Hoorcollege 1 gaat over h1,2,3
Hoofdstuk 1,2 en 3 hoe ontwikkelings- en leerprocessen verlopen
(H1,2 en 3 globaal leren voor de toets, oefen op online studiemateriaal en kijk hoorcollege
van vorig jaar)
Doelen:
De student maakt kennis met de begrippen Leren en Ontwikkeling
Als leerkracht moet je goed zicht hebben op de ontwikkelingsprocessen die de kinderen
doormaken en je moet kennis hebben van leerprincipes.
Wat is leren nou eigenlijk? Welke associaties heb je bij ontwikkeling? Leren gaat om
aandacht. Of om een vaardigheid oefenen. Of om samen te onderzoeken, spelen en
ontdekken. Bij ontwikkeling is er sprake van een natuurlijk proces, soort groei.
Doelen van dit college:
- De student kan verschillen en overeenkomsten benoemen tussen kinderen en
volwassenen.
- De student kan de relatie leggen tussen Ontwikkelingspsychologie en
Leerpsychologie
Interactie tussen omgeving en aanleg
Ontwikkeling is altijd een gevolg van de interactie tussen omgevingsfactoren en erfelijke
aanleg Nature-nurturedebat
Wat bepaalt de ontwikkeling van een mens?
De aanleg, nature of nurture? Mensen die in sociale beroepen werken zijn ervan overtuigd
dat nurture een groter aandeel heeft in de ontwikkeling van mensen dan nature.
Nature-nurture debat
- Ontwikkeling is altijd een gevolg van de interactie tussen erfelijke aanleg en
omgevingsfactoren.
Voor een deel is je ontwikkeling genetisch bepaald. Maar je aangeboren talenten kunnen
door middel van je omgeving verder ontplooien.
Ook aangeboren zwaktes kunnen verder ontplooien door middel van je omgeving.
Ontwikkeling is altijd een gevolg van erfelijkheid en omgevingsfactoren.
De ontwikkeling van onze hersenen is afhankelijk van 3 factoren:
- Erfelijkheid (nature)
- Omgeving (nurture)
- Oefening
Oefening en Omgeving zijn 2 termen die vooral gekoppeld zijn aan het vak leerpsychologie.
,Het belang van oefening
Domweg oefenen heeft geen zin, leren vraagt om motivatie. Er moet sprake zijn van
gemotiveerd oefenen om het gewenste effect te bereiken. Die motivatie kan zijn dat je uit
jezelf iets wil kunnen of kennen, of een externe prikkel: goed cijfer, diploma, betere conditie
etc.
Als leerkracht moet je volop gelegenheid aanbieden om te oefenen. Je moet een rijke
omgeving aanbieden, veel laten experimenteren, veel gelegenheid voor herhalen en
kinderen de kans geven om fouten te mogen maken.
Sensitieve periode (gevoelige periode) herkennen en benutten van de gevoelige periode
bij kinderen. Het is als leraar belangrijk dat je weet wanneer die gevoelige periodes zich
voordoen. Het is een afgebakende periode.
Plasticiteit van de hersenen
- Plasticiteit of kneedbaarheid slaat op het vermogen van ons brein om flexibel te zijn.
- Ons brein kan makkelijk reorganisaties aan, zowel qua functioneren als qua prestaties
- Voorbeeld: taxichauffeurs Londen
- Onze hersenen veranderen als we iets nieuws leren of als we iets extreem gaan
oefenen
Sensitieve periode
- Tijdens een sensitieve periode is een specifiek deel van ons brein extreem gevoelig
voor omgevingsinvloeden
- Dat deel van het brein kent in die periode een snelle en vaak onomkeerbare
ontwikkeling
Wanneer hebben we die sensitieve perioden?
- De gehele zwangerschap is in principe een sensitieve periode voor de ontwikkeling
van onze hersenen. Denk aan alcoholgebruik door de moeder
- Tijdens de eerste levensjaren komen veel sensitieve perioden voor, zoals
ontwikkeling van taal
- Hoe ouder we worden hoe minder sensitieve perioden
- Vanaf ongeveer 25 jaar zijn onze hersenen uitontwikkeld, dus geen sensitieve
perioden meer daarna
De betekenis van het tastzintuig:
- Is het eerst geheel ontwikkeld. (Het is er al voordat je geboren wordt)
- Welk zintuigsysteem is het belangrijkst direct na de geboorte?
- Een baby die niet wordt gestreeld, niet wordt aangeraakt, ontwikkelt zich slecht of
zelfs niet
- Dove baby’s, blinde baby’s of baby’s zonder smaak of reukvermogen ontwikkelen
zich wel
- Dus welk zintuig is het belangrijkst?
Begrippen H1,2 en 3.
, Encefalisatiequotient De verhouding tussen hersen- en lichaamsvolume. Hoe hoger
dit quotiënt, hoe complexer en intelligenter de diersoort. De mens heeft het hoogste
quotiënt.
Hersenontwikkeling: executieve (regel) functies. Dit zijn functies als het kunnen
uitstellen van behoeftes, het kunnen negeren van onbelangrijke informatie, kunnen
plannen, kunnen reflecteren, het kunnen samenwerken met anderen en flexibel om
kunnen gaan met nieuwe situaties. Gebruikmaken van EF kost energie. Het is
eenvoudiger om te blijven doen waar je mee bezig, dan je gedrag doelbewust
veranderen. Wanneer EF worden gebruikt, zijn de voorste gedeelten van de hersenen
actief. Dit gedeelte wordt de prefrontale cortex genoemd. Er bestaan drie
hoofdcategorieën EF: inhibitiecontrole, werkgeheugen en flexibele cognitiviteit.
