Contractenrecht hoorcolleges 2020/2021
Week 1 – Totstandkoming van overeenkomsten (verdieping)
Totstandkoming van overeenkomsten (recapitulatie)
Art 3:33 BW: Geldige rechtshandeling (in dit geval: aanbod)
Hoe kunnen geldige rechtshandelingen worden verricht? Dat kan door bijvoorbeeld aanbod,
waarbij wil en verklaring van de aanbieder geuit wordt door middel van een verklaring. We
hebben geleerd aan de hand van art 3:33 BW dat als die wil en verklaring hetzelfde zijn, er dan
sprake is van een geldig aanbod. Dat is het vertrekpunt geweest.
Aanbod en aanvaarding
We hebben dan vervolgens een aanvaarding van het aanbod ernaast gezet. Die aanvaarding is
ook een rechtshandeling, waarbij de aanvaarder (B) zowel de wil uit door middel van een
verklaring en er sprake is van een geldige aanvaarding als die wil en verklaring met elkaar
overeenstemmen.
Art 6:217 BW: Overeenkomst
Als het allemaal goed op elkaar is afgestemd, dus dat beide partijen hetzelfde willen en allebei
hetzelfde verklaren, dan betekent het dat er een loepzuivere overeenkomst tot stand is gekomen
als we daar de omschrijving van art 6:217 BW naast leggen. Dat is wat we geleerd hebben in
het eerste jaar.
Wat we ook geleerd hebben, is dat er problemen in dit schema kunnen ontstaan in de gevallen
waarin bijvoorbeeld wil en verklaring van 1 partij met elkaar overeenstemmen, maar die ene
partij handelingsonbekwaam is of handelingsonbevoegd of dat wat hij wil en verklaart niet mag
op grond van de wet (3:40 BW). De andere problemen met de wil, waarbij met een verklaring
overeenstemmende wil als het ware ontbreekt (3:33, 3:34, 3:35 BW). Of dat wil en verklaring
niet met elkaar overeenstemmen of dat de wil gebrekkig gevormd is (wilsgebreken van 3:44
BW en 6:228 BW). Dat zijn allemaal problemen die een verstoring kunnen aanbrengen in dit
schema, waardoor we tot de conclusie moeten komen dat er uiteindelijk geen overeenkomst tot
stand is gekomen.
De problemen laten we allemaal achter ons bij het vak contractenrecht. We gaan er bij
contractenrecht vanuit dat er een geldige overeenkomst tot stand is gekomen, dat er geen
beroep gedaan wordt op 1 van de bovengenoemde leerstukken van het eerste jaar. Er is gewoon
een loepzuivere overeenkomst tot stand gekomen.
Algemene voorwaarden – Enkele algemene opmerkingen
Dat laat onverlet dat we wel nog wat van die leerstukken van het eerste jaar bij de kop moeten
pakken als we het nieuwe onderwerp, algemene voorwaarden, gaan introduceren.
,Algemene opmerkingen (1)
Algemene voorwaarden, de kleine lettertjes, die opgesteld worden en die vaak bij het contract
gevoegd worden en waar allerlei hele gespecificeerde gedetailleerde nadere afspraken
opgesteld zijn, die eveneens op de overeenkomsten van toepassing zijn. Paar algemene
opmerkingen daarover.
De relevantie van het leerstuk van de algemene voorwaarden speelt niet alleen, maar in
belangrijke mate toch vooral vanuit het juridisch perspectief in het kader van contractuele
geschillen, maar ook consumenten. Je kan tegenwoordig als consument geen contract sluiten of
er zijn op een 1 of andere manier algemene voorwaarden op het contract van toepassing. Dan
staan soms in die kleine letters nare dingen die de positie van de consument bij het contract
aanzienlijk verzwakken. Dat kan natuurlijk in een concreet geval zeer nadelig voor die
consument zijn. In elk geval moeten we nagaan of er beschermingsregels zijn waar we op
kunnen terugvallen om de positie van de consument te beschermen.
Wanneer spreek je nu van algemene voorwaarden? We vinden de omschrijving daarvan terug
in art 6:231 sub a BW. We hebben het dus over bedingen die specifiek voor of namens de
gebruiker van algemene voorwaarden zijn opgesteld om in aantal overeenkomsten te
worden opgenomen. Daarvan zijn uitgesloten zogenoemde kernbedingen. Dat zijn bedingen
die de kern van de prestatie aangeven. Dat valt er dan buiten. Waarom is het van belang om te
weten of je met algemene voorwaarden te maken hebt of niet? Als je weet of iets binnen de
kaders van … valt, je vervolgens ook weet of de wederpartij of de gebruiker van de algemene
voorwaarden bescherming kan ontlenen aan die belangrijke beschermende bepalingen van die
afdeling 6.5.3 BW. Als het namelijk zo is dat je niet te maken hebt met een algemene
voorwaarde in de zin van die definitiebepaling, dan is de beschermingsafdeling niet van
toepassing. Dan zal je dus, als je toch bescherming tegen die voorwaarden ergens vandaan zou
willen halen, moeten terugvallen op de algemene leerstukken van het contractenrecht.
