Omgevingsrecht II
Inleiding en doorwerking EU-recht
Hoofdstuk 1
Menselijke activiteiten hebben gevolgen voor de fysieke leefomgeving. Activiteiten zoals wonen, werken,
recreatie en vervoer leggen steeds beslag op de ruimte en hebben invloed op de kwaliteit van de
leefomgeving. Naarmate de ruimte beperkter is en de activiteiten talrijker, neemt de behoefte aan
regulering toe.
is gericht op ordening
is ook gericht op het beschermen van de kwaliteit van die
leefomgeving
Bedrijfsactiviteiten kunnen het milieu verontreinigen. Hierover stelt het milieurecht regels. Voor sommige
bedrijven geldt een vergunningsplicht. Aan die vergunning kunnen voorschriften ten aanzien van de
emissies worden verbonden.
Door het realiseren van de bedrijfs- of de woonbestemming kunnen onder omstandigheden schadelijke
gevolgen voor de natuur optreden. Zo kan een nabijgelegen natuurgebied gevolgen ondervinden van de
bestemming. Afhankelijk van de aard en inrichting van bijv. bouwwerkzaamheden, is een vergunning of
ontheffing nodig op grond van het natuurbeschermingsrecht.
Ook water heeft ruimte nodig. Bepaalde gebieden moeten beschikbaar zijn voor de berging van extra
water om overstromingen te voorkomen. Een woonwijk of bedrijventerrein kan niet in een dergelijk
bergingsgebied worden gerealiseerd. Hiervoor worden regels vastgesteld op grond van het waterrecht.
Van oudsher wordt het recht betreffende de waterkwaliteit tot het milieurecht gerekend.
Omgevingsrecht= de regulering van de fysieke leefomgeving en de samenhang tussen die rechtsgebieden.
De fysieke leefomgeving heeft verschillende functies. Wanneer 1 of meer van die functies wordt aangetast
of bedreigd, is er sprake van een omgevingsprobleem.
o Het verlies van biodiversiteit
o Klimaatverandering
o Overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen
o Bedreiging van de gezondheid
o Bedreiging van de externe veiligheid
o Aantasting van de leefomgeving
o Congestieproblemen
o De achteruitgang van de leefbaarheid in de stad en de tweedeling tussen rijke en arme stadsdelen
o Ruimtelijke verschillen tussen de verschillende regio’s
o Verontreiniging van het oppervlaktewater
De kwaliteit van de fysieke leefomgeving en de invloed daarvan op mens, plant en dier wordt in Nederland
onderzocht en geëvalueerd door het Planbureau voor de Leefomgeving.
Daarnaast kunnen veehouderijen stank-, stof- en geluidhinder voor de omgeving veroorzaken. Deze
veehouderijen moeten aan verschillende normen voldoen. Zo moet een veehouderij zich houden aan
emissienormen en bepaalde minimale afstanden tussen agrarische bestemmingen en woon- en
kantoorbestemmingen.
Ontwikkeling van het omgevingsrecht
,De eerste wet die gericht was op de bescherming van het milieu, was de Hinderwet. Deze wet stamt uit
1875 en het del van deze wet was het voorkomen en beperken van overlast – gevaar, schade en hinder –
voor omwonenden van ‘inrichtingen’. In de jaren 70 is naast de Hinderwet een reeks sectorale
milieuwetten tot stand gebracht.
Met deze wetten werd gekozen voor een aanpak van de milieuproblemen per milieucompartiment. In de
meeste milieuwetten stond het instrument van de vergunning centraal. Omdat een activiteit onder
verschillende wetten kon vallen, konden daarvoor verschillende milieuvergunningen nodig zijn.
In de jaren 90 was de aandacht gericht op het maken van wetgeving die gericht is op de bescherming van
het milieu als geheel. Daar werd een algemene milieukaderwet nodig geacht.
Belangrijke ontwikkelingen op het terrein van het milieurecht vloeien voort uit de verschillende
dereguleringsoperaties die door het ministerie van VROM zijn uitgevoerd.
Een andere belangrijke ontwikkeling is de invoering van de omgevingsvergunning. De Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht, waarin de omgevingsvergunning is geregeld, is per 1 oktober 2010 in werking
getreden. Wel moet bedacht worden dat de ontwikkeling van het milieurecht sterk is beïnvloed door het
Europees milieurecht. Vele regelingen zijn een direct gevolg de verplichting tot implementatie van
Europese milieurichtlijnen of moesten na de totstandkoming van een Europese richtlijn worden gewijzigd.
