HOOFDSTUK 1: ALGEMENE INLEIDING
1.1. HET THEMA
1. VERBINTENISSEN UIT DE WET EN SCHADEVERGOEDING
Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding wordt ook aansprakelijkheidsrecht genoemd.
Een verbintenis is een overeenkomst vanuit de wet. Door het aangaan van een obligatoire
verbintenis scheppende overeenkomst, verbindt een partij zich moedwillig door een
rechtshandeling. In sommige gevallen verbindt de wet evenwel aan bepaald handelen of aan
een bepaald feitencomplex een verbintenis, ongeacht of de partijen dit met hun handelen
hebben beoogd. Dan wordt er gesprokken over verbintenissen uit de wet. De meeste
verbintenissen uit de wet verplichten tot schadevergoeding. De verbintenissen uit de wet
vinden hun bron meestal in het Burgerlijk Wetboek.
2. VERBINTENIS, RECHTSPLICHT, VERMOGENSRECHT, NAKOMING
Een verbintenis is een rechtsplicht waarmee een subjectief vermogensrecht correspondeert.
Op wie door toerekenbaar onrechtmatig handelen schade veroorzaakt, rust volgens art.
6:162 BW een verbintenis om schade te vergoeden (de passieve zijde van de verbintenis).
Degene die door de onrechtmatige daad is benadeeld heeft een, met de verplichting tot
schadevergoeding corresponderende, aanspraak (de actieve zijde van de verbintenis): het
recht op schadevergoeding. Het subjectieve recht is een goed (art. 3:1 BW) en een
vermogensrecht (art. 3:6 BW).
Van rechtsplichten kan binnen de grenzen van art. 3:296 nakoming worden gevorderd. De
nakoming van verbintenissen is behalve in het algemene art 3:296 ook geregeld in art. 6:27
e.v. Soms rust op iemand een verplichting waarvan geen nakoming kan worden gevorderd,
maar ter zake waarvan niet-naleving andere gevolgen heeft, zoals bij de verplichting tot
beperking van schade (art. 6:101). Houdt iemand zich niet aan deze plicht tot
schadebeperking, kan de aansprakelijke de nakoming daarvan niet rechtstreeks afdwingen,
maar kan de aanspraak op schadevergoeding worden verminderd.
3. PLAATS VAN ‘VERBINTENISSEN UIT DE WET’ IN DE WET
De verbintenissen uit de wet zijn geregeld in art. 6:74 e.v. en art. 6:162 e.v.
De regels over schadevergoeding zijn geregeld in art. 6:95 e.v.
De verbintenis tot schadevergoeding aan de niet-nakoming van een verbintenis is
geregeld in art. 6:74.
Bepalingen over aansprakelijkheid voor eigen onrechtmatig handelen staat geregeld
in de eerste afdeling van titel 6.3 (onrechtmatige daad).
De (kwalitatieve) aansprakelijkheid voor personen en zaken staat geregeld in art.
6:169 e.v.
De bijzondere kwalitatieve aansprakelijkheid van de producent voor gebrekkige
producten staat geregeld in art. 6:185 e.v.
De oneerlijke handelspraktijken staan beschreven in artt. 6:193a-6:193j.
De aansprakelijkheid voor de schending van mededingingsrecht staat beschreven in
art. 6:193k-193t.
In titel 6:4 zijn de overige verbintenissen uit de wet geregeld: verbintenissen uit een
ander bron dan uit overeenkomst en onrechtmatige daad.
1
, Art. 185 Wegenverkeerswet 1994 regelt aansprakelijkheid van gemotoriseerde
verkeersdeelnemers.
4. SAMENLOOP WANPRESTATIE EN ONRECHTMATIGE DAAD
In de systematiek van de wet moet onderscheid worden gemaakt tussen verbintenissen uit
de overeenkomsten en verbintenissen uit de wet. Er is sprake van een primaire verplichting
uit de overeenkomst als de overeenkomst zelf een verbintenis het leven inroept. In de
tweede plaats verplicht niet-nakoming van een dergelijke primaire verplichting volgens art.
6:74 onder omstandigheden tot schadevergoeding. Deze laatste verplichting is een
verbintenis uit de wet, ook al wortelt zij in de overeenkomst.
Als iemand tekortschiet in de nakoming van een verbintenis uit een overeenkomst, kan dat
worden aangemerkt als een onrechtmatige daad. De wetgever heeft voorzien in een
afzonderlijke regeling van de gevolgen van niet-nakomen van verbintenissen (art. 6:74 e.v.).
Dit betekent dat bij een eenzelfde feitencomplex verschillende wettelijke regels kunnen
samenlopen.
