1
INTERGENERATIONELE OVERDRACHT VAN PSYCHISCHE PROBLEMEN
VOORBEREIDING WERKCOLLEGE 3
WELKE INVLOED HEEFT DE (PSYCHISCHE ) PROBLEMATIEK VAN OUDERS OP DE ONTWIKKELING VAN EEN KIND EN
HOE KAN DEZE INVLOED WORDEN VERKLAARD ?
Bron: Rexwinkel H3.4
Het hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste mechanismen en aandachtspunten bij de
overdracht van ernstige psychische klachten van ouders op hun jonge kinderen. Mechanismen van
overdracht van ouderlijke psychopathologie.
Factor 1: Genetische overdracht
Er wordt bij 2-3 jarigen schattingengemaakt van gemiddeld 50-75%erfelijkheid van psychopathologie,
gemeten met vragenlijsten ingevuld door ouders. Overactief en angstig-depressief gedrag blijkt het
meest erfelijk (50 tot 70%) en opstandig en agressief gedrag het minst (30 tot 45%).
Het is vooralsnog niet mogelijk om op individuele basis na te gaan in welke mate een psychische
stoornis van een of beide ouders genetisch van invloed is op het ontwikkelen van psychopathologie bij
het kind. Door de volgende factoren:
Complexe kwantitatieve overerving in de genetische overdracht: meerdere genen dragen op
verschillende manieren bij aan het al dan niet ontstaan van verschillende vormen van
psychopathologie.
Genen zijn sterk afhankelijk van omgevingsfactoren. Een genetische kwetsbaarheid komt
vaak pas tot uiting bij het ontbreken van ouderlijke zorg, mishandeling of meemaken van
ernstige verliezen. Door deze omgevingsinvloeden worden bepaalde genen in bepaalde
levensfasen aan- of uitgezet worden: Dit noem je genexpressie.
Genetische overdracht van psychopathologie is niet heel specifiek is. Er lijkt eerder sprake
van een algemene kwetsbaarheid, waarbij de meeste kinderen een andere stoornis hebben of
krijgen dan hun ouders.
Factor 2: Intra-uteriene factoren: blootstelling aan invloeden via moeder tijdens de
zwangerschap
Stress tijdens de zwangerschap: Als de moeder veel stress of angst ervaart tijdens de
zwangerschap, heeft dit een negatieve invloed op de emotionele, gedragsmatige, cognitieve
en motorische ontwikkeling van het kind. Het kan ook leiden tot vroeggeboorte en laag
geboortegewicht (mogelijke verklaring: verhoogd cortisol door HPA-as doen de bloedvaten
van de navelstreng vernauwen, waardoor het kind minder zuurstof krijgt). Dit is dan weer
gerelateerd aan emotionele en gedragsproblemen.
Middelengebruik tijdens de zwangerschap (roken, alcohol en drugs): geeft een grotere kans
op emotionele, gedragsmatige en cognitieve problemen bij het kind. Schadelijke effecten zijn
, 2
groter dan die van stress. Daarnaast gaat middelenmisbruik vaak samen met psychiatrische
problemen, waardoor er een dubbele belasting voor het kind ontstaat.
Medicijnen: Het gebruik van psychofarmaca geeft geen consistente aanwijzingen voor
structurele afwijkingen bij het kind, maar er is onvoldoende bekend over functionele
afwijkingen, zoals emotionele en gedragsproblemen. Aan de andere kant, als je geen
medicatie slikt bij bijvoorbeeld depressie zijn de gevolgen nog erger.
Vroeggeboorte kan mogelijk ook een risicofactor zijn voor probleemgedrag bij kinderen.
Factor 3: Ouder-kind interactie
Kwantitatief verminderde afstemming : Ouders met psychopathologie zijn vanwege hun eigen
emotionele problemen, negatieve cognities of gedragingen vaak verminderd in staat om
adequaat af te stemmen op de behoeften van hun kinderen.
→Bij kwantitatief verminderde afstemming krijgen ze geen reactie terug en geven kinderen op
den duur op om nog contact te zoeken. Dit vermindert het gevoel van basisvertrouwen in de
ander, wat hen later ook kwetsbaar maakt voor relaties in de toekomst.
Kwalitatief verminderde afstemming: Bij kwalitatief verminderde afstemming, waarbij ouders
meer reageren vanuit hun eigen emoties dan op basis van de behoeften van het kind, bestaat
het risico van verstoorde zelfontwikkeling van het kind.
Omgekeerde relatie: Er kan ook sprake zijn van een omgekeerde relatie in de overdracht en
instandhouding van psychopathologie. Emotionele en gedragsproblemen bij kinderen kunnen
psychiatrische problemen bij de ouders veroorzaken of versterken doordat er een groter
beroep wordt gedaan op de beschikbaarheid en vaardigheden van de ouders om met de
problemen van hun kind om te gaan.
Er is vaak sprake van een dubbele kwetsbaarheid, waarbij ouder en kind op basis van hun
genetisch profiel en de verstoorde ouder-kindinteractie in een vicieuze cirkel terecht kunnen
komen waardoor de intergenerationele psychopathologie in stand wordt gehouden.
Factor 4: Contextuele factoren geassocieerd met psychopathologie
In het geval van een actuele psychiatrische stoornis bij de ouder(s) is er per definitie sprake
van een verminderd functioneren op sociaal, relationeel en/of beroepsmatig gebied, dit als
gevolg van de psychopathologie! Afhankelijk van de duur en de ernst van de stoornis bij
ouders is er sprake van een verhoogde kans op relationele problemen, werkloosheid,
financiële problemen, slechtere huisvesting, minder sociale contacten en ongezonde voeding.