Ruimtelijk ordeningsrecht: Wro
Waterrecht: Waterwet
Binnen de regelgeving ter bescherming van de natuur wordt onderscheid gemaakt naar regelingen ter
bescherming van gebieden en ter bescherming van soorten flora en fauna.
In 1967 is de Natuurbeschermingswet tot stand gekomen met een algemeen systeem ter bescherming van
natuurschoon en natuurwetenschappelijke waarden in gebieden. Deze wet is inmiddels vervangen door de
Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998). Met de totstandkoming van de Flora- en faunawet (Ffw)
worden de verschillende soorten beschermd.
De samenhang tussen de verschillende delen van het omgevingsrecht komt voorts tot uitdrukking in
Europese regelgeving die in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd dient te worden. Ook de
ontwikkelingen van de nationale wetgeving ziet steeds meer op de samenhang tussen de verschillende
onderdelen van het omgevingsrecht.
Voor de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht heeft zich een belangrijke ontwikkeling
voorgedaan met de komst van de zogenaamde regionale uitvoeringsdiensten
(RUD’s). Deze diensten zijn belast met zowel het toezicht op de naleving van regelgeving als met de
voorbereiding van beslissingen op aanvragen om een omgevingsvergunning.
Beginselen van het omgevingsrecht
Beginselen van het omgevingsrecht liggen, geschreven en ongeschreven, ten grondslag aan het
omgevingsbeleid en vinden hun weerslag in de uitvoering van het omgevingsrecht en de jurisprudentie:
Beginsel van voorzorg
Het voorzorgsbeginsel houdt in dat men niet moet wachten met het nemen van maatregelen ter
bescherming van het milieu en de natuur tot de gevolgen van bepaalde handelingen volstrekt duidelijk zijn.
Beginsel van preventie
Dit beginsel hangt nauw samen met het voorzorgsbeginsel. Het preventiebeginsel houdt in dat, wanneer
maatregelen worden genomen, die maatregelen in de eerste plaats gericht moeten zijn op het voorkomen
van verontreiniging van het milieu of de natuur en niet op het herstellen of ongedaan maken van die
verontreiniging nadat deze zich heeft voorgedaan.
Beginsel van bestrijding aan de bron
,Dit beginsel houdt in dat milieubeschermende maatregelen het beste kunnen worden gericht op de bron
van de verontreiniging in plaats van op de ontvanger van de verontreiniging.
Beginsel de vervuiler betaalt
Dit beginsel houdt in dat de vervuiler verantwoordelijk is voor de kosten die gemoeid zijn met het
voorkomen en beperken van de door hem veroorzaakte verontreiniging. Die kosten moeten niet door de
gehele gemeenschap worden gedragen.
Stand-stillbeginsel
Dit beginsel houdt in dat in de gevallen waarin de feitelijk bestaande omgevingskwaliteit beter is dan de
omgevingskwaliteit die wordt voorgeschreven, de bestaande omgevingskwaliteit als norm geldt. Wanneer
dat niet het geval zou zijn, zou de bestaande kwaliteit kunnen verslechteren als gevolg van normopvulling.
ALARA-beginsel
Deze afkorting staat voor: as low as reasonable achievable. Dit beginsel houdt in dat, indien voor het milieu
en de natuur negatieve gevolgen van een bepaalde activiteit niet kunnen worden voorkomen, die regels
moeten worden gesteld die de grootst mogelijke bescherming bieden, tenzij dit redelijkerwijs niet kan
worden gevergd. Een uitwerking hiervan is bijv. dat aan een omgevingsvergunning voor een inrichting de
voorschriften moeten worden verbonden die overeenkomen met de beste beschikbare technieken.
Wetgeving op het terrein van het omgevingsrecht:
Awb, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure voor de totstandkoming van besluiten in afdeling
3.4.
Grondwet, Provinciewet, Gemeentewet, Waterschapswet en verordeningen
Wetboek van strafrecht en de Wet op de economische delicten
BW
Omgevingswetgeving:
De Wabo voorziet in een regeling voor een omgevingsvergunning en een regeling voor de
bestuursrechtelijke handhaving van vele regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving. In de
omgevingsvergunning worden ‘toestemmingsbesluiten’ voor plaatsgebonden activiteiten op het terrein
van het omgevingsrecht tot 1 vergunning samengevoegd.
De omgevingsvergunning is een optelsom van bestaande toestemmingen die betrekking hebben op de
fysieke leefomgeving.
De Wabo bevat daarnaast een hoofdstuk over de handhaving In het bijzonder bevat de Wabo ook
bepalingen die een verbetering van de kwaliteit van de handhaving tot doel hebben. Zo worden
kwaliteitseisen gesteld aan de handhaving.
