Literatuur Onderwijsgroepen 1.2C Inleiding in de Onderwijswetenschappen
08-10-2020
Probleem 1. Theorieën over en functies van onderwijs
LD1: Wat wordt er bedoeld met de functies van onderwijs?
Onderwijs is een geïnstitutionaliseerde- en geprofessionaliseerde socialisatie. Dit houdt in
dat nieuwkomers systematisch worden ingelijfd (geïnstitutionaliseerd) door professionals
(geprofessionaliseerd). Socialisatie betekent dat iemand (actief proces) bekend raakt met de
cultuur van een groep -> cultuuroverdracht. Onderwijs is een deel van de socialisatie, dit kan
ook plaatsvinden op andere plekken.
LD2: Wat zijn de verschillende functies en doelen van onderwijs?
Er zijn drie hoofdfuncties van het onderwijs:
Kwalificatiefunctie: het onderwijs leert kinderen kennis en vaardigheden waarmee
ze een positie kunnen krijgen in de maatschappij -> gericht op arbeidsmarkt;
Integratiefunctie: aanleren van kennis, vaardigheden en normen en waarden die
horen bij burgerschap -> burgerschapscompetenties;
Differentiatiefunctie: leerlingen worden voorbereid op posities in de maatschappij.
De kwalificatiefunctie van ouderwijs houdt in dat leerlingen worden uitgerust met kennis en
vaardigheden die relevant zijn voor de arbeidsmarkt en waarmee ze zich in de samenleving
kunnen ontwikkelen. Er zijn drie componenten van de kwalificatiefunctie (Matthijssen):
Ontwikkelen van vaktechnische vaardigheden;
Ontwikkelen van sociaal-communicatieve vaardigheden;
Ontwikkelen van vaardigheden om besluiten te nemen en beleid te bepalen.
Problemen bij de kwalificatiefunctie zijn: het ontbreken van algemene basiskennis, voortijdig
schoolverlaters vanwege motivatieproblemen en een oplopend lerarentekort.
Bij de differentiatiefunctie ‘sorteert’ de school de leerlingen voor de onderwijsprogramma’s
-> selectiefunctie/optimalisatie. Leerlingen worden geselecteerd voor een volgende fase
van onderwijs op basis van hun kwalificaties en niveau. Dit gebeurt op meerdere momenten
in een schoolloopbaan. De allocatiefunctie houdt in dat het onderwijs leerlingen toewijst
aan specifieke posities op de arbeidsmarkt -> gelijke kansen
Problemen bij de differentiatiefunctie zijn: gebrekkige aansluiting van het onderwijs met de
arbeidsmarkt en een gebrekkige aansluiting tussen opleidingen.
De integratiefunctie (socialisatiefunctie) houdt in dat er naast kennis en vaardigheden ook
normen en waarden worden overgedragen of aangeleerd -> burgerschapscompetenties. Dit
is een belangrijke voorwaarde voor de maatschappelijke integratie en voor sociale cohesie:
de continuïteit en stabiliteit van de samenleving worden bevorderd.
Problemen bij de integratiefunctie zijn: een toename in het aantal leerlingen met
gedragsproblemen en een kloof in de opvoedingscultuur thuis en op school.
Het onderwijs moet ervoor zorgen dat: leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving,
het burgerschap en de sociale integratie bevorderd worden en leerlingen kennis hebben van
de verschillende culturen van hun leeftijdsgenoten.
1
,Literatuur Onderwijsgroepen 1.2C Inleiding in de Onderwijswetenschappen