Hoofdstuk 1: Taalonderwijs
1.2 Visies
1.2.1 Visies op leren
Wie onderwijs geeft, en taalonderwijs in het bijzonder, doet dat vanuit opvattingen over hoe dat het
best kan. Soms blijven die opvattingen impliciet. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer een bepaalde
methode strak wordt gebruikt, zonder dat de leerkracht goed heeft nagedacht over de vraag waarom nu
juist deze leerstof is gekozen en op deze manier wordt aangeboden.
Scholen richten hun onderwijs in op grond van aannames over hoe onderwijs het best gegeven kan
worden en hoe leerlingen leren. Die aannames zijn gebaseerd op verschillende leertheorieën die in de
loop der jaren ontwikkeld zijn. Bekende leertheorieën zijn de behavioristische, cognitieve en
constructivistische/sociaal-culturele leertheorieën. Tegenwoordig zijn vormen van constructivistische
theorieën populair. Het constructivisme stelt de interactie tussen de lerende en de leeromgeving
centraal: leren is een actief proces van kennisverwerving, waarbij de kennis ontstaat in interactie met
anderen.
Er zijn ook maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op een visie op onderwijs.
Zo kwam er vanaf het eind van de jaren zestig van de vorige eeuw een emancipatorische ideologie op
gang. Kinderen moesten hun gedachten, ideeën en meningen goed leren verwoorden: communicatie en
expressie gingen een belangrijke rol spelen in het onderwijs. Ook kwam er aandacht voor de
aansluiting bij de leefwereld en het milieu van de kinderen.
Tegenwoordig is er binnen het onderwijs en bij de mensen die erover spreken veel aandacht voor
technologische ontwikkelingen. Informatie en communicatie worden in toenemende mate
gedigitaliseerd en communicatie verloopt steeds sneller.
Bij digitale geletterdheid gaat het om een combinatie van ICT-basisvaardigheden,
informatievaardigheden en mediawijsheid.
1.2.2 Visie op taalonderwijs
De acht belangrijke visies op taalonderwijs:
Traditioneel taalonderwijs
Bij traditioneel taalonderwijs wordt taal gezien als een belangrijke drager van onze cultuur.
Taal bestaat uit een aantal deelvaardigheden die in het onderwijs geïsoleerd aangeleerd
worden. In het traditionele taalonderwijs ligt de nadruk op schriftelijke vaardigheden, en
daarbinnen op vormaspecten. Grammatica is belangrijk, want een goede beheersing daarvan
leidt tot een betere taalbeheersing, zo is de veronderstelling. Bij grammatica leren ze de
ontleding in zinsdelen en de benoeming van woordsoorten.
Bij schrijven ligt een sterk accent op de vorm van taal, met name op spelling. Leerlingen leren
systematisch de schrijfwijze van de woorden.
Bij lezen ligt een nadruk op de techniek van lezen: leestechniek, leesbegrip en leesbeleving
worden precies uit elkaar gehouden.
Voordeel: overzichtelijk
Nadeel: aandacht voor verschillende taaldomeinen is niet evenwichtig, wordt niet als
betekenisvol ervaren door de leerlingen.
Thematisch-cursorisch taalonderwijs
Uitgangspunt is dat leerlingen vooral taal leren door taal te gebruiken in zinvolle
gebruikssituaties. Leerlingen werken zo veel mogelijk vanuit bepaalde thema’s met taal. Bij
de taken die hierbij horen, is de leerkracht meestal begeleider.
Naast thematische activiteiten zijn er cursorische activiteiten waarbij leerlingen vak
onderdelen oefenen die wel belangrijk worden geacht, maar die niet in het kader van een
thema kunnen worden geleerd en geoefend, bijvoorbeeld technisch lezen, spelling en
grammatica. Bij deze cursorische activiteiten stuurt de leerkracht het onderwijsproces.
, Voordeel: leerlingen zijn bezig met activiteiten die ze als zinvol ervaren binnen de thema’s.
Nadeel: thematisch werken kost tijd, balans tussen thematisch en cursorisch is moeilijk te
vinden, voor de leerkracht lastig greep te krijgen op datgene wat de leerlingen hebben geleerd.
Taal bij alle vakken
In de visie taal bij alle vakken wordt ervan uitgegaan dat taal meer is dan materie die geleerd
moet worden en dat je door middel van taal kunt leren. Taal gebruik je voor het leren van
nieuwe inhouden en voor het verkrijgen van nieuwe inzichten. Om taal voor dat doel zo goed
mogelijk in te zetten, is de leerkracht sterk gericht op de interactie in de groep. De bedoeling
daarvan is om leerlingen in de gelegenheid te stellen om te leren in klassikaal verband of in
kleinere groepen. De leerkracht probeert door uitgekiende instructies en goed omschreven
taaltaken het denkproces bij leerlingen te ontwikkelen.