De Crisis- en herstelwet bevat vele uiteenlopende maatregelen, die tot doel hebben belemmeringen weg
te nemen en procedures te versnellen, voor in het bijzonder infrastructurele projecten en andere
bouwprojecten.
Milieuwetgeving:
Op het terrein van het milieurecht staat de Wet milieubeheer (Wm) centraal. De vergunning ter
bescherming van het milieu, is echter geregeld in de Wabo. De belangrijkste instrumenten van de Wm zijn
neergelegd in de hoofdstukken 4,5,7,8,9,11,15 en 16.
Doel van de Wet bodembescherming (Wbb) is de bescherming en sanering van de bodem. Deze wet bevat
voorwaarden die gesteld kunnen worden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Er zijn
onder meer algemene bepalingen inzake de bescherming van de bodem opgenomen en een zorgplicht.
, De Wbb bevat ook een regeling voor de gevallen waarin al sprake is van verontreiniging van de bodem. Ter
regulering van deze gevallen zijn opgenomen een regeling voor de melding van verontreiniging en voor de
sanering van de bodem.
Naast de Wm, is de Wet Luvo van 1970 de belangrijkste wet ter bescherming van de lucht. De wet heeft tot
doel het voorkomen van beperken van luchtverontreiniging ter bescherming van mensen, dieren, planten
en goederen. Vele regelingen van deze wet zijn overgeheveld naar de Wabo en de Wm. Wat nog resteert
zijn de bepalingen in hoofdstuk V van de Wet Luvo (art. 43-53).
In de Wet geluidhinder zijn regels opgenomen ter voorkoming en beperking van geluidhinder. De
geluidhinder als gevolg van inrichtingen wordt gereguleerd in algemene regels op grond van de Wm en in
vergunningen op grond van de Wabo.
De bepalingen voor de zonering rond industrieterreinen geven aan op welke wijze een zone moet worden
vastgesteld en welke normen daarbinnen gelden. Een zone behoeft alleen te worden vastgesteld indien
zich op een industrieterrein bepaalde inrichtingen bevinden, de zogenaamde grote lawaaimakers.
Ruimtelijke wetgeving:
De Wro en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geven regels over de wijze waarop
verschillende plannen voor de verdeling van de ruimte moeten worden vastgesteld. De reikwijdte van de
Wro wordt bepaald door het begrip ‘een goede ruimtelijke ordening’. Eén van de uitgangspunten van de
Wro is dat er een scheiding wordt gemaakt tussen het beleid, de normstelling en de uitvoering. Het
strategische ruimtelijke beleid wordt vastgelegd in structuurvisies.
De Woningwet (Ww) en de daarop gebaseerde uitvoeringsregeling (het Bouwbesluit) bevatten regels
inzake het bouwen. De Ww bevat voorts de verplichting voor de gemeenteraad om een Bouwverordening
vast te stellen met daarin onder meer voorschriften met betrekking tot het tegengaan van bouwen op
verontreinigende grond en stedenbouwkundige voorschriften. De vergunningplicht voor bouwactiviteiten
is gereguleerd in de Wabo.
Waterwetgeving:
Tot de inwerkingtreding van de Waterwet op 22 december 2009 vertoonde de waterregelgeving een
verbrokkeld geheel. De afgelopen decennia zijn de verschillende onderdelen van het waterbeheer steeds
meer in samenhang bezien. Centraal in de Waterwet staan de doelstellingen van het waterbeheer, die in
art. 2.1 Wtw zijn opgenomen.
Een belangrijk element in de Waterwet is het begrip ‘watersysteem’, dat in art. 1.1 Wtw is gedefinieerd. De
Waterwet bevat uitsluitend het juridische instrumentarium om watersystemen te beheren.
Ook de Waterschapswet speelt een belangrijke rol in het (regionale) waterbeheer. In de Waterschapswet is
namelijk de organieke wet voor de waterschappen.
Natuurbeschermingswetgeving:
De Nbw 1998 heeft tot doel de natuurwetenschappelijke waarden en het natuurschoon te beschermen en
is daarmee in de eerste plaats op de bescherming van gebieden gericht.
De ministers van EZ en I&M stellen eenmaal in de acht jaar een Natuurbeleidsplan vast. Belangrijk
instrument van de Nbw 1998 is de aanwijzing van beschermde gebieden op grond van hoofdstuk III van de
wet. Er kunne gebieden worden aangewezen als beschermd natuurmonument. Ook worden op basis van
de wet gebieden aangewezen ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Deze gebieden
kunnen samen worden aangeduid als Natura 2000-gebieden.