Probleem 11: Voetbal kijken en werk: daar ga je HARTstikke dood aan…..
1. Hoe werkt het hart? En hoe werkt de bloedsomloop?
De belangrijkste taak van het hart is het rondpompen van bloed:
De rechterkant pompt bloed naar de longen, waar zuurstof wordt opgenomen en
kooldioxide wordt afgegeven.
De linkerkant pompt bloed naar de rest van het lichaam, waar zuurstof en
voedingsstoffen aan de weefsels worden afgegeven en afvalstoffen (zoals
kooldioxide) worden opgenomen om vervolgens door andere organen (zoals de
longen en de nieren) uit het lichaam te worden verwijderd.
Het bloed doorloopt het volgende circuit:
1. Vanuit het hele lichaam stroomt bloed met weinig zuurstof en veel kooldioxide via
de twee grootste aders (bovenste en onderste holle ader) naar de rechter
boezem.
2. Als de rechter kamer zich ontspant, stroomt het bloed vanuit de rechter boezem
naar de rechter kamer via de tricuspidalisklep.
3. Als de rechter kamer bijna helemaal met bloed gevuld is, trekt de rechter boezem
zich samen. Daardoor komt er nog meer bloed in de rechter kamer.
4. De rechter kamer trekt dan samen en pompt daardoor het bloed in de
longslagaders via de pulmonalisklep. De longslagaders vervoeren het bloed naar
de longen.
5. In de longen stroomt het bloed via de hele dunne haarvaten rondom de
longblaasjes. Hierbij wordt zuurstof opgenomen en kooldioxide afgegeven. De
kooldioxide wordt daarna uitgeademd.
6. In de longen wordt het bloed weer rijk aan zuurstof en stroomt het via de
longaders naar de linker boezem.
7. Als de linker kamer zich ontspant, stroomt het bloed vanuit de linker boezem naar
de linker kamer via de mitralisklep.
8. Als de linker kamer bijna helemaal met bloed gevuld is, trekt de linker boezem
zich samen. Daardoor komt er nog meer bloed in de linker kamer.
9. De linker kamer trekt dan samen en pompt daardoor het bloed via de aortaklep in
de grootste slagader van het lichaam, de aorta.
10. Het bloed levert dan zuurstof aan alle delen van het lichaam behalve de longen.
Kleine circulatie of longcirculatie de circulatie tussen de rechter helft van het hart, de
longen en de linker boezem.
Grote circulatie of lichaamscirculatie de circulatie tussen de linker helft van het hart, de
rest van het lichaam en de rechter boezem.
Bloedsomloop
Het bloed wordt rondgepompt door een uitgebreid stelsel van bloedvaten. De
bloedsomloop kun je je het beste voorstellen als het cijfer 8. Het bloed komt twee keer
door het hart. Een keer via een korte lus; de kleine bloedsomloop. En een keer via een
lange weg; de grote bloedsomloop.
De kleine bloedsomloop start in de rechter boezem van het hart. Daar komt zuurstofarm
bloed binnen. Dit wordt via de rechter kamer en de longslagader naar de longen
gepompt. In de longen geeft het bloed koolzuur af en neemt het zuurstof op. Het
zuurstofrijke bloed stroomt dan door de longaderen terug naar het hart.
Dan begint de grote bloedsomloop. Vanaf de longen stroomt het zuurstofrijke bloed van
de linker boezem naar de linker kamer. De linker kamer pompt het bloed via de aorta het
lichaam in. De organen gebruiken de zuurstof en de voedingsstoffen en geven
afvalstoffen af aan de haarvaten. Het zuurstofarme bloed stroomt dan naar de aders die
,het bloed weer naar het hart vervoeren. Daar begint de kleine bloedsomloop om het
bloed weer te voorzien van zuurstof.
Bloedvaten
Er zijn drie soorten bloedvaten; slagaders, aders en haarvaten.
Slagaders vervoeren zuurstofrijk bloed vanuit het hart naar andere delen van het
lichaam. Er zijn verschillende soorten slagaders, de aorta is de belangrijkste slagader.
Het hart pompt bloed van de linker kamer naar de aorta, die het naar de rest van het
lichaam vervoert. De longslagader is de enige slagader die geen zuurstofrijk bloed bevat.
De longslagader vervoert zuurstofarm bloed van het hart naar de longen. Vlak boven het
hart maakt de aorta een bocht naar links, uit deze aortaboog ontspringen de
halsslagaders. De halsslagaders voorzien de hersenen en armen van bloed. Na de bocht
daalt de aorta via het middenrif af in de buikholte. In de buikholte voorziet de slagader
alle buikorganen, darmen en het ruggenmerg van bloed. Vervolgens vertakt de aorta zich
in de buikholte in twee slagaders die de benen van bloed voorzien.
De slagaders hebben een stevige elastische want, omdat ze de hele tijd onder hoge druk
staan. De wand bestaat uit drie lagen:
Buitenste laag
Spierlaag
Gladde binnenlaag
De kleinste vertakkingen van de slagaders zijn de haarvaten. De haarvaten hebben een
dunnen wand die in verbinding staat met het omliggende weefsel, zoals spieren en
organen. Via deze dunne wanden vindt uitwisseling plaats van zuurstof en
voedingsstoffen naar de weefsels. De weefsels geven afvalstoffen af aan de haarvaten.