Als we naar de definitie kijken in art 6:231 BW, dan zijn er 2 zaken waarop we bedacht moeten
zijn. Allereerst dat voorwaarden alleen algemene voorwaarden zijn als ze voor meermalen
gebruik bestemt zijn. Dat is het zogenoemde bestemmingscriterium. Het moet echt gaan om
voorwaarden die bedoeld zijn om vaker te gebruiken. In de tweede plaats is de uitzondering
van belang, dat de bedingen in de voorwaarden de kern van de prestatie aangeven
uitgezonderd zijn van het begrip algemene voorwaarden. Dat zijn bedingen die de essentiële
punten van de overeenkomst betreffen, de kernprestaties waar partijen over hebben
gecontracteerd.
De voor- en nadelen van algemene voorwaarden. Aan de ene kant zou je kunnen zeggen dat
het ontzettend handige dingen zijn, omdat ze de handelspraktijk faciliteren. Je hoeft dan
namelijk met contractpartijen niet alles uit te onderhandelen met elkaar voordat je een contract
sluit. Je kunt voor een deel van de afspraak die je moet maken, als het ware terugvallen op
gestandaardiseerde voorwaarden. Dan hoef je alleen nog maar te onderhandelen over die
zogenoemde kernprestaties. Aan de andere kant is een nadeel van algemene voorwaarden dat
als je te maken hebt met een niet-professionele wederpartij van de gebruiker van de algemene
voorwaarden, denk dus aan een consument, dat die zich makkelijk in slaap laat sussen door die
kleine lettertjes en dat zou ertoe kunnen leiden dat de gebruikers van algemene voorwaarden
soms overgaan om in algemene voorwaarden bepalingen op te nemen die als het ware in het
nadeel van de wederpartij is.
,Dan naar de kern, want dat zijn die telkens terugkerende discussies. Wat zijn nou die telkens
terugkerende discussies waar ook de casusposities over het algemeen over gaan? In de eerste
plaats kan een terugkerende discussie zijn de vraag: Hebben partijen eigenlijk wel algemene
voorwaarden overeengekomen? Zijn daar afspraken over gemaakt? Zijn ze die
overeengekomen? Welke algemene voorwaarden zijn ze dan overeengekomen? Dat is eerste
discussie, waarbij we de algemene regels van de totstandkoming van overeenkomsten moeten
toepassen (art 6:225 lid 3 BW).
De tweede discussie is een andere die gaat over de vraag: Stel nu dat algemene voorwaarden
tussen partijen zijn overeengekomen, is het dan mogelijk om een bepaald (/specifiek) beding in
die algemene voorwaarden waar de wederpartij last van heeft, de vernietigbaarheid daarvan in
te roepen (art 6:233 BW)? Die vernietigbaarheid kan je op 2 gronden inroepen. In de eerste
plaats op grond van het feit dat je zegt: Ik ben helemaal niet goed geïnformeerd over deze
algemene voorwaarden. Ik kijk ervan op wat ze zijn en wat er in staat. (De gebruiker heeft zijn
informatieplicht niet goed nageleefd à art 6:233 sub b jo. 6:234 BW). De tweede is dat je
zegt: Ik ben er op zich goed over geïnformeerd, maar als ik kijk wat erin staat, dan vind ik het
eigenlijk onredelijk bezwarende voorwaarden en dat is de reden waarom ik zoek tot een
mogelijkheid om de vernietigbaarheid van dat beding in te roepen. (Onredelijk bezwarend
voor de wederpartij à art 6:233 sub a jo. (eventueel) 6:236 en 6:237 BW).
Een belangrijke opmerking is dat we die discussies uit elkaar moeten houden. Dus de discussie
of algemene voorwaarden zijn overeengekomen, is een ander verhaal dan, als algemene
voorwaarden zijn overgekomen die ze dan op mogelijkheid om de vernietigbaarheid van 1 van
die voorwaarden in te roepen. Eigenlijk is het zo dat die tweede discussie, de vernietigbaarheid,
hier vooronderstelt dat de eerste vraag bevestigend is beantwoord: er zijn algemene
voorwaarden overeengekomen. Als er helemaal geen algemene voorwaarden overeengekomen
zijn, kun je ook helemaal niet toekomen aan de vraag van vernietigbaarheid van een beding in
de algemene voorwaarden. Dit is misschien 1 van de lastigste punten voor de student in de 1e
week van het vak: het uit elkaar halen van deze 2 discussies.
Algemene opmerkingen (2)
De relevantie van het kunnen duiden of iets een algemene voorwaarde is of niet heeft te maken
met de mogelijkheid om vervolgens eventuele bescherming te ontlenen, dus de zwakkere partij
/ de wederpartij van de algemene voorwaarden bescherming te ontlenen aan de bepalingen voor
afdeling 6.5.3 van het BW.
