Bachelor Taalwetenschap/ Premaster TSP: Fonetiek periode 1 en 2
Hoorcollege 1
Fonetiek: vak dat zich bezig houdt met productie transmissie en perceptie van spraak d.w.z. gesproken
taal
Taken van fonetiek
1. Inventariseren van taaltekens (Aangeven wat de verzameling is van alle mogelijke
taaltekens): klanken en opeenvolgingen van klanken die mogelijk zijn dan wel voorkomen in talen,
bijvoorbeeld a, ij, k (alle klanken hebben verschillende taaltekens)
a. Manderijn gebruikt toonhoogte verschillen om verschil in betekenis aan te duiden
b. Xhosa: klikgeluid dat hoort ook bij taaltekens
2. Geven van verklaringen voor de bouwprincipes van de vormen van taaltekens
a. Waarom bestaat geen nasale t?
b. Waarom is trant een nederlands woord en rtatn niet?
i. Behoeftes van spreker en luisteraar spelen een rol; Zonder niet te veel moeite
kunnen spreken en verstaan, kunnen universeel dus zijn
3. Bestuderen van de functionele eigenschappen van de klankvorm van taal.
a. Ontdekken van regelmatigheden van taalstructuur
b. En hoe klankvorm bijdraagt aan begrip:
i. Gelijk aan ambigue zinnen
1. Kommas met prosodie (klemtoon)
Spraakketen:
- Boodschap en die zet je om in woorden die vervolgens
uitspreekt, hoorder hoort, moet woorden te analyseren en
daarna begrijpen
- Babys: leren dit allemaal automatisch zonder les
- Fonetiek: bestudeert fase 3-5
- Perifere processen: directe observatie en experimenten,
andere fases onderzocht door psychologen en
psycolinguisten.
Communicatieve voorwaarden
- Spreker en luisteraar hebben toegang tot zelfde transmissiekanaal nodig (lucht of telefoonlijn)
- Ook tot dezelfde taal
- Verbinding tussen spreken en luisteraar: spraakgeluid.
o Akoestisch effect is nodig om boodschap over te brengen. Enkel bewegingen van
spraakorganen zijn niet begrijpbaar
Niveau van taalstructuren
- Fonetiek: hoe klanken van een taal worden geproduceerd en waargenomen
- Fonologie: Hoe de klanken samenwerken als een systeem
- Morfologie: structuur van woorden
- Syntaxis: onderliggende structuur van zinsdelen en zinnen en de manipulatie ervan
- Semantiek: betekenis van woorden en zinnen en fragmenten en verandering van zinnen over de
tijd
- Pragmatiek: relatie tussen taaluitdrukkingen en context.
,(Supra)segmentele eigenschappen van spraak
- Segmentele eigenschappen: Individuele klanken. Klinkers (vocalen) en medeklinkers
(consonanten), en verschillen hiertussen. Bijvoorbeeld /i/ of /a/
- Suprasegmentege (prosodische) eigenschappen: verschil in intonatie tussen de zinnen
Spraaktechnologie
- Kan wat geleerd is ook toegepast worden? Fonetiek: zelf synthetiseren van kunstmatige spraak,
dus niet met eigen stem.
Eenheden in taal en spraak en versprekingen
- Verspreking: binnen een woord of zinsnedeletters of lettergrepen worden verwisselend, zodat
amusante, ironische of juist verhullende effecten ontstaan
- Morfosyntactische hiërarchie:
o Morfeem: Kleinste taaleenheid met een eigen isoleerbare betekenis
o Woorden
o Woordgroepen
o Zin
o Alinea
- Klankvormelijke hiërarchie
o Foneem: /../, verzameling van alle mogelijke manieren om een specifieke klank uit te
spreken, bijv. /r/ in /rood/; eindig aantal (15-75 NL)
Mogelijke uitspraakvarianten van een klank
Een foneem is een verzameling allofonen
Kleinste betekenisvolle klankeenheid in een taal. (verschil in betekenis kunnen
veroorzaken, bv. pak-bak
o Allofoon: [… ] verschillende klanken die bij 1 foneem (letter) horen, oneindig aantal
Diacritische tekens: stemloos, nasaal
Niet betekenisonderscheidend.
Commutatietest: betekenisverschillen tussen verschillende uitspraken van die
foneem
Leidt t tot een andere woordbetekenis? Dan zijn dit twee verschillende
fonemen.
o Syllabe: combinatie van fonemen, lettergrepen
Voet: combinatie tussen sterke en zwakke syllabe
Sonoriteit: Eigenschap van een klank die aangeeft in hoeverre een klank
eigenschappen van klinkers heeft. Geeft aan of je woorden makkelijker kan
uitspreken (rpak en prak: r heeft meer sonoriteit dan p, waardoor je de prak beter
uitspreekt)
meest sonoor naar minst sonoor:,
o Klinkers
, o rl,
o mn,
o kbtsfv
minst sonore klanken in woorden zo ver mogelijk weg van de klinker
Foneem VS allofoon
Taalstructuur VS Spraakgeluid
- abstract-concreet
- mentaal-fysisch
- invariant (niet verschillend, symbolisch)– variabel
- eindig-onbepaald veel
- discreet-continu
Je hoort klanken op allerlei manieren en toch kun je de woorden verstaan: hoe we dat doen is een
raadsel
Vragen:
- Doet een syllabe ertoe in de hersenen? Gebruiken sprekers dit om te spreken of luisteraars om te
luisteren? Verzamelen van taaluitingen die misgaan
Spraakproductie
- Je wil iets gaan zeggen
- Woorden selecteren
- Fonologische representaties ophalen (hoe
moet je deze woorden uitspreken)
- Programma : set aan instructies voor de
articulatoren
Experiment:
- Wet (e zit ook ik melk), wit (kleur),
semantische priming/ semantisch netwerk.
- Selectiefout: plan is oke, verkeerde
eenheden geselecteerd (vb. in de week
juni, of krastische (krachtige en drastische)
- Programmafouten: fout in de uitvoering: vroege, te late, verwisselde gepersevereerde insertie van
eenheden (vb. een bloemetje blengen). Eenheden verwisselen in de uitvoering
Versprekingen
- 75% versprekingen bestaat uit anticipatie
o Anticipatie: Planning van wat je nog gaat zeggen, verwisselen van een klank met een klank
die later hoort te komen. Indringer verschijnt eerder dan oorsprong
- Perseveratie verwisselen van een klank met een eerder uitgesproken klank
o Indringer verschijnt later dan oorsprong
- Transposities: klanken verwisselt worden (zeldzaam)
- Substitutie komt het meeste voor, 75%, 22 inserties, 3% deletie
- Versprekingen binnen een syllabe kom niet voor
- De afstand van de positie waar een klank vandaan komt en de klank die vervangen wordt 7
eenheden bedraagt.
o Max 7 eenheden kunnen in werkgeheugen actief houden
- Versprekingen hebben betrekking op klemtoondragende syllaben
- Doel en indringer hebben sterke klankvormelijke overeenkomst (bloemetje blengen)
- Bij consonant-verwarringen: meestal plaatskenmerk (positie van de tong, plek waar de articulatie
plaatsvind veranderd.
- Behoud van syllabepositie van indringer (bloemetje l kan niet op een andere plek in brengen terecht
komen
, - Klankaanpassingsregels blijven werken
- Onwelgevormde syllaben ontstaan bijna niet.