De haarvaten vervoeren het zuurstofarme bloed met de afvalstoffen naar de aders.
De aders vervoeren het zuurstofarme bloed naar het hart. Het bloed in de aders moet
tegen de zwaartekracht in naar boven stromen. Hiervoor is de pompkracht van het hart
niet voldoende en heeft het hart hulp nodig van de spierpompen; dit zijn spieren rondom
de aders. In de benen is de kuitspierpomp de belangrijkste. Als de kuit zich aanspant
worden die diepe aders in het been samengedrukt waardoor het bloed in de richting van
het hart stroomt. Als de kuitspier zich ontspant, vullen de aders zich weer met bloed.
Kleppen in de aders voorkomen dat het bloed door de zwaartekracht weer naar beneden
stroomt.
2. Hoe werkt de bloeddruk?
Bloeddruk is de druk die je bloed uitoefent op je aderen als het door je hart wordt
rondgepompt. Bloeddruk wordt gemeten in millimeter kwikdruk (mmHg). De bloeddruk
wordt aangegeven in twee meetwaarden:
De systolische bloeddruk of bovendruk geeft de druk aan die ontstaat wanneer de
hartspier zich samentrekt om bloed in de bloedvaten te pompen. Bij een gezonde
volwassene, gemeten in rusttoestand, hoort de bovendruk rond de 120 te liggen.
De diastolische bloeddruk of onderdruk geeft de druk aan op het moment dat het
hart na de samentrekking weer ontspant en zich weer vult met bloed. Hier is een
waarde van ongeveer 80 optimaal.
Men spreekt van een normale bloeddruk bij een rustmeting van 130 over 80. Een
normaal- tot hoge bloeddruk is van 130 over 80 en van 139 over 89. Wanneer de waarde
van 140 over 90 continu wordt overschreden is de bloeddruk te hoog. Als dat het geval
is, spreekt men van hypertensie. 90 over 60 is een hypotensie, ofwel een lage bloeddruk.
, Adrenaline, noradrenaline, angiotensine (nieren maken renine (enzym)), angiotensine 2
wordt aangemaakt en die verhoogd de bloeddruk door samentrekking arteriolen. Afgifte
aldosteron gestimuleerd, de nieren houden daardoor meer zout en water vast).
Baroreceptoren meten de bloeddruk, geven signalen naar de vaten.
Vasoconstrictie is spieren en arteriolen trekken samen
Vasodilatatie is spieren en arteriolen ontspannen
De bloeddruk is de kracht waarmee het hart het bloed de vaten inpompt. Een hoge
bloeddruk (hypertensie) vergroot de kans op hart- en vaatziekten.
Het hart pompt het bloed met kracht de slagaders in. Er ontstaat een druk op de
bloedvaten. Deze moet niet te hoog worden. Langdurig hoge bloeddruk beschadigt de
wanden van de slagaders. Dit bevordert het ontstaan van slagaderverkalking.
Door slagaderverkalking worden de vaten minder elastisch en de bloeddruk neemt verder
toe.
De arts meet altijd 2 waarden:
bovendruk (systolische bloeddruk)
onderdruk (diastolische bloeddruk)
De bovendruk wordt gemeten als het hart samenknijpt. Dan is de druk het hoogst. Als
het hart zich ontspant, is de bloeddruk het laagst. Dit heet de onderdruk.
De bovendruk geeft de beste schatting van het risico op hart- en vaatziekten.
3. Wat zijn hart- en vaatziekten? Hoe is de opbouw van het bloedvat in de
gezonde situatie, en hoe ziet die er uit bij de twee heren uit de taak? Hoe
ontstaat aderverkalking?
Wat zijn hart- en vaatziekten?
Perifere vaatziekten bloedvaten en armen benen en romp.
Hart- en vaatziekten is de verzamelnaam voor alle aandoeningen die betrekking hebben
op het hart en de bloedvaten. Hart- en vaatziekten behoren in Nederland tot de
belangrijkste doodsoorzaken, zowel bij mannen als bij vrouwen. Eén op de drie
Nederlanders sterft als gevolg van een hart- of vaatziekte. Grofweg kun je hart- en
vaatziekten opdelen in 4 categorieën.
Aangeboren afwijkingen. Het hart wordt al vroeg tijdens de embryonale
ontwikkeling aangelegd en er kunnen veel dingen fout gaan. Voorbeelden van
aangeboren hartziekten zijn hartblok, hartklepafwijkingen en
hartritmestoornissen.
Aandoeningen door vernauwing of blokkering van de bloedvaten. Als de
bloedvaten geblokkeerd zijn, kan er geen bloed meer naar de lichaamsdelen
achter de bloedvaten stromen. Dit deel krijgt dan een tekort aan zuurstof en
voedingsstoffen en kan afsterven. Ook bij vernauwing kan soms een tijdelijk
zuurstoftekort ontstaan. Voorbeelden zijn angina pectoris, hartinfarct, beroerte,
trombose en etalagebenen.
Infectie of ontsteking van het hart. Voorbeelden zijn endocarditis, myocarditis,
pericarditis en pantserhart.
Overige aandoeningen. Hartklepafwijkingen en hartritmestoornissen kunnen
aangeboren zijn, maar kunnen ook op latere leeftijd ontstaan. Verder zijn er een
aantal aandoeningen die niet in één van de eerdere categorieën vallen zoals