Als meer rechtsregels tegelijkertijd toepasbaar zijn op eenzelfde gebeurtenis, spreekt men
van een samenloop. Het uitgangspunt van samenloop van meer op zichzelf toepasselijke
rechtsgronden is dat zij cumulatief van toepassing zijn en dat, indien de rechtsgronden tot
verschillende rechtsgevolgen leiden die niet tegelijkertijd kunnen intreden, de eiser daaruit
naar eigen inzicht een keuze mag maken. Dit uitgangspunt lijdt slechts uitzondering, indien
de wet dat voorschrijft of onvermijdelijk meebrengt. Nu de wet een afzonderlijke regeling kent
voor de niet-nakoming van verbintenissen, dient deze regeling telkens te worden toegepast
wanneer een feitencomplex kan worden aangemerkt als tekortkoming in de nakoming van
een verbintenis.
Als een feitencomplex ook los van de contractuele verhouding als onrechtmatige daad kan
worden aangemerkt, kan de benadeelde zijn vordering op art. 6:162 baseren. De regels
inzake samenloop zijn vooral van betekenis in gevallen waarin de verschillende grondslagen
tot verschillende gevolgen leiden. Nu de wet voor de verschillende grondslagen eenzelfde
schadevergoedingsregeling kent (art. 6:95 BW), maakt het in de praktijk op dat punt niet uit
op welke grondslag (art. 6:74, art. 6:162, art. 6:169 e.v.) de aansprakelijkheid wordt
gebaseerd. Niettemin kan er verschil zijn met betrekking tot de omvang van
aansprakelijkheid, omdat in art. 6:95 e.v. soms naar de aard van de aansprakelijkheid wordt
onderscheiden.
Vorderingen op grond van onverschuldigde betaling, of ongerechtvaardigde verrijking
kunnen overigens evenzeer samenlopen met een vordering uit de onrechtmatige daad,
wanneer er aan de daarvoor geldende eisen is voldaan.
Op grond van een onrechtmatige daad ontstaat een verbintenis tot schadevergoeding (art.
6:162) en de niet-nakoming van deze verbintenis wordt ook beheerst door de regeling inzake
het tekortschieten in de nakoming van verbintenissen (art. 6:74 e.v.). Zo is degene die nalaat
een verbintenis tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad na te komen tevens
aansprakelijk voor de schade die de schuldeiser door die niet-nakoming lijdt.
5. RECHTVAARDIGING VOOR HET ONTSTAAN VAN VERBINTENISSEN
2
,Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet voortvloeit (art. 6:1). Daarmee
heeft de wetgever gekozen voor een gesloten stelsel van verbintenissen. Dit betekent dat
bronnen van verbintenissen uit de wet met zoveel woorden in de wet kunnen zijn genoemd.
De ongerechtige verrijking staat nu beschreven in art. 6:212.
Als verbintenissen door een rechtshandeling ontstaan, wordt het bestaan ervan
gerechtvaardigd omdat de partijen dat rechtsgevolg hebben beoogd en gewild, ex. art. 3:33.
In de gevallen waarin verbintenissen niet door een rechtshandeling, maar rechtstreeks uit de
wet ontstaan, vraagt dit om een eigensoortige rechtvaardiging. In het geval van de
onrechtmatige daad ligt de rechtvaardiging voor het bestaan van een verbintenis tot
schadevergoeding eigenlijk in de verplichting om een ander niet onrechtmatig te benadelen.
Doet iemand dat toch, dan treft hem een verwijt (schuld), en dient hij de daardoor ontstane
schuld te vergoeden.
6. VERTREKPUNT: IEDER DRAAGT ZIJN EIGEN SCHADE
Het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht kent als uitgangspunt dat ieder zijn eigen
schade draagt. Dat betekent dat men in beginsel zelf de lasten draagt van alle mogelijke
onheil, zoals ziekte, weersomstandigheden, maar ook bijvoorbeeld een terroristische
aanslag, of eenvoudigweg concurrentie. Men kan zich tegen dergelijke risico’s indekken door
verzekeringen af te sluiten. Sommige risico’s worden gedragen door sociale zekerheid. Op
het vertrekpunt dat ieder zijn eigen schade draagt biedt het buitencontractuele
aansprakelijkheidsrecht belangrijke uitzonderingen. Wanneer iemand anders op grond van
een verbintenis uit de wet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het ontstaan van
schade, kan die schade op hem worden afgewenteld. Afwenteling van schade via het
aansprakelijkheidsrecht kent relatief hoge drempels, maar leidt wel tot volledige vergoeding:
de aansprakelijke dient de benadeelde zoveel mogelijk te plaatsen in de situatie waarin deze
zou hebben verkeerd indien de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust niet zou
hebben plaatsgevonden: zijn volledige schade moet dus worden vergoed.