Het gaat in de kern om de vraag: Welke wederpartij van een gebruiker van algemene
voorwaarden kan wanneer een beroep doen op die bijzondere bescherming van 1 of meer
bepalingen van die afdeling 6.5.3 BW. Waar het dan om gaat is dat telkens moet worden
nagegaan of de wederpartij een consument is, een grote onderneming, dan wel een kleine
onderneming. Wat een consument is, is gedefinieerd in afdeling 6.5.3 BW in de bepalingen art
6:236 en 6:237 BW. Dan gaat het over een natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening
van een beroep of bedrijf. Als we te maken hebben met een consument, dan geniet de
wederpartij (de consument), maximale bescherming op basis van afdeling 6.5.3 BW. Alle regels
zijn dan van toepassing, inclusief de bijzondere regels die op de lijsten van art 6:236 en 6:237
BW staan.
Dan moeten we kijken naar of we te maken hebben met een grote ondernemer of een kleine
ondernemer. In ieder geval dat de wederpartij geen consument is. Hij is geen consument, dus
, misschien is hij wel een grote, dan wel een kleine onderneming. Dat gaan we na aan de hand
van de criteria van art 6:235 BW. Uit die regels kunnen we afleiden dat in 2 gevallen een
wederpartij van de gebruiker van algemene voorwaarden een grote ondernemer kan zijn, omdat
hij ofwel een rechtspersoon is, zoals bedoeld in art 2:360 BW. Dus dat hij ten tijde van het
sluiten van de overeenkomst waarbij de algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard
de jaarrekening openbaar heeft gemaakt. Ofwel, omdat we te maken hebben met een
wederpartij die op het moment van het sluiten van een contract 50 of meer personen werkzaam
waren. Als er sprake is van 1 van deze criteria, dan hebben we te maken met een grote
onderneming als wederpartij.
Als art 6:235 BW anders uitwijst, dan zie je dat we niet te maken hebben met een grote
wederpartij, omdat die criteria van 6:235 BW uitwijzen dat dat niet zo is, dan hebben we te
maken met een kleine onderneming. Een kleine onderneming kan beroep doen op alle
bepalingen van afdeling 6.5.3 BW, net zoals de consument, maar er vallen wel een paar af. Hij
kan bijvoorbeeld geen beroep doen op de lijsten van 6:236 en 6:237 BW, tenzij er
reflexwerking mogelijk is. De kleiner ondernemer kan niet, als art 6:235 lid 3 BW van
toepassing is, geen beroep doen op de algemene beschermende bepalingen van art 6:233 en
6:234 BW. Het kan zijn dat deze kleine onderneming zelf een onderneming is die vergelijkbare
voorwaarden in vergelijkbare situaties gebruikt. Dan zitten we in een situatie waar hij minder
bescherming geniet.
Stel nu dat je met de criteria van 6:235 BW vaststelt dat deze wederpartij van de algemene
voorwaarden een grote ondernemer is, dan kan hij gene beroep doen op de kernbepalingen van
de afdeling 6.5.3 BW. De bepalingen van afdeling 6.5.3 BW zijn niet geschreven om
wederpartijen te beschermen die zelf grote ondernemingen zijn. Maar die zijn natuurlijk niet
helemaal vogelvrij. Zij kunnen gewoon gebruik maken van algemene beschermende bepalingen
die we in het algemene contractenrecht terugvinden. Denk met name aan art 6:248 lid 2 BW.
In week 3 zullen we zien dat zij op die grondslag bescherming moeten zoeken. Wat ze niet
kunnen doen, is als het ware terugvallen op de beschermingsregels van afdeling 6.5.3 BW. Dat
is niet voor de grote ondernemers geschreven.
Algemene voorwaarden – Zijn algemene voorwaarden overeengekomen?
Hoofdregels: art 3:33 en 6:217 e.v. BW
Om de vraag te kunnen beantwoorden of algemene voorwaarden zijn overeengekomen, moeten
we gebruik maken van de hoofdregels van de totstandkoming van overeenkomsten. Dus
gewoon kijken of er sprake is van een geldige rechtshandeling aan de aanbodkant en de
aanvaardingskant. Stemmen de willen van beide partijen met elkaar overeen, is er een
wilsovereenstemming in de zin van art 6:217 BW. Dan is er een loepzuivere overeenkomst en
die overeenstemming kan ook zien op het feit dat beide partijen willen dat deze algemene
voorwaarden op hun overeenkomst van toepassing is. Als die wilsovereenstemming bereikt
wordt, zijn partijen het met elkaar eens over gebondenheid aan die algemene voorwaarden.
Dus A doet een aanbod om met B te contracteren. A zegt in dat aanbod: Ik wil contracteren op
basis van mijn algemene voorwaarden. Hij kan dat heet expliciet zeggen of in een schriftelijke
aanbod. Heel vaak staat dat aanbod voorbedrukt op het briefpapier van A, dan verwijst hij op
zijn eigen briefpapier naar zijn eigen algemene voorwaarden. Als B zegt: Prima, ik aanvaard
dat aanbod. Dan aanvaardt hij daarmee ook het voorstel van A om te contracteren op basis van