Nederlands samenvatting Dautzenberg
Paragraaf 62 – Het impressionisme (1870-1910)
Beeldende kunst
Het impressionisme is een voortzetting van het realisme (objectieve waarneming), maar door
de opbloeiende psychologie (hersenen en ogen zijn betrokken) werd dit al gauw het
impressionisme, waarbij de kunstenaar de zintuigelijke indrukken (‘impressies’) van kleur,
licht en vorm probeert weer te geven want iedereen ziet de wereld op zijn eigen manier
dus de werkelijkheid wordt weergegeven zoals de kunstenaar hem ziet en ervaart.
Het estheticisme speelt een nauwe rol bij het impressionisme:
- Secundair belang: onderwerp, ideeën en sociale relevantie
- Primair belang: sfeer van het uitgebeelde
- Hoofddoel: het vastleggen door de schilders van de wisselende effecten van licht en
kleur , wat leidde tot een andere schildertechniek.
De impressionistische schilderkunst bloeide op in Frankrijk (Manet, Monet, Renoir) en later
verplaatste het zich ook naar Nederland (Van Gogh).
Muziek
Er werden een aantal veranderingen gedaan in de muziek:
- Niet langer staan melodie en vorm centraal, maar allerlei klankcombinaties die naast
elkaar staan, zodat er een soort ‘mozaïek’ van klanken ontstaat die een bepaalde
sfeer opbrengt.
- Klassieke vormen worden vrijwel niet meer gebruikt en experimenteerde men met
andere toonsoorten
- Belangrijkste componisten: Claude Debussy, Maurice Ravel
Literatuur
Ook in de literatuur moest alles zo duidelijk mogelijk worden uitgebeeld en de gevoelens
moesten echt naar voren komen. Dit werd gedaan door het gebruik van:
- Enorm veel bijvoeglijke naamwoorden
- Neologismen woorden verzinnen die niet bestaan (schreeuwmonden etc.)
- Archaïsmen ouderwetse woorden die eigenlijk nooit meer worden gebruikt
- Alliteraties (letterrijm) en enjambementen (een stijlfiguur waarbij een dichter op een
niet-natuurlijke plek een regel afbreekt).
- Synesthesie gevoelens zo zuiver mogelijk over te brengen, zodat je ze ziet of voelt
(schreeuwende kleuren)
Er werd veel proza (teksten) geschreven, waarbij ontzettend veel gebruik werd gemaakt van
bijvoeglijke naamwoorden. Proza met veel kenmerken van het impressionisme wordt ook wel
woordkunst of lyrisch proza genoemd.
Paragraaf 70 - Neoromantiek (1910-1945) , hoort niet bij –ismen van het modernisme
Neoromantiek een vlucht uit de werkelijkheid
- Schrijvers proberen eigen tijd te ontvluchten
- Ontvluchten van de alledaagse werkelijkheid (Nescio, Slauerhoff)
- Herleving romantiek
- Reacties op de ‘lelijke’ moderne wereld (Nescio)
- Reactie op impressionisme en naturalisme. De naturalist in de kunst gaat uit van
externe observatie, de neoromanticus voegt gevoelens en interne observatie aan zijn
werk toe.
, - Nadruk op noodlot blijft bestaan, maar voor de neoromanticus iets bovennatuurlijks,
waar de mens geen vat op heeft. Dit komt overeen met de sterke voorkeur van de
neoromantici voor het geheimzinnige en het fantastische in hun boeken.
- Romans spelen zich af in het verleden en in exotische streken
- Rusteloosheid, ontheemd zijn
- Thema’s eenzaamheid, zwerflust, verzet tegen maatschappij, verlangen naar het
onbereikbare geluk, dood en verval
- Escapisme
Neoromantische schrijvers
Nescio, J. Slauerhoff
- Moeilijk mens, scheepsarts veel gedichten gaan over rusteloze leven
- ‘Poete maudit’ dichter die geen raad weet met de wereld. Zoekt uitweg in drank,
zwerven, affaires en poëzie.
Paragraaf 77 – Het Modernisme (1910-1940)
Historische avant-garde en modernisme zijn verzamelnamen voor alle nieuwe stromingen in
de literatuur die rond de eerste wereldoorlog ontstonden.
Beeldende kunst
De kunstenaars van het Modernisme werkten heel anders vergeleken met de kunstenaars uit
de 19e eeuw waar beeldende kunst realistisch of op z’n hoogst impressionistisch zijn: het
ging hun er niet om een realistische afbeelding van de werkelijkheid te maken, maar zij
wilden ideeën en gevoelens uitdrukken met behulp van kleuren, vormen en afbeeldingen.
Stond radicaal andere kunst voor dan kunst in voorgaande perioden: kunst/literatuur is niet
langer een afbeelding van de realiteit, maar is zelf een realiteit.
Avant-garde
Het modernisme wordt ook wel aangeduid met de term ‘avant-garde’ (letterlijk: voorhoede):
mensen die vooroplopen op een bepaald gebied, die zich gedragen en zich kleden zoals
(nog) niemand dit doet. Dit is de verwerping van traditie, wat nieuwe kunst levert. Om de
huidige avant-gardistische kunstenaars, modeontwerpers etc. te onderscheiden van die rond
de WO1 worden de laatste wel aangeduid met de term ’historische avant-garde’ met de
volgende richtingen/stromingen die van belang zijn voor zowel de literatuur als de
schilderkunst:
- expressionisme
- dadaïsme
- surrealisme
- Nieuwe-Zakelijkheid
Drie andere – kubisme, futurisme en constructivisme – horen in de eerste plaats bij de
beeldende kunst maar hebben ook invloed gehad op de letterkunde.
Drie hoofdkenmerken Modernisme
- Auteur observeert en analyseert, maar onderneemt geen concrete actie. Heeft
tweeslachtig houding t.o.v. zijn tijd: ziet van positieve ontwikkelingen ook de
schaduwzijden.
- Door wegvallen zekerheden, wordt wereld ook onbegrijpelijk. De vraag rijst of we
werkelijkheid kunnen kennen. Gebroken wordt met traditionele realisme. In romans
wordt veel gedacht en weinig gehandeld. Het gaat niet om objectieve waarheid, maar
om subjectieve beleving van de werkelijkheid.
- De onkenbare werkelijkheid is chaos. Auteurs proberen van die brokstukken een
eenheid te maken. Zij schrijven kort en bondig stijl nieuwe zakelijkheid.