De relatief hoge opbrengst die het aansprakelijkheidsrecht biedt in de vorm van volledige
vergoeding leidt er toe dat in toenemende mate een beroep wordt gedaan op het
aansprakelijkheidsrecht. Men kan het hiervoor geschetste vertrekpunt dat ieder zijn eigen
schade draagt normatief opvatten (ieder BEHOORT zijn eigen schade te dragen), maar ook
meer neutraal of juridisch-technisch: ieder draagt zijn eigen schade, tenzij hij erin slaagt om
de schade op een ander af te wentelen. Wie de schade lijdt, draagt deze zelf, tenzij hij erin
slaagt om te beargumenteren en te bewijzen dat een ander de schade moet dragen, en hij er
bovendien in slaagt om de schadevergoeding daadwerkelijk te innen. Wanneer de
aansprakelijkheid is gevestigd, zal bewezen moeten worden dat de schade is geleden als
gevolg van de gebeurtenis waarop hij de aansprakelijkheid baseert en hoe groot de schade
is. In dit verband staat enerzijds de vestiging van de aansprakelijkheid en anderzijds de
omvang van de aansprakelijkheid.
7. DOELEN VAN HET AANSPRAKELIJKHEIDSRECHT
Onder aansprakelijkheidsrecht wordt verstaan het civiele recht dat aanspraken op
schadevergoeding regelt. Het aansprakelijkheidsrecht regelt wie onder welke
omstandigheden aansprakelijk is voor welke gebeurtenissen en hun gevolgen (de passieve
zijde van de verbintenis) en dus ook wie welke aanspraken geldend kan maken (de actieve
zijde, het subjectieve recht). Zo bezien kan men zeggen dat het aansprakelijkheidsrecht tot
3
, doel heeft aanspraken vast te stellen en – met behulp van rechtsvorderingen – te
handhaven.
Aansprakelijkheid is gebaseerd op gedrag of op een toestand die in zekere zin het resultaat
is van een bepaald gedrag. Aansprakelijkheidsrecht kan dus ook benaderd worden als een
gedragsrecht: het bepaalt welk gedrag wel of niet geoorloofd is en verbindt aan dergelijk
gedrag gevolgen. Het is niet primair gericht op preventie, maar op de afwenteling van de
consequenties van het onrechtmatig handelen (schadevergoeding). Er kan gezegd worden
dat aansprakelijkheidsrecht bijdraagt aam de regulering van het gedrag.
8. ONDERSCHEID EN SAMENHANG MET STRAFRECHT
Het civielrechtelijke aansprakelijkheidsrecht regelt de privaatrechtelijke reactie op
onrechtmatig gedrag op initiatief van de benadeelde burger. Het strafrecht regelt de
publiekrechtelijke reactie op bij wet strafbaar gesteld gedrag op initiatief van het openbaar
ministerie. De rechtsgebieden verschillen op een aantal fundamentele punten:
aansprakelijkheidsecht is privaatrecht, strafrecht is publiekrecht. Daarnaast is het onrecht
waarop wordt gereageerd in het aansprakelijkheidsrecht ruim opgevat en in het strafrecht is
dit beperkt tot specifiek omschreven verboden gedragingen. Er zijn ook belangrijke
verbanden. Strafbaar gedrag zal doorgaans ook onrechtmatig zijn in de zin van art. 6:62 en
als het tot schade leidt, tot schadevergoeding verplichten.
9. AANSPRAKELIJKHEID EN VERZEKERING
Een benadeelde kan zichzelf tegen een bepaalde schade hebben verzekerd, firstparty-
verzekering. Er rust op grond van de verzekeringsovereenkomst (art. 7:925 e.v.) een
verbintenis tussen de verzekerde en de verzekeraar. Het gaat hier om een contractuele
verhouding, die wordt beheerst door de polis, door de bijzondere regels uit de wet. De
verplichting tot schadevergoeding berust hier rechtstreeks op de verzekeringsovereenkomst
en is geen wettelijke verplichting tot schadevergoeding in de zin van art. 6:95 e.v. zodat die
bepalingen daarop niet van toepassing zijn.
Voor het aansprakelijkheidsrecht is nog van groter belang dat men zich kan verzekeren
tegen de financiële gevolgen van aansprakelijkheid (thirdparty-verzekering). In dat geval
worden de financiële gevolgen van het feit dat men door een derde aansprakelijk wordt
gesteld onder in de polis omschreven voorwaarden gedekt door de
aansprakelijkheidsverzekeraar.
10. MAATSCHAPPELIJKE EN JURIDISCHE ONTWIKKELING
De rechter houdt het recht bij de tijd, door met zijn rechtspraak in te spelen op
maatschappelijke ontwikkelingen of gewijzigde opvattingen. Omdat het buitencontractuele
aansprakelijkheidsrecht veel open normen kent, biedt dit de rechter veel ruimte. De
rechtspraak biedt veel voorbeelden van invulling – en oprekking – van deze ruimte.
Voor de wetgever en rechter is het moeilijk om in te spelen of te reageren op risico’s die zich
in de loop van de tijd openbaren, maar waarvan het bestaan en omvang onzeker is. Volgens
vaste rechtspraak moet aansprakelijkheid worden beoordeeld aan de hand van de
maatstaven die golden op het moment van handelen of nalaten.
4