Ontwikkelingspsychologie H1 t/m 13
Ontwikkelingspsychologie - Thema 1 – Inleiding en theoretische
perspectieven
Hoofstuk 1
Een definitie van ontwikkelingspsychologie geven
Ontwikkelingspsychologie: de wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit bij
mensen van conceptie tot ouderdom, maar met een accent op de jaren tot volwassenheid.
Een beschrijving geven van de uitgangspunten en reikwijdte van het vakgebied
Reikwijdte: het vakgebied omvat de fysieke ontwikkeling, de cognitieve ontwikkeling, de sociale
ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling, waarbij meestal een globale indeling van vijf
leeftijdsgroepen wordt gehanteerd: prenatale periode, baby- en peuterleeftijd, kleutertijd,
schooltijd en adolescentie
Fysieke ontwikkeling: er wordt gekeken naar de invloed van het lichaam op ons gedrag.
Ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van het lichaam, zoals de hersenen, het
zenuwstelsel, de spieren, zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en slaap. Voorbeeld
onderzoek:
- Effecten van ondervoeding op het groeitempo en de motoriek van kinderen
- Het seksuele rijpingsproces tijdens de adolescentie
Cognitieve ontwikkeling: er wordt gekeken naar hoe groei en verandering in intellectuele
vermogens ons gedrag beïnvloed. Ontwikkeling die betrekking heeft op intellectuele vermogens,
zoals denken, leren, geheugen en probleemoplossing. Voorbeeld onderzoek:
- Hoe intellectuele vermogen in de loop van de kindertijd veranderen
- In hoeverre bestaan er culturele verschillen in hoe leerlingen successen en mislukkingen
op school verklaren
- Hoe herinnert iemand een trauma in de kindertijd zich op een later moment in het leven
Sociaal-emotionele ontwikkeling: er wordt gekeken naar de manier waarop de interacties van
mensen en hun sociale relaties in de loop van hun leven groeien, veranderen en stabiel blijven.
Tevens de manier waarop zij in toenemende mate hun emoties bewust ervaren en greep krijgen
op hun emoties. Ontwikkeling die betrekking heeft op sociale relaties, interacties met anderen en
op het omgaan met emoties. De focus kan ook liggen op seksuele ontwikkeling. Voorbeeld
onderzoek:
- Uitgangsgedrag van adolescenten
- Effecten van klassen structuur op het emotionele welbevinden van kinderen
- Stressbeleving onder homoseksuele adolescenten (seksuele ontwikkeling).
Persoonlijkheidsontwikkeling: er wordt gekeken naar stabiliteit en verandering in de
karaktereigenschappen die het ene individu van het andere onderscheiden. Ontwikkeling van
duurzame gedragingen en (karakter)- eigenschappen die de ene persoon van de andere
onderscheiden. Morele ontwikkeling kan een speciaal aandachtsgebied zijn. Voorbeeld
onderzoek:
- Bezit een mens in zijn leven, stabiele, duurzame karaktereigenschappen
,Ontwikkelingspsychologie H1 t/m 13
- Wat is de invloed van ouderlijkgedrag op de ontwikkeling van het besef van goed en
kwaad bij kinderen (morele ontwikkeling)
Globale indeling van leeftijdsgroepen
a. Prenatale periode – van conceptie tot geboorte
b. Babytijd – van geboorte tot twee jaar
Start duidelijk afgebakend, over einde geen consensus (soms één, soms anderhalf soms
vanaf één een dreumes)
c. Peuter- en kleutertijd – van twee tot zes jaar
Duidelijke afbakening; eindigt bij naar school gaan, groep 3.
d. Schooltijd – van zes tot twaalf jaar
Overgang van schooltijd tot adolescentie niet duidelijk afgebakend; grens is gebaseerd op
een biologische verandering → begin van seksuele rijpingsproces, kan sterk variëren per
persoon.
e. Adolescentie – van twaalf tot twintig jaar
De puberteit wordt in dit boek onder adolescentie geschaard. Puberteit wordt in sommige
definities als fase voor de adolescentie gezien.
Deze indeling is een sociale constructie; een idee over de realiteit dat breed geaccepteerd is
maar afhangt van de maatschappij en de cultuur op een bepaald moment. Deze indeling is
gebaseerd op westers onderzoek, maar in vele opzichten willekeurig.
Definities die in andere literatuur worden gebruikt
Prepuberteit: de periode voorafgaand aan de puberteit, waarin al (hormonale) veranderingen in
het lichaam optreden, maar deze zijn vanaf buitenaf nog niet zichtbaar.
Opkomende volwassenheid: vanaf late tienerjaren tot midden twintig. Geen adolescent meer,
maar nog niet alle verantwoordelijkheden op zich genomen die bij het volwassen zijn horen.
Proberen nog verschillende identiteiten uit en zijn bezig met zelfverkenning. (Arnett)
Variatie
De tijdstippen waarop gebeurtenissen zich in het leven voltrekken kunnen aanzienlijk verschillen,
de oorzaken hiervan
- Biologische oorzaak: de ene mens is sneller volgroeid dan de ander. Dat kan betekenen
dat mijlpalen eerder bereikt zijn.
