Opiniepeilingen zijn niet altijd betrouwbaar. Veel steekproeven die worden gebruikt zijn niet
representatief. Een steekproef is pas representatief als deze een goede afspiegeling is van de
groep waarover je uitspraken wil doen.
De verhouding in de steekproef moet hetzelfde zijn als de verhoudingen binnen de
onderzoeksgroep (man-vrouw, leeftijd, opleiding).
Als een bepaalde groep onder- of oververtegenwoordigd is leidt dit tot vertekende resultaten.
Om tot een representatieve steekproef te komen zijn een aantal selectiemethoden.
Je kan niet met alle methoden een goede groep samenstellen: als je willekeurige nummers uit een
telefoonboek haalt mis je de groep mensen die niet in het telefoonboek staat (jongeren). Als je op
een bepaald tijdstip op een druk kruispunt gaat staan mis je de groep mensen die niet op drukke
tijden het huis verlaat (ouderen). Als je in een winkelcentrum staat en je vraagt aan mensen in
hoeverre ze zich hier veilig voelen heb je een overwegend positief resultaat, want de mensen die
zich onveilig voelen komen niet in dit winkelcentrum.
Daarnaast is er het probleem van non-respons: Je kan de mensen wel bereiken, maar steeds
meer weigeren aan het onderzoek mee te doen. Een score van 100% deelname is niet
noodzakelijk maar in de praktijk doen er maar enkele tientallen procenten mee.
Daarnaast zijn er systematische verschillen in de mensen die wel en niet mee doen. Mensen die
wel meedoen zijn over het algemeen meer maatschappelijk betrokken en hebben een hoger
opleidingsniveau dan de mensen die weigeren mee te doen. Dit levert oververtegenwoordiging op
en dus een vertekend beeld.
Zelfselecterende steekproeven moeten ten alle tijden vermeden worden. Dit is een steekproef
waarin niet de onderzoeker bepaalt wie meedoen maar de respondenten zelf. Zulke steekproeven
zijn vatbaar voor manipulatie. Pressiegroepen kunnen hun achterban oproepen massaal mee te
doen.
Door de respons problematiek werken veel commerciële opiniepeilers met vaste
onderzoekspanels. Een onderzoekspanel is een bestand van enige tienduizend mensen die
aangeven bereid zijn regelmatig aan onderzoek mee te doen. Het onderzoekspanel kan de
samenstelling bijsturen om alleen mensen een uitnodiging te sturen zich bij dit panel aan te sluiten
die zijn ondervertegenwoordigd om ervoor te zorgen dat er een representatieve groep ontstaat.
Vrijwel alle onderzoeken in opdracht van de rijksoverheid of de media zijn op basis van deze
onderzoekspanels gedaan.
Wetenschappers staan sceptisch tegenover onderzoekspanels. Zij houden het liever bij de oude,
vertrouwde methoden - willekeurig telefoonnummers draaien, langs de deur gaan - en proberen zo
veel mogelijk willekeurige Nederlanders over te halen mee te doen.
Om te voorkomen dat een bepaalde groep onder- of oververtegenwoordigd is kan de onderzoeker
een weging toepassen. Het houdt in dat de antwoorden van de groep die oververtegenwoordigd is
minder zwaar meetellen en de antwoorden van de groep die ondervertegenwoordigd is zwaarder
meetellen. Als bijvoorbeeld blijkt dat het percentage Nederlanders met een universitaire opleiding
20% bedraagt, en in de onderzoeksgroep bedraagt het percentage 10% dan kan de onderzoekers
deze groep een weging van 2 geven. Omgekeerd kan dit ook, als de onderzoeksgroep een
percentage van 40% bevat krijgen zij een weging van 0,5.
Weging kan alleen als je de verdeling van de kenmerken binnen de populatie weet!
De grootte van een steekproef maakt weinig verschil. Veel mensen denken hoe groter, hoe beter,
maar dit is niet helemaal juist, het is belangrijker hoe de groep is samengesteld. Een goed
1
, samengestelde groep van 1000 respondenten is waardevoller dan een niet-representatief
samengestelde groep van 200.000 respondenten.
Het is bij enquêtes gebruikelijk een marge aan te houden waarbinnen met 95% zekerheid gesteld
kan worden dat de werkelijke verdeling zich hier bevindt.
Hoe groter de steekproef, hoe kleiner de foutmarge. Bij een groep van 1000 respondenten wordt
een foutmarge van ongeveer 3% gerekend. Die 3% wordt acceptabel geacht, daarom is een groep
van 1000 respondenten meestal groot genoeg.
Deze marge van 3% geldt alleen over uitspraken gedaan over de totale omvang (dus 1000), niet
over uitspraken van eventuele subgroepen binnen die 1000 personen, want bij een kleinere groep
ligt de foutmarge uiteraard een stuk hoger dan 3%.
In de media worden vaak veel feiten over de steekproef weggelaten. Over de foutmarge lees je
bijna nooit iets. Dit komt omdat de resultaten dan vaak lang niet zo mediageniek zijn en minder
nieuwswaarde opleveren. De media doet net alsof er een verandering is opgetreden in de mening
van de respondenten, maar in de praktijk blijkt dit gewoon onvoorzichtig omgaan met de
statistieken.
Ook andere informatie, bijvoorbeeld de wijze waarop de data is verzameld, hoor je bijna nooit iets
over. Daarom moet er altijd kritisch naar steekproeven gekeken worden.
Diverse markt- en opinieonderzoek organisaties hebben richtlijnen opgesteld voor de informatie die
journalisten horen te verstrekken.
- Opdrachtgever van het onderzoek
- Uitvoerder van het onderzoek
- Onderzoekspopulatie
- Steekproefgrootte
- Beschrijving van de steekproeftrekking
- Methode van dataverzameling
- Periode waarin de steekproef is afgenomen
Formeel gezien zijn opiniepeilers slechts neutrale waarnemers langs de zijlijn, maar hun
onderzoeken kunnen verstrekkende gevolgen hebben. Ze kunnen het politieke en
maatschappelijke spelverloop sterk beïnvloeden.
Hoofdstuk 2 - Weet niet
Over veel onderwerpen hebben mensen waarschijnlijk geen kant-en-klare opinie klaarliggen. Een
overgrote meerderheid van de Nederlanders volgt bijvoorbeeld de politiek te weinig om hier een
goede mening over te kunnen vormen. Op dat moment moet de respondent ter plekke een mening
vormen. Een mogelijkheid dan is om met ´weet niet´ te antwoorden. In de praktijk wordt het
antwoord ´weet niet´ weinig gegeven. Hier zijn een aantal verklaringen voor:
- Mensen die aan opinieonderzoek meedoen zijn meestal maatschappelijk betrokken en
hebben een bepaalde mening.
- Het is niet bevorderlijk voor een positief zelfbeeld om telkens ´weet niet´ in te vullen, dus
doet men het ook niet.
- Mensen vrezen dat ze slechte respondenten zijn als ze ´weet niet´ invullen.
Om antwoorden te weerspiegelen die eigenlijk helemaal geen mening weerspiegelen bedacht de
Amerikaan Converse de term non-attitudes. Non attitudes kunnen de resultaten van een
onderzoek flink vervuilen, omdat ze een mening suggereren die niet waar is. Om non-attitudes
eruit te filteren kan de onderzoeker gebruik maken van filtervragen. Dat kan door eerst de vraag
te stellen of men überhaupt een mening heeft over het betreffende onderwerp, indien men met ´ja´
beantwoord kunnen ze de volgende vraag beantwoorden, anders overslaan.
2
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper spruijtdaan. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,48. Je zit daarna nergens aan vast.