Voordeel: leerlingen gebruiken taal in een situatie die voor hen betekenisvol is, maar ook
transferproblemen worden zo voorkomen. Strategieën die worden aangeleerd bij begrijpend
lezen zijn een middel dat bij andere vakken wordt ingezet.
Nadeel: bepaalde taalonderdelen kunnen niet goed uit de verf komen, omdat die beter
systematisch aangeleerd kunnen worden.
Communicatief taalonderwijs
Bij communicatief taalonderwijs staat centraal dat leerlingen leren om goed mondeling en
schriftelijk te communiceren. De aandacht gaat minder uit naar de correctheid en meer naar
het tot stand komen van de communicatie en het overbrengen van de bedoeling van de
spreker/schrijver. Het accent ligt op leren spreken, luisteren, schrijven en lezen vanuit de
gedachte: zender -> boodschap (de tekst) -> ontvanger.
Leerkrachten die vanuit deze visie werken, creëren reële communicatieve situaties zoals die
zich ook buiten de school kunnen voordoen.
Voordeel: leerlingen kunnen gemotiveerd raken door de gekozen situatie.
Nadeel: de situaties kunnen onnatuurlijk worden als de leerkracht deze telkens kiest. Niet alles
kan in een reële communicatieve situatie worden aangeboden.
Whole-languagebenadering
Deze taalvisie gaat ervan uit dat het voor leerlingen onnatuurlijk is om taal op te delen in
kleinere eenheden (domeinen) die apart aangeleerd worden. In plaats van in hapklare abstracte
stukjes wordt taal als geheel aangeboden. Deze Amerikaanse visie werd door de Stichting
Taalvorming opgepikt. Deze stichting heeft krachtige werkvormen bedacht zoals de
zogenoemde taalronde.
Er wordt grote waarde gehecht aan wat leerlingen te vertellen hebben en hoe ze dat zowel
mondeling als schriftelijk het best kunnen doen. Het uitgangspunt is dat alle leerlingen iets te
vertellen hebben. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan een ander uitgangspunt, namelijk dat
kinderen taal leren door taal te gebruiken. Die ervaringen kunnen op verschillende manieren
worden opgeroepen, bijvoorbeeld door als leerkracht een eigen ervaring te vertellen of door
aan de hand van een voorgelezen boek reacties uit te lokken.
De uitgangspunten van deze benadering zijn ook terug te vinden in de wijze waarop leerlingen
zakelijke teksten leren schrijven. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van voorbeeldteksten, de
teksten die de leerlingen zelf schrijven, worden gelezen en besproken.
Strategisch taalonderwijs
Het strategisch taalonderwijs is gebaseerd op de visie dat leerlingen voor het uitvoeren van
communicatieve taken strategieën moeten leren beheersen. In het taalonderwijs worden de
belangrijkste strategieën uitgelegd, gedefinieerd en aangeleerd.
Voordeel: leerlingen krijgen de beschikking over een middel om greep op de taal te krijgen.
Nadeel: de leerkracht gebruikt de procedures gemakkelijk te rigide gebruikt of laat gebruiken
en steeds weer hetzelfde stappenplan laat toepassen, wat de leerlingen mogelijk snel vervelend
gaan vinden. Strategieën worden dan een doel op zich in plaats van een middel om de tekst te
begrijpen of een tekst te schrijven.
, Taakgericht taalonderwijs
Taakgericht taalonderwijs gaat uit van het idee dat leerlingen niet alleen een taal leren om er
taken mee uit te voeren, maar dat ze taal leren juist ook door zulke taken uit te voeren. In deze
visie vindt onderwijs plaats vanuit taken die leerlingen zelf inhoudelijk interessant vinden.
Er is een kloof tussen wat de leerlingen aan taalvaardigheden bezitten en wat ze nodig hebben
om de taak tot een goed einde te kunnen brengen. De bedoeling van taakgericht taalonderwijs
is dat leerlingen gemotiveerd genoeg zijn om die kloof te overbruggen en al doende in
interactie met anderen taalvaardiger te worden. Wat leerlingen zelf ontdekken, blijft hangen en
leidt tot fundamenteel leren.
Voordeel: leerlingen kunnen gemotiveerd raken door de gekozen situatie.
Nadeel: de situaties kunnen onnatuurlijk worden als de leerkracht deze telkens kiest. Niet alles
kan in een reële communicatieve situatie worden aangeboden.
Voordeel: leerlingen gebruiken taal in een situatie die voor hen betekenisvol is, maar ook
transferproblemen worden zo voorkomen. Strategieën die worden aangeleerd bij begrijpend
lezen zijn een middel dat bij andere vakken wordt ingezet.