Zenuwcel (neuron) Bepaalt type lichaamscel dat zich in het zenuwstelsel bevindt.
Ze verwerken en transporteren informatie en signalen.
Nature-nurturedebat is de discussie over de vraag of gedrag bepaald wordt door
genen of door omgevingsinvloed.
Hersenontwikkeling door oefening
Visualisatie Is het creëren van een mentaal beeld over een gewenste situatie.
Gevoelige (sensitieve) periode Periode die begrensd is. De hele zwangerschap is
een gevoelige periode voor de ontwikkeling van de hersenen van het ongeboren
kind.
Hersenontwikkeling beïnvloeden
Door middel van trainen herprogrammering
Spiegeltheorie In de spiegeltheorie van de waarneming wordt gesteld dat wat wij
waarnemen een correcte weergave is van de werkelijkheid (Dat wat je waarneemt
ook echt waar is) objectief.
Sleuteltheorie In de sleuteltheorie van de waarneming wordt gesteld dat wat wij
waarnemen wordt bepaald door de kenmerken van de werkelijkheid en de
kenmerken van de waarnemer. Iemand neemt alleen waar wat hij nodig heeft, fijn of
juist angstaanjagend vindt. Iemand die hongerig is, neemt een etalage van de
banketbakker anders waar dan iemand die net gegeten heeft en dus geen honger
heeft. Subjectief.
Zintuigen Horen, zien, ruiken, voelen, proeven. Tast is belangrijkste zintuig.
Frontaalkwab denken, plannen, geheugen, bewegingscontrole, redeneren
parietaalkwabben leren, rekenen & voelen
Slaapkwabben Geluid en geheugen
Achterhoofdskwabben zien
, Hoorcollege 2 Gaat over H4: Hoe wij leren door directe ervaring en door nadoen
(pinguin)
Doelen
De student maakt kennis met begrippen als
- Associatief leren (begrijpen en voorbeelden kunnen noemen uit de praktijk)
- Sociaal leren (begrijpen en voorbeelden kunnen noemen uit de praktijk)
- Klassiek conditioneren (verschil weten tussen klassiek en operant)
- Operant conditioneren
- Spiegelneuronen (kunnen uitleggen hoe deze werken)
Opdracht pinguïns: ik zie 3 pinguïns, eentje is overgesprongen naar een ander ijsblok. De
anderen kijken of ze ook willen springen (imitatie). Dit werkt volgens het model sociaal leren,
en voor een deel observationeel leren.
Leren houdt in dat we de wereld om ons heen en aan ons zelf betekenis toekennen. Er is
meestal sprake van een gedragsverandering bij leren.
Aspecten van leren:
- Leren veroorzaakt een verandering
- Leren produceert nieuwe gedragsmogelijkheden en nieuwe kennis
- Bij leren spelen de gevolgen (beloning en straffen) op gedrag een rol (reinforcement)
- Bij leren speelt oefening en herhaling vaak een rol
Mensen kennen veel verschillende vormen van leren
- Instinct leren meestal soort specifiek gedrag. Komen voor bij alle individuen.
Instincten zijn aangeboren en verdwijnen op latere leeftijd. Doel: om de
overlevingskans van een individu te vergroten. Ervaring of leren speelt bij het
uitoefenen van een instinct geen rol. Als een egel wordt aangevallen, rolt hij zich op
en zet zijn stekels uit. De moeder onderzoekt haar baby.
- Reflexen eenvoudige mechanische reactie van het lichaam op specifieke prikkels
(aangeboren & automatisch). Reflexen zijn soms nodig om een kind tot ontwikkeling
te brengen. Reflex tegenhouden lukt vaak niet. Rijping maakt leren op een later
tijdstip nodig. Je hebt zuigreflexen bijv en schrikreflexen, pupilreflex: licht en geluid
combineren en kijken of je pupil daarop reageert.
- Associatief leren
-Klassiek en operant conditioneren komen bij alle diersoorten voor. Bij het
associatief leren zie je dat bepaald gedrag beloond wordt of afgestraft wordt
waardoor dat gedrag minder vertoond gaat worden.
- Sociaal leren (=Observationeel leren) er wordt geleerd doordat mensen en dieren
bepaald gedrag om zich heen doen en dat dan gaan kopiëren/ modeling/imitatie
-Komt ook bij (andere) intelligente diersoorten voor
Klassiek conditioneren ook wel Pavlov reactie genoemd. Leerproces: reflex wordt door een
nieuwe stimulus uitgelokt, wordt een associatie geleerd tussen twee stimuli (prikkels). Je
leert vooral die relaties snel, waarbij de stimulus voorspellend is voor de overlevingswaarde.
Bij operant conditioneren Vaak toevallig gedrag. Gedrag neemt in frequentie toe als het
beloond wordt, bijv met aandacht. Gedrag neemt af als het genegeerd of bestraft wordt. Dit
leerprincipe is vooral van belang bij baby’s en jonge kinderen. (Skinner)