Samenvatting Anesthesiologie
1.1 anesthesie?
Anesthesie is een verdoving voor pijn of gevoelloosheid.
Narcose is een kunstmatig opgewekte slaap of bewusteloosheid.
Onder algehele anesthesie verstaan we:
- Een totaal verlies van bewustzijn (hypnose)
- Verlies van pijnwaarwording (analgesie)
- Geheugenverlies (amnesie)
- Spierverslapping (spierrelaxatie)
Lokale anesthesie is een verdoving die plaatselijk wordt toegediend. Hierbij is een
deel van het lichaam gevoelloos en de motoriek is uitgeschakeld.
Sedatie = verminderd bewustzijn of versuffing
Het doel van anesthesie is het voorkomen dat een dier pijn ondervindt tijdens
een behandeling of onderzoek.
Factoren die een rol spelen bij keuze of anesthesie of een alternatief plaats vindt:
- Diersoort
- Aard van de ingreep
- Karakter/temperament van het dier
- Gezondheidstoestand
- Gevolgen van anesthesie
- Veiligheid van dierenarts
1.2 voorafgaand aan operatie
Voorafgaand wordt de eigenaar geïnstrueerd:
- Vasten (braken verslikpneunomie)
o vogels/knaagdieren niet!
o Katten honden mogen wel water
o Paarden niet laten eten door val anesthesie kans op maagruptuur
o Herkauwers heeft geen effect om te vasten
Preanesthetisch onderzoek, onderzoek voorafgaand aan anesthesie hiermee
bepaal je of het verantwoord is om het dier onder anesthesie te brengen. Het
liefst doe je preanesthetisch onderzoek niet vlak voor de operatie want dan is het
niet meer mogelijk om aanvullend onderzoek te verrichten. Bij preoperatief
onderzoek wordt naast algemeen onderzoek vooral aandacht besteed aan
ademhaling en circulatie. Hierop hebben namelijk veel anesthetica invloed.
Uit een signalement kunnen al aandachtspunten naar voren komen. Jonge en
oude dieren zijn kwetsbaarder. Hou ook rekening met raspredisposities. Check of
het dier gevast heeft en kijk naar de gezondheid status.
Algemene indruk let op voedingstoestand en verzorging.
Algemene onderzoek:
- Ademhaling (diepte, type, frequentie)
- Pols (ritme, amplitude, uitval symmetrie)
- Slijmvliezen (kleur, vochtigheid, bloedingen, capillaire refilltime
- Rectale temperatuur huid: turgor, temperatuur, kleur, dikte , oedemen
- Lymfeknopen (grootte, gevoelig, vorm)
,Respiratieapparaat er wordt gekeken naar larynx, trachea en borstkas. Longen
worden geausculteerd.
Circulatieapparaat: hart moet geausculteerd worden op klepgebieden. Vene
jugularis (halsvene), vene saphena (achterpoot) en espisclerale vaten (sclera
oog).
Aanvullend onderzoek: Andere orgaansystemen onderzoeken ECG, röntgenfoto
of echo maken
Uiteindelijk beoordeel je het risico en beoordeel je of het dier onder anesthesie
mag.
1.3 Algehele anesthesie
Injectie anesthesie: (FIG 1.1)
- Premedicatie
- Inleiding
- Onderhoud (vaak niet nodig)
- Uitbreiding
Premedicatie: wordt vaak gegeven waar de eigenaar nog bij is. Wordt meestal
intramusculair toegediend.
- Sedatie: bewustzijn van het dier verminderen minder stress en angst. Bij
goede sedatie zal uiteindelijk minder anesthetica nodig zijn.
- Analgesie: pijnstillend. Pijnpreceptie wordt verminderd
- Stabilisatie autonoom zenuwstelsel: met premedicatie worden effecten van
anesthetica ‘verminderd’ (bloeddruk, hartfunctie en ademhaling)
Sedativa:
- a2 antagonisten (xylazine, romifidine, detomedine, medetomedine):
, remmen het sympathische zenuwstelsel en zorgen ervoor dat er geen
noradrenaline vrijkomt. Atipamezol zorgt voor antagoneren dat zorgt dat
noradrenaline weer wordt afgegeven.
Werking: sedatief, licht analgetisch en spierrelaxerend.
Bijwerkingen:
o circulatie: er treed vasocontstrictiehypertensie
Bradycardieverlaging hartfrequentie verlaging bloeddruk.
o Overig: braken
- Minor tranquilizers (benzodiazepines, diazepam, brotizilam, zolazepam):
binding met venzodiazepine-receptoren stimuleert GABA-ergesysteem
lichte sedatie. Geschikt voor jonge dieren
Werking: licht sedatief, angstonderdrukkend, spierrelaxend, tegen krampen
en eetlustopwekkend
Bijwerkingen:
o Respiratie: kortdurende appneu.
o Overig: desoriëntatie/opwinding.
- Neuroleptica (majortransquilizers) (fenothiazinen: acerpromazinen.
Butyrofenonen: azeperone, fluanison)
Sedatie op sympatische zenuwstelsel en remmen ook het parasympatische
zenuwstelsel.
Werking: sedatief, anti-emetisch en spierrelaxerend
Bijwerkingen:
o Circulatie: perifere vasodilatie zorgt voor hypotensie tachycardie.
o Ademhaling: geringe afname ademfequentie en ademformule
o Overig: Excitatie, tremoren, beven, spierslapten en hypothermie
Parasympaticolytisca: om bijwerkingen tegen te gaan wordt atropine gegeven dit
verminderd het speeksel en tranen en stimuleert het hart.
Inleiding: het werkelijk onder anesthesie brengen van het dier. Bedoeling dat dit
stressvol verloopt
Fasen:
- Analgetisch stadium: heeft nog reflexen ademt normaal kijkt nog rond en
heeft normale spierspanning.
- Excitatiestadium: alle reflexen zijn aanwezig, ademhaling wordt onrustig
en ogen kunnen snel bewegen, pupillen zijn verwijd en sterke
spierspanning. Ontstaat doordat remmende gebieden in hersenen eerder
hun functie verliezen dan stimulerende.
- Tolerantiestadium (chirurgisch stadium:
1/2: Afname van reflexen, regelmatige ademhaling, vernauwde pupillen
ogen staan normaal en spierspanning neemt af.
3/4: alle reflexen verdwijnen, ademhaling wordt zwakker, pupilreflex
verdwijnt alle spieren verslapen het dier moet beademt worden.
- Asfyctische stadium: dier vertoont geen reflexen meer, ademt niet meer,
pupil is steeds wijder en lichtongevoelig alles spieren zijn verslapt.
In welke fase het dier komt is afhankelijk van de dosering. Dit hangt samen met
de diepte van de narcose die af hangt van de ingreep.
Inleidende injectie kan intramusculair of intraveneus worden toegediend. Zodra
het gewenste stadium is bereikt stop je met toedienen. De hoeveelheid
anesthetica zal minimaal worden gehouden, zo wordt de recovery tijd verkort.
Het is verstandig als het dier is voorzien van een branule, deze wordt in de vene
aangebracht. Hierdoor kun je makkelijk andere middelen toedienen. Nadeel van
intramusculair toedienen is dat het minder goed te doseren is. Effect laat langer
op zich wachten.