Van ongunstige omgevingsfactoren geassocieerd met ouderlijke psychopathologie zijn er
aanwijzingen dat het verminderd gezin functioneren als gevolg van psychopathologie,
waaronder relatieproblemen, een van de grootste voorspellers is voor het functioneren van het
kind. Voor een deel zal het uiten ineen verstoorde interactie tussen ouder en kind, maar
daarnaast ontstaat er bij het kind ook stress door getuige te zijn van conflicten tussen ouders.
Onderzoeksdesigns voor het onderzoeken van genetische-, omgevings- intra-uteriene- en ouder-kind-
interactie- factoren:
Tweelingen-/adoptieonderzoek: Voor onderzoek naar genetische factoren en
omgevingsfactoren.
IVF (kunstmatige zwangerschap, bv. draagmoederschap): Voor onderzoek naar intra-
uteriene factoren en omgevingsfactoren
Prenatale- en postnatale metingen van psychopathologie: Voor onderzoek naar intra-
uteriene factoren en omgevingsfactoren
Prenatale- en postnatale metingen van psychopathologie bij zowel (biologische) vader
als moeder: Voor onderzoek naar intra-uteriene factoren en genetische factoren.
De invloed van specifieke ouderlijke psychopathologie
Moederlijke psychopathologie: Uit onderzoek blijkt dat moederlijke psychopathologie (vooral
depressie) meer dan vaderlijke psychopathologie gerelateerd is aan emotionele en
gedragsproblemen bij jonge kinderen.
Vaderlijke psychopathologie: Wanneer kinderen ouder zijn dan heeft vaderlijke
psychopathologie een grotere invloed.
Beide ouders psychopathologie: Wanneer bij beide ouders sprake is van een psychiatrische
stoornis dan hebben de kinderen vaak meer emotionele en gedragsproblemen.
Invloed van ouderlijke depressie
, 3
Kinderen van ouders met een depressieve stoornis hebben ongeveer 60% kans op het krijgen van
een psychiatrische stoornis voor hun 20e jaar, waarvan ongeveer 40% kans op een depressieve
stoornis.
Kinderen van wie moeder in het kraambed en de eerste jaren depressief is, hebben gemiddeld meer
cognitieve, sociale, emotionele en gedragsproblemen. Daarnaast is er vaker sprake van onveilig
gehechtheid.
Voor een groot deel wordt dit verklaard door verstoorde moeder-kind interactie (negatief)
Ouders met depressie bieden daarnaast ook minder structuur, begeleiding en handhaving van
regels.
Meisjes hebben een grotere kans op depressie en jongens op gedragsproblemen wanneer
moeders in de eerste jaren een depressie hebben.
Depressie van vaders, onafhankelijk van depressie van moeder, vergroot ook de kans op
emotionele en gedragsproblemen bij het jonge kind. De effecten hiervan lijken groter bij
jongens dan bij meisjes, waar het vooral gaat om gedragsproblemen en hyperactiviteit. Er zijn
wel aanwijzingen dat depressie van moeders een ongunstigere invloed heeft op de interactie
met het kind dan depressie van vaders.
De effecten van ouderlijke angst op emotionele en gedragsproblemen bij kinderen zijn
ongeveer gelijk aan die van ouderlijke depressie.
Invloed van ouders met psychose
Kinderen van een moeder met schizofrenie hebben een kans van 7 tot 10% om zelf een psychotische
stoornis te ontwikkelen, terwijl meer dan 50% van deze kinderen een andere psychiatrische stoornis
ontwikkeld.
Moeders met schizofrenie kampen vaak met een chronische vertekening van de realiteit
waardoor zij een nog meer verstoorde interactie met hun kind hebben dan moeder met een
ernstige depressie.
Ouders met schizofrenie hebben veel moeite met het stimuleren, motiveren en inspireren van
hun kinderen en hebben vaak problemen met het onafhankelijk worden van hun kind. Ze
hebben een slechtere ouder-kind interactie dan depressieve moeders.
Bron: Silberg et al. (2012)
De huidige studie werd uitgevoerd omwille van ouderlijke psychopathologie, in het bijzonder
antisociaal probleemgedrag (ASP) van de ouders,
ÓF dat de relatie tussen de ASP van ouders en gedragsproblemen en emotionele problemen
(gedrag, depressie en hyperactiviteit) bij kinderen kunnen worden verklaard als secundair
gevolg van de OMGEVINGSFACTOREN
ÓF dat de relatie tussen de ASP van ouders en gedragsproblemen en emotionele problemen
bij kinderen kunnen worden verklaard als secundair gevolg van de intergenerationele
overdracht van GENETISCHE FACTOREN
Methode
Er is onderzoek gedaan naar kinderen van
tweelingen (bijv. moeder – tante, & bijv. vader – oom)
Gegevens van 2674 volwassen vrouwelijke
en mannelijke tweelingen, hun echtgenoten
en 2454 van hun kinderen (dus neefjes en
nichtjes vergeleken)
Daarnaast werden 2826 tweelingparen van
de Virginia TwinStudy of Adolescent
Behavioral Development ook opgenomen om
ontwikkelingsverschillen in genexpressie te
onderzoeken.
Design: COT design ➔ maakt het mogelijk
om directe gevolg van opvoeding/omgeving
te meten.
o Ze kijken naar de samenhang tussen het gedrag van het kind, gedrag van de moeder
en gedrag van de tante om te bepalen wat er genetisch bepaald is en wat omgeving
bepaald is (Als het gedrag van het kind net zo veel overeenkomt met moeder dan als