- Omgevingsoorzaak: culturen, bijvoorbeeld de leeftijd van het aangaan van liefdesrelaties
varieert per cultuur.
,Ontwikkelingspsychologie H1 t/m 13
De belangrijkste onderwerpen en vraagstukken binnen de ontwikkelingspsychologie benoemen
Centrale vraagstukken in de ontwikkelingspsychologie zijn:
a. De vraag in hoeverre de ontwikkeling van kinderen continu is en in hoeverre discontinu
Continue verandering: geleidelijke kwantitatieve (hoeveelheid) ontwikkeling, waarbij prestaties op
een bepaald niveau voortvloeien uit die op de vorige niveaus. Vaardigheden veranderen niet in
aard, wel in omvang. Enkele voorbeelden:
- Groei van kinderen, kinderen worden steeds een beetje langer
- Cognitief wordt soms ook gezien als continu, kinderen zouden geleidelijk steeds meer
kunnen verwerken in hun denken. Kinderen kunnen steeds beter en sneller lezen, proces
erachter blijft hetzelfde; van letters klanken maken
Discontinue verandering: ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, en waarbij elk
stadium gedrag oplevert dat kwalitatief (qua inhoud en hoedanigheid) anders is dan gedrag in
eerdere stadia. Een ontwikkeling kan abrupt, met sprongetjes verlopen. Enkele voorbeelden:
- Een kind plast ineens niet meer in bed, door beheersing van de blaas door rijping
De meeste ontwikkelingspsychologen zijn van mening dat continue en discontinue verandering
naast elkaar kan bestaan, het is niet of-of
b. De vraag of die ontwikkeling grotendeels wordt bepaald door kritieke of gevoelige
perioden
Kritieke perioden: een specifieke tijdspanne in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis
de grootste – en zelf onomkeerbare – gevolgen heeft. Bepaalde stimuli kunnen volgens de
theorie (de Lange) een abnormale ontwikkeling tot gevolg hebben. Enkele voorbeelden:
- Een liefdevolle volwassenen is nodig voor een veilige hechting, dit niet meer te
compenseren.
Plasticiteit: de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur
veranderbaar is. Op dit moment wordt gedacht dat er meer flexibiliteit, met name op het gebied
van cognitieve, sociaal-emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling.
Gevoelige perioden: een afgebakende tijdspanne, meestal vroeg in het leven, waarin mensen
extra gevoelig zijn voor bepaalde omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk zijn voor het leren
van specifieke vaardigheden. Belangrijk is dat bij deze definitie de ontwikkeling verstoord kan zijn
door bepaalde omgevingsinvloeden, maar latere ervaringen kunnen deze tekorten weer opheffen.
De gevoelige periode onderkent de plasticiteit in de ontwikkeling van de mensen. Enkele
voorbeelden:
- Een taal leren gaat veel gemakkelijker op jonge leeftijd dan op latere leeftijd
c. De vraag of men zich moet concentreren op bepaalde belangrijke perioden in het
menselijk leven of juist op het hele leven
In plaats van de focus op de babytijd en adolescentie, wordt op dit moment de gehele periode
van conceptie tot adolescentie van belang geacht, omdat in elk levensstadium is sprake van
ontwikkelingsgroei en verandering. Sociale omgeving is van belang op de ontwikkeling van
kinderen. Enkele voorbeelden:
- Wat betekend de leeftijd van de ouders op de ontwikkeling van een baby; een 15-jarige of
34-jarige moeder
d. Het nature-nurture debat, dat gaat over het relatieve belang van genetische invloeden
versus omgevingsinvloeden
, Ontwikkelingspsychologie H1 t/m 13
Nature-nurture debat: de discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze eigenschappen; in
hoeverre komen deze voort uit onze aanleg en in hoeverre uit onze opvoeding en leefomgeving?
Nature: eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun ouders erven omvat het
proces van maturatie, zich geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie.
- Kleur van de ogen
- Aanleg voor sport
Maturatie: het proces van zich geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie
Nurture: omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen. Biologische, sociale en maatschappelijke
invloeden. Enkele voorbeelden:
- Biologisch: invloed van drank en drugsgebruik van zwangere vrouw op haar kind,
hoeveelheid voedsel dat een kind krijgt.
- Sociaal: manier waarop ouders hun kinderen opvoeden, invloed van leeftijdsgenoten op
adolescenten.
- Maatschappelijk: sociaal economische status waarin mensen zich bevinden
De vraag is meer; in welke mate nature en nurture hun invloed laten gelden. Interactie tussen
genetische factoren en omgevingsfactoren is complex. Enkele voorbeelden:
- Een kind huilt voortdurend (genetische eigenschap), beïnvloed zijn omgeving (ouders),
omgeving wordt zo gevoelig, staan meteen bij de wieg. Hun reactie op het genetisch
bepaalde gedrag van het kind groeit uit tot een omgevingsinvloed en is medebepalend
voor de verdere ontwikkeling van het kind.