Neurobiologische achtergronden Begrippenlijst
Chapter 1 – Introduction to Social Neuroscience
- Hyperscanning = het tegelijk bestuderen van twee of meer hersenen.
The emergence of social neuroscience
- Sociale psychologie = een poging om gedachten, gevoelens en gedragingen van
individuen, die beïnvloed worden door de aanwezigheid van anderen, te begrijpen en
te verklaren.
- Cognitieve psychologie = de studie van mentale processen, zoals denken,
ontvangen, praten, gedragen en plannen.
- Ecological validity = een benadering of maat die buiten het laboratorium gebruikt
kan worden.
The social brain?
- Modulariteit = bepaalde cognitieve processen of hersendelen zijn beperkt in het type
informatie wat zij kunnen verwerken.
- Domein specifiteit = een cognitief proces of hersendeel is gespecialiseerd in het
verwerken van één type informatie.
Is neuroscience an appropriate level of explanation for studying social behavior?
- Reductionisme = een verklaring wordt na verloop van tijd vervangen door een
andere en makkelijkere verklaring.
- Reverse inference = een manier om bruggen te bouwen tussen de verschillende
niveaus van verklaren waarbij geprobeerd wordt om de natuur van cognitieve
processen af te leiden van neurowetenschappelijke data.
- Forward inference = het tegenovergestelde van reverse inference, dit houdt in dat
neurowetenschappelijke data afgeleid wordt van cognitieve processen.
- Blank slate = het brein leert dingen uit de omgeving zonder van tevoren kennis te
hebben over deze dingen.
- Culturele neurowetenschappen = een interdisciplinair onderzoeksveld wat culturele
psychologie, neurowetenschappen en neurogenetica samenbrengt.
- Gene-culture co-evolution = cultuur kan invloed hebben op de frequentie van
genen die aanwezig zijn in een populatie en genen hebben invloed op culturele
evolutie.
- Collectivistische cultuur = individuen uit een cultuur delen dezelfde doelen.
- Individualistische cultuur = individuen uit een cultuur hebben eigen doelen.
Chapter 2 – The Methods of Social Neuroscience (boxes)
Structure and function of the neuron
- Neuronen = hieruit bestaat het zenuwstelsel.
- Dendrieten = ontvangen informatie van andere neuronen waardoor communicatie
mogelijk is.
- Axon = zendt informatie naar andere neuronen.
- Synaps = een kleine ruimte tussen het axon van de presynaptische neuron en de
dendrieten van de post-synaptische neuron waarin neurotransmitters vrijkomen.
- Actiepotentiaal = een verandering in elektrische verhoudingen tussen het neuron en
de buitenkant van het neuron.
- Neurotransmitters = chemische signaalstoffen die de synaptische werking van de
neuronen beïnvloeden.
- Centraal zenuwstelsel = hersenen en ruggenmerg.
- Perifeer zenuwstelsel = lichaamszenuwen.
- Somatisch zenuwstelsel = bewuste/vrijwillige controle van spieren, zoals grijpen,
en sensorische informatie.
, - Autonoom zenuwstelsel = onbewuste/onvrijwillige controle van lichaamsfuncties,
zoals ademhalen of je hartslag.
- Sympathisch zenuwstelsel = beschikbaar maken van energie.
- Parasympatisch zenuwstelsel = bewaren van energie.
The organization and structure of the brain
- Rhombencefalon = achterste hersenen, bestaat uit de medulla, pons en cerebellum.
- Mesencefalon = middelste hersenen, bestaat uit het tectum, tegmentum, colliculi en
substantia nigra.
- Prosencefalon = voorste hersenen, bestaat uit de diencefalon en telencefalon.
- Medulla = verlengde van het ruggenmerg en is belangrijk voor vitale reflexen.
- Pons = de plek waar zenuwbanen kruisen van de ene kant naar de andere kant.
- Cerebellum = kleine hersenen en is belangrijk voor motoriek en voor coördinatie van
activiteit in verschillende hersengebieden.
- Hersenstam = bestaat uit de medulla, pons en middelste hersenen.
- Diencefalon = bestaat uit de thalamus en hypothalamus.
- Telencefalon = bestaat uit de cerebrale cortex, limbisch systeem en basale ganglia.
- Thalamus = ‘relay station’ voor binnenkomende informatie.
- Hypothalamus = ‘relay station’ voor lichaamsfuncties, of te wel output.
- Cerebrum = bestaat uit de occipitaalkwab, temporaalkwab, parietaalkwab en
frontaalkwab.
- Occipitaalkwab = verantwoordelijk voor gezichtsvermogen.
- Temporaalkwab = verantwoordelijk voor gehoor, visuele functies en taalfuncties.
- Parietaalkwab = verantwoordelijk voor sensorische functies en aandacht.
- Frontaalkwab = verantwoordelijk voor motoriek, executieve functies en aspecten
van geheugen en emotie.
- Limbisch systeem = bestaat uit gyrus cinguli, fornix, hippocampus en amygdala en
is belangrijk voor emotioneel gedrag.
- Basale ganglia = bestaat uit nucleus caudate, putamen en globus pallidus en is
belangrijk voor motoriek en voor hersenactiviteit in andere gebieden.
- Gyri = de verhoogde stukken van de cortex.
- Sulci = de lagere stukken van de cortex.
Chapter 2 – The Methods of Social Neuroscience
- Temporale resolutie = geeft aan met welke accuraatheid een methode kan meten
wanneer een gebeurtenis in het brein zich voordoet.
- Spatiele resolutie = geeft aan met welke accuraatheid een methode kan meten waar
een gebeurtenis in het brein zich voordoet.
- Invasiteit = of de apparatuur zich binnen of buiten het brein bevindt.
Measuring behavior and cognition: psychological methods
- Mentale chronometrie = het bestuderen van de tijdsduur van informatieverwerking
in het menselijk zenuwstelsel.
- Speed-accuracy trade-off = als mensen sneller willen reageren, is het vaak zo dat
ze minder accuraat reageren.
- Preferential looking = bij onderzoek bij kinderen worden twee stimuli gepresenteerd
waarbij de tijd dat een kind naar beide stimuli kijkt, gemeten wordt.
- Habituatie = bij onderzoek bij kinderen vermindert de aandacht van de kinderen voor
een steeds herhaalde stimulus.
- Inter-rater reliability / inter-observer reliability = de mate waarin twee aparte
observeerders dezelfde observaties doen.
- Blind scoring = de observeerder is zich niet bewust van de gebeurtenis die wordt
gemeten.