Inhoudsopgave
Hoorcollege Psychopathologie Deel I............................................................................................................. 2
Hoorcollege Psychopathologie deel II............................................................................................................. 7
Hoorcollege Psychopathologie deel III.......................................................................................................... 20
College Kind en Jeugdpsychiatrie.................................................................................................................. 28
, Hoorcollege Psychopathologie
Deel I
Deel I: Basisbegrippen binnen de psychopathologie
Het vak psychiatrie
- Is zowel een lichamelijk als psychisch vakgebied, doen beide een groot beroep op
zenuwstelsel (Lichaam en geest wordt gezien als een samenwerkend systeem)
Kijkt naar de mens in geheel niet alleen het lichamelijke en psychische maar ook naar iemands
achtergrond, omgeving etc. Al deze factoren zijn belangrijk voor het stellen van een juiste diagnose.
1 op de 4 mensen krijgt te maken met een psychische stoornis: Naast de huisarts meest bezochte
medische instelling (psychische stoornissen komen dus vaak voor).
Binnen het psychisch systeem maken we een onderscheid tussen functie en structuur.
Structuur: Kijkt naar structurele kenmerken en of afwijkingen in psychopathologie. De
hersenen worden gezien als een orgaan, in dit geval een ziek/disfunctionerend orgaan.
Structurele afwijkingen zijn waarneembaar bijvoorbeeld op een scan. Wanneer je bepaalde
afwijkingen niet structureel kan waarnemen maar iemand toch psychisch ontregeld is moet je meer
inzoomen en kijk je meer naar functioneel niveau
Functie: Niet waarneembare kenmerken of systemen, bijvoorbeeld ons denkvermogen,
emoties of communicatie van bepaalde neurotransmitters
Wanneer men spreekt van een psychische stoornis is er sprake van (1) verstoring zijn van structuur
en/of de functie. Deze gaat gepaard met (2) psychisch lijden en of sociaal disfunctioneren.
Diagnostiek binnen psychopathologie
Verstoringen hebben soms wel maar niet altijd een pathologisch-anatomisch substraat: Hoewel er
steeds meer onderzoek is naar bepaalde bio markers binnen psychische stoornissen is deze niet altijd
duidelijk aanwezig.
- Bijvoorbeeld wel heel duidelijk aanwezig bij ziektes zoals dementie.
- Diagnostiek doet dus voornamelijk en beroep op patroonherkenning
Diagnose: Vaststellen van kenmerkend patroon van klachten en verschijnselen die behoren tot een
bepaalde groep wat wijst op de aanwezigheid van een bepaalde aandoening
- Accent licht hier met name op de subjectieve beleving, sociaal disfunctioneren en behoefte
aan behandeling. Dit subjectieve aspect is anders dan bijvoorbeeld diagnostiek binnen de
reguliere zorg.
Men kijkt naar (1) kernverschijnselen (verandering in de basisfunctie) en naar de secundaire (2)
gevolgen van deze verandering.
1. Kernverschijnselen en gevolgen
, - Verandering van structuur (bv krimp hippocampus dementie > geheugenstoornis)
- Verandering van functie (waargenomen positieve/negatieve symptomen)
Positieve symptomen: Symptomen die “erbij komen”.
- Bijvoorbeeld hallucinaties, extreme angst, waanideeën.
Negatieve symptomen: Symptomen die “weg zijn gegaan”
- Bijvoorbeeld inactiviteit, niet meer kunnen genieten en of desinteresse.
2. Gevolgen
- Symptomen, lijden, onvermogen, verlies van zelfinschatting en ziektegeval (ziek zijn niet
meer kunnen herkennen), gevaar voor zichzelf en of andere, afhankelijkheid van hulp,
belasting en of uitputting van de omgeving, hoge zorgkosten en een veranderende
therapeut-patiënt relatie.
De ernst van de ontregeling kan per stoornis en individu verschillen kan variëren van:
- Alledaagse problemen
- (Lichte) Gevoelens van angst en depressie
- Ernstige stemmingsproblemen (depressie en of manie)
- Psychose
- Delier en of dementie.
Belang van deze hiërarchie: Belangrijk om de gevolgen in te schatten, daarnaast ook indirect van
belang voor behandelinvulling (rechtvaardigheid van DBC). Men moet zich dus ook afvragen of er
sprake is van een alledaags probleem of een psychische stoornis.