Nadeel: bepaalde taalonderdelen kunnen niet goed uit de verf komen, omdat die beter
systematisch aangeleerd kunnen worden.
Interactief taalonderwijs
Het expertisecentrum Nederlands stelde aan het begin van zijn bestaan uitgangspunten van
goed taalonderwijs op.
Interactief taalonderwijs kent drie pijlers:
1. Betekenisvol leren
Kinderen leren het best in contexten die voor hen belangrijk zijn. Deze contexten zijn rijk,
uitdagend, motiverend, herkenbaar en functioneel.
Betekenisvol leren gaat uit van het idee dat leren een actief proces is, waarin kinderen hun
kennis van de taal en van de wereld voortdurend opnieuw organiseren op basis van het
taalaanbod dat ze krijgen, de ruimte die ze nemen om met hun eigen taal te
experimenteren en de feedback van hun omgeving.
2. Sociaal leren
Leerlingen leren in samenspraak en samenwerking met anderen. Samenwerkend leren is
een veelbelovende werkwijze, vooral wanneer daarbij gemeenschappelijke doelen worden
nagestreefd en ieder groepslid wordt aangesproken op zijn persoonlijke
verantwoordelijkheid.
3. Strategisch leren
Leerlingen hebben concrete strategieën nodig om bepaalde taalproblemen op een
efficiënte wijze op te lossen. Ze komen aan deze strategieën door samenwerking,
modelgedrag en expliciete instructie.
, 1.3 Inhouden en doelen
1.3.1 Inhouden
Voordat de leerlingen de basisschool bezoeken,
hebben ze al veel taal geleerd: met twee van de vier
vaardigheden – spreken en luisteren – kunnen ze al
behoorlijk uit de voeten.
Voor de twee andere taalvaardigheden is veel meer
nodig, want zonder systematische instructie en veel
doen leren de meeste leerlingen niet lezen, schrijven
en spellen.
Een andere belangrijke inhoud van het taalonderwijs
betreft de woordenschat. Woordkennis is van
fundamenteel belang voor de taalvaardigheid.
Woordenschat speelt een rol bij alle domeinen van het taalonderwijs: spreken, luisteren, lezen en
schrijven.
Via boeken en digitale media maakt een leerkracht leerlingen wegwijs in de wereld waarin ze leven.
Dit is het domein van de jeugdliteratuur. Leerlingen komen via boeken en andere media in aanraking
met verschillende culturen, leven zich in andere in en genieten van verhalen.
Leerlingen leren in het onderwijs reflecteren op taal en op taalgebruik. Met andere woorden: ze
gebruiken niet alleen taal, maar denken ook na over de taal zelf. We noemen dat taalbeschouwing.
Taalbeschouwing is om twee redenen belangrijk. De eerste reden is dat leerlingen door middel van die
reflectie zelf bewuster gaan spreken, luisteren, lezen en schrijven. De tweede reden is dat taal zo’n
fascinerend fenomeen is, zo’n prachtig verschijnsel en zo’n belangrijk cultuurelement dat het
beschouwen daarom alleen al de moeite waard is.
Onder taalbeschouwing verstaan we ook het reflecteren op de functies van taal.
1.3.2 Doelen
De doelen en inhouden ondersteunen leerkrachten bij het selecteren van de juiste doelen.
De kerndoelen basisonderwijs
Scholen zijn verplicht een onderwijsaanbod te realiseren dat voldoet aan de kerndoelen van de
Wet op het basisonderwijs. Kerndoelen zijn geen eisen aan leerlingen maar aan leerkrachten.
Tussendoelen
De meeste basisscholen zorgen ervoor dat ze aan de kerndoelen voldoen door voor niet-
verouderde methoden te kiezen en het taalonderwijs op deze methoden te baseren. Op deze
manier kan worden gewaarborgd dat de resultaten van de leerlingen goed zijn binnen de
marges die men op grond van de populatie van de school kan verwachten.
Volstaat een school daarmee, dan is echter niet vanzelfsprekend dat leerlingen datgene wat ze
bij het taalonderwijs geleerd hebben ook gebruiken bij andere vakken, leerlingen doen dat
namelijk niet vanzelf. Als ze hier niet toe aangezet worden, kan gemakkelijk een
systeemscheiding ontstaan: dat wat geleerd is bij Nederlandse taal, hoort bij Nederlandse taal.
Om scholen te ondersteunen bij de keuze van de inhouden van het taalonderwijs heeft de
overheid tussendoelen en leerlijnen laten ontwikkelen. Ze vormen een concretisering van de
kerndoelen voor scholen die zoeken naar inhouden van het taalonderwijs. Scholen kunnen ze
gebruiken als advies.