Geschiedenis
Kenmerkende aspecten:
1,
1, 2,
2, 11,
11, 13,
13, 14,
14, 17,
17, 23,
23, 25,
25, 27,
27, 30,
30, 31,
31, 32,
32, 35,
35, 36
36
SAMENVATTING
SOCIAALECONOMISCH & POLITIEK
, KA 1. DE LEVENSWIJZE VAN JAGERS-VERZAMELAARS.
tot 3000 v.C.
tijd van jagers en boeren prehistorie
Prehistorie van een volk = tijd waarin niet door of over volk werd geschreven.
Oudste skeletten van mensachtige wezens zijn gevonden in Oost-Afrika (Kenia en Tanzania).
Door verandering van klimaat trokken meeste apen uit dat gebied weg. Een kleine groep
bleef achter. De beenderen en levenswijze veranderden en pasten zich aan. De inhoud van
hersenpan nam toe. Deze nieuwe soort heet de Australopithecinen.
Mensen behoren tot de homo sapiens. Etnische groep= groep mensen met lichamelijke
erfelijke kenmerken die anders zijn dan bij andere groepen mensen. Huidskleur bijv.
Cultuur= het denken en doen van bepaalde bevolkingsgroep:
Hoe mensen in hun levensonderhoud voorzien en hun inkomsten verdelen; economie.
Hoe mensen zich gedragen en met elkaar omgaan: sociale omstandigheden.
Hoe mensen de macht onder elkaar verdelen: politiek.
Andere onderdelen - of uitingen - van een cultuur zoals godsdienst, taal, onderwijs en
wetenschap, kunst, rechtspraak, sport.
De cultuur kan in de loop der tijd veranderen. Er kunnen ook verschillen binnen een cultuur
bestaan.
Leven van mensen in prehistorie:
Economie: Jagen en verzamelen - de man jaagt en vangt vis met werktuigen van steen en
bot. Vrouw verzamelt eetbare planten en vruchten. Eten werd verzamelt voor een korte
tijd. Ze hadden een nomadisch bestaan, ze trokken verder als er geen voedsel meer te
vinden was.
Sociaal: Ze leefden in openlucht in groepsverband, zonder ingewikkelde organisatie. De
man is dominant.
Politiek: hoe groepen bestuurd werden is niet bekend.
Godsdienst/taal/kunst: Alleen materiële vondsten (ze kenden geen schrift), waaronder
beelden van moedergodin. Moedergodin zorgde voor nieuw leven en nieuw voedsel. De
godsdienst gaf de mensen een gevoel van veiligheid. Magische krachten.
KA 2. HET ONTSTAAN VAN LANDBOUW EN LANDBOUWSAMENLEVINGEN.
tot 3000 v.C.
tijd van jagers en boeren prehistorie
Eerste sporen van landbouw zijn gevonden in het Midden-Oosten in Mesopotamië rond
7000 v.Chr.
Ze ontdekten hoe men door te zaaien het volgend jaar kon oogsten. En er werd uitgevonden
hoe men dieren kon houden als huisdier. Doordat ze niet steeds hoefden te vertrekken
opzoek naar voedsel, konden landbouwgemeenschappen in vorm van dorpen ontwikkeld
worden. Dorp= kleine nederzetting waar meeste inwoners leven van akkerbouw en veeteelt.
Tussen 7000 en 3000 v.Chr. vond de overgang plaats van jagen en verzamelen naar
landbouw in Europa. Door goede oogst hoefde niet iedereen meer als boer te werken. Er
ontstond specialisatie: ontstaan ambachten. Er ontstonden nieuwe beroepen.
Stedelijke gemeenschappen/ Stad= groot dorp waar meeste mensen niet meer in landbouw
werkten.
In Mesopotamië ontstonden langs rivieren Eufraat en Tigres de eerste steden. Eerst waren
die zelfstandig, maar sommige politieke leiders van steden slaagden erin gebieden samen te
voegen tot staten. Staat= een land met duidelijke grenzen waarin een kleine groep mensen
de rest van de bevolking bestuurt. Koningen en priesters hadden meeste macht in staten.
3100 v.Chr. ontstond het schrift in het Midden-Oosten. Dat was noodzakelijk voor belasting
en wetgeving. Doordat mensen door het schrift gedachten konden opschrijven, bewaarden ze
kennis voor de volgende generaties.
Gilgamesj-epos -> oudste hekeldicht in de wereld uit Mesopotamië. Wetboek van
Hammoerabi -> eerste rechtsregels in de geschiedenis werden hier inopgetekend.
Rivierdalculturen= steden en staten die ontstonden langs rivieren.