Geschiedenis werkplaats hoofdstuk 3
China
3.1 Het Chinese keizerrijk (1942-1911)
In 1842 bestond het Chinese keizerrijk 2000 jaar. In China was er een centraal
gezag met een keizer en een landbouw stedelijke samenleving. Er waren enkele
opstanden en verdeeldheid geweest, maar dit werd opgevolgd door periodes met
stabiliteit. Het bestuur van China was gebaseerd op het confucianisme, waarbij
het uitgangspunt het streven naar harmonie en orde is. De keizer heeft een
hemels mandaat, traditionele gedeugde als plichtgetrouwheid, beleefdheid en
eerbied, ondergeschikten moeten altijd gehoorzamen, de meerderen moeten
altijd rechtvaardig zijn en vrouwen werden gezien als ondergeschikt. Bovenaan in
de hiërarchie stond de keizer en de mandarijnen werden toegelaten tot het
ambtenarenkorps door een examen af te leggen.
In de 19e eeuw regeerde de Qing-dynastie, dit was ontstaan uit de Mantsjoe-
veroveraars die in 1644 de keizerlijke familie van de troon hadden gestoten. De
Mantsjoes waren in China en etnische minderheid, de grootste groep Chinezen
behoorden tot de Han-Chinezen. De macht van de Mantsjoes werd geaccepteerd,
China bezat een derde van de wereldbevolking, ze waren het welvarendste rijk
van de wereld, ze zagen hun eigen land als centrum van de beschaving en wilde
niets van de buitenwereld leren.
Echter verloor China de positie als regionale grootmacht, door politieke crises,
hongersnoden en corruptie. De keizer wilde geen handel met de Engelsen, ze
verboden ook de import vanaf Brits-Indië, maar in werkelijkheid lieten corrupte
ambtenaren tegen betaling het verdovende roesmiddel Opium toe. Dit was een
belangrijke oorzaak van de Chinese problemen. Ook hadden veel ambtenaren
hun examen afgekocht, en probeerden door omkoping en afpersing zo veel
mogelijk uit hun functie te halen. Belastinginkomsten verdween in hun eigen zak,
en het centrale gezag werd door deze mensen ernstig verzwakt.
Ook liet China in de negentiende eeuw niet veel Europeanen toe. In 1757 was de
Chinese havenstad Kanton de enige haven waar buitenlanders mochten komen.
Maar de Britten wilden meer dan dat, ze kochten veel thee van China, ze
betaalden met zilver, maar verkochten ook opium aan China die zij met zilver
betaalden. Er ging meer zilver uit dan in. In 1839 liet keizer Daoguang daarom
een miljoen kilo opium van de Britten in beslag nemen en verbranden. De Britten
waren woedend en stuurden oorlogsschepen die de Chinese kust bombardeerden
en Chinese schepen tot zinken brachten. Dit was de eerste Opiumoorlog, deze
oorlog liet zien dat de verhoudingen in de wereld door de wetenschappelijke
revolutie en de industriële revolutie erg waren veranderd; de Chinezen waren
kansloos tegen de superieure Britten. De oorlog werd beëindigd in 1842 met het
verdrag van Nanking, waarin stond dat de Britten in 5 havensteden handel
mochten drijven en moest China de Britten compenseren met het verbrandde
opium én ze moesten Hongkong afstaan, wat uitgroeide tot een belangrijke Brits-
Chinese handelsstad. Andere westerse landen sloten ook soortgelijke ongelijke
verdragen, die ongunstig waren voor China. China probeerden onder de
afspraken uit te komen, dit leidde in 1856 tot de tweede opiumoorlog, China
was weer kansloos. China moest weer 10 havensteden openstellen en de
, opiumhandel vrijlaten. Ook Duitsland, Nederland, Rusland en de VS kregen
handelsrechten in de verdragshavens, waar hun onderdanen exterritoriale
rechten hadden. Deze buitenlanders leefden in concessies, dit zijn aparte
gebieden waar hun moederland de rechtspraak had. De Chinese overheid had
hier niks te zeggen, hele stadsdelen kwamen in westerse handen en kregen een
westerse uitstraling.
Het volk van China was absoluut niet blij met de toenemende westerse invloed,
ook heerste er een hongersnood, omdat er te veel monden te voeden waren in
China. De onvrede en wanhoop liep zo hoog op onder de boeren, dat dit in 1851
leidde tot de Taipingopstand. Zij riepen de Han-Chinezen op om zich tegen de
‘Mantsjoe-duivels’ te keren. Deze groep predikten ook een Chinese versie van het
Christendom, hun leider zag zichzelf als zoon van god en broer van Jezus. Hij zei
dat hij opdracht had gekregen om het boeddhisme te laten verdwijnen en liet dus
tempels en andere heiligdommen kapot slaan. Op het hoogtepunt van deze
opstand hadden ze een derde van China in handen, hun ideeën leken op het
latere Chinese communisme; privébezit werd afgeschaft, het confucianisme werd
verworpen, vrouwen waren gelijk aan mannen, ze keerden zich tegen luxe, rijke
boeren, grondbezitters en ambtenaren.
tegelijkertijd met de taipingopstand, ontstond de Nianopstand in het noorden
van China. Met de leus ‘dood de rijken en help de armen’, kreeg Nian grote
gebieden in handen. De Chinese regering sloeg de Taipingopstand pas in 1864
neer en de Nianopstand in 1868. Grote delen van het land waren verwoest.
Als reactie op de opstanden en toenemende westerse invloed, wilden hervormers
van het hof provincies van China in 1860 moderniseren. Deze
zelfversterkingsbeweging wilde China weer een machtig en welvarend land
maken, waar de bevolking van de keizer hield en buitenlanders niks te zeggen
hadden. Om het buitenland te kunnen verslaan, moesten ze van hun leren en
moderne technologieën overnemen. Deze beweging bereikte resultaten op
economisch, militair en bestuurlijk gebied, maar deze veranderingen beperkte
zich tot alleen de steden. Op het platteland was van deze vernieuwingen niks te
merken. De hervormers werden tegengehouden door de conservatieven die de
trein zagen als verstoring van de natuurlijke orde. Ondanks de beweging raakte
China achterop. Dit werd pas echt duidelijk toen China in oorlog kwam met Japan.
In 1894 viel Japan namelijk Korea binnen, dit hoorde voorheen onder de Chinese
keizer en dus verklaarde China Japan de oorlog. De japanners waren beter
bewapend en georganiseerd waardoor dit een nederlaag was voor de Chinezen,
de oorlog eindigde in 1895 met een vernederend vredesverdrag. Korea en
Taiwan werden Japanse kolonies en Japan kreeg concessies in de havensteden
van China. Deze zwakte van China leidde opnieuw tot westers imperialisme.
Duitsland kreeg militaire overmacht in China en kregen in een ongelijk verdrag
de havenstad Qingdao, waar ze een treinstation en typische Duitse huizen
bouwden. Verschillende landen kregen concessies in China, waar ze
importheffingen oplegden en bedrijven stichtten.
De Chinese nederlaag zorgde voor een groei in de hervormingsbewegingen die
ook gesteund werd door de jonge keizer Guangxu, hij wilde het land zo snel
mogelijk moderniseren. Toch was de conservatieve weerstand te sterk. De
machtige tante van de keizer, Cixi, kreeg de keizer zo ver om een wet te tekenen
waardoor Cixi zijn adviseur werd. Cixi bleef dus de werkelijke machthebber.
Ook kwamen er veel missionarissen en zendelingen naar China die het