegangskaartje voor een kind er duidelijk op te zetten dat
het een kinderkaart is.
- consumenten verschillen in betalingsbereidheid, anders heeft het geen zin om een
andere prijs te vragen.
Oligopolie: Marktvorm met een beperkt aantal aanbieders
Producenten bij de oligopolie zijn geen prijszetters ze moeten rekening houden met
elkaar.
Hoeveelheidsconcurrentie. Het productieproces kost te lang om de productie elke dag te
kunnen vergroten of verkleinen, dus de hoeveelheid wordt eerst geproduceerd en dan
komt de prijs tot stand.
Hierbij gelden wel een paar veronderstellingen:
- veel kleiner vragers en twee aanbieders (er is sprake van een duopolie
marktvorm met twee aanbieders). Hierdoor is de collectieve vraag een gegeven.
- het verhandelde product is homogeen
- er is geen vrije toetreding tot de markt beide aanbieders kunnen in het
marktevenwicht winst maken.
- aanbieders kiezen een productieomvang om hun winst te maximaliseren.
- Iedere aanbieder gebruikt dezelfde productietechnologie aanbieders hebben
dezelfde kosten.
- Er is geen informatieasymmetrie.
Reactielijn: lijn die de winst maximaliserende productie geeft bij iedere productieomvang
van de concurrent.
Het marktevenwicht in een duopolie wordt bepaald door het snijpunt van de reactielijnen
van beide aanbieders.
Prijsconcurrentie:
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper rjohnson. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.