Syndroom: sprake van ziektebeeld: een groep van symptomen
- Deze kan men vaststellen door een anamnese waarbij men vooral kijkt naar beloop,
aanleiding, oorzaken en risicofactoren van deze symptomen deze vult men veelal aan met
een psychiatrisch onderzoek
Binnen deze symptomen herkent men vaak een patroon van symptomen die kenmerkend zijn bij een
bepaalde vorm van psychopathologie (bv passend bij een sociale fobie). Echter zijn de meeste
gevallen ook aspecifiek en cumulatief. Veel symptomen overlappen ook bij verschillende soorten
syndromen.
- Stoornissen bijna altijd multifactorieel: ook andere factoren spelen een rol bijvoorbeeld
iemands omgeving, achtergrond etc.
Deel II: Het psychiatrisch onderzoek
De mens beschikt over verschillende psychische functies die nodig zijn om te kunnen functioneren in
het dagelijks leven (bijvoorbeeld werk, relaties etc.) maar ook om bepaalde uitdagingen aan te gaan
in het dagelijks leven zoals bijvoorbeeld stress of problemen
- Verstoring binnen psychische functies kunnen een belangrijke graadmeter zijn voor de
aanwezigheid van psychische stoornissen.
- Naast een Anamnese wordt hiervoor aangevuld met een psychiatrisch onderzoek
1. Anamnese: Kijkt naar verloop en beloop van klachten/ achtergrond en verhaal van cliënt.
Verschillende soorten Anamnese:
- Speciële anamnese: Klachtenanamnese beloop, verloop, ontstaan etc.
- Algemene anamnese: Is er sprake van overige (psychische) klachten.
, - Psychiatrische voorgeschiedenis: Eerder sprake geweest van psychopathologie.
- Familieanamnese: Komen er psychische ziektes in familie voor.
- Somatische anamnese: Al dan niet aangevuld met lichamelijk onderzoek.
- Sociale anamnese: Wat is de sociale omgeving, dagbesteding etc.
- Biografische anamnese: Onderzoek naar ontwikkeling en levensloop.
Auto-anamnese (met de cliënt zelf) Hetro-anamnese (met de omgeving/ ouders van cliënt).
2. Psychiatrisch onderzoek IEZ: Onderzoekt psychische functies (bv oriëntatie, aandacht).
Binnen psychiatrisch onderzoek staan de volgende kernthema’s centraal
- Eerste indruk, Cognitieve functies (denken), Affectieve functies (voelen)
- Conatieve functies (handelen/ gedrag), Persoonlijkheid
Eerste indruk: Is iemand conform kalenderleeftijd, hoe is iemands uiterlijk, hoe is diegene in
contact, maakt diegene oogcontact, wat is iemands houding, welke gevoelens roept de cliënt bij
iemand bij je op, hoe is de spraak.
Cognitieve functies (denken):
- Bewustzijn: bijvoorbeeld heel prikkelgevoelig, bijvoorbeeld in psychose of juist bij
somberheid waardeer iemand alles om zich heen niet meer zo goed meekrijgt.
- Aandacht: Kan iemand zijn aandacht goed bij het gesprek houden.
- Oriëntatie: Oriëntatie in tijd en ruimte. Weet u welke dag het is vandaag?
- Geheugen: Werking korte en lange termijn geheugen, semantisch en
episodisch
- Waarnemen: Hallucinaties (hoort, ruikt of ziet u wel eens dingen die
andere niet)
- Intellect: Observaties of wat voor opleiding heeft iemand gedaan, komt
dit overeen
- Formeel denken: vorm van denken denkt iemand snel/ langzaam of
logisch en
- Inhoudelijk denken: zijn de gedachten inhoudelijk logisch of sprake van
een verstoord denkpatroon en of aanwezigheid van waangedachten.
- Oordeelsvermogen: zelfinschatting, ziekte-inzicht en ziekte besef
Affectieve functies (voelen)
- Stemming: Stemming over de langere termijn (bijvoorbeeld somber)
- Affect: is op moment van het gesprek zelf (bijvoorbeeld gespannen/ vlak)
- Doodsgedachten: Sprake van gedachten aan dood, suïcide ideatie, concrete plannen en of
eerdere mislukte suïcide pogingen/ gevaar
Stemming en affect: Stemming kan worden vergeleken met het klimaat en affect met weer van
vandaag. Ondanks een warm klimaat kunnen er wel nog koude dagen zijn.
Conatieve functies (handelen/ gedrag)
- Psychomotoriek: onrustig juist, tics agitatie of wiebelen met voeten of juist helemaal geen
beweging.
- Motivatie en gedrag: is iemand druk veel afgeleid maakt iemand handgebaren. Vertoond
iemand in spreekkamer opvallend gedrag
Persoonlijkheid:
- Vertoond iemand opvallende kenmerken in zijn persoonlijkheid/presentatie