Titel: Verslavingsrisico en motieven van het gebruik van recreatieve en medicamenteuze
drugs.
Aantal woorden: 999
Naam: Daphne Rozendom
Studentnummer: 7085524
Werkgroep: 28
, Volgens de DSM-V (APA, 2013) kan iemand een stoornis ontwikkelen in het gebruik van
middelen als alcohol, cannabis, opioïden of stimulerende middelen. Deze kan variëren van
afhankelijkheid tot misbruik en tot verslaving. Gebruikers kunnen hier recreatieve of
medicamenteuze beweegredenen voor hebben. Behandeling van verslaving kan complex zijn,
aangezien de middelen zorgen voor tolerantie en ontwenningsverschijnselen. Het aantal
verslaafden aan medicamenteuze opioïden is een groeiend probleem, want het aantal
gebruikers in Nederland steeg van 640.864 in 2010 naar 1.010.474 in 2017 (Trimbos Instituut,
2019). Daarnaast is het aantal cliënten in de verslavingszorg die de afgelopen zes jaar
problematisch een zware pijnstiller gebruikten van 92 naar 292 gegaan. In dit stuk wordt
toegelicht waarom medicamenteuze en recreatieve drugs worden gebruikt, ondanks het risico
op verslaving.
Drugs zijn middelen die veranderingen in het zenuwstelsel en gedrag genereren (Kalat,
Cacioppo & Freberg, 2015). Ze kunnen een exciterende of inhiberende werking hebben, wat
wil zeggen dat ze neuronen kunnen activeren of afremmen om meer actiepotentialen te vuren.
Dit proces wordt geleid door neurotransmitters, die vrijkomen in het presynaptisch neuron
(zie Figuur 1). De vrijgekomen neurotransmitter kan zich via de synaptische spleet hechten
aan een receptor op het postsynaptisch neuron. Neurotransmitters kunnen verschillende
effecten hebben op de vuurfrequentie van het neuron. Als neuronen meer of minder gaan
vuren, gaan verbindingen in het brein – ook wel synapsen genoemd – anders reageren op
binnenkomende stimuli. Hierdoor veranderen drugs het gedrag van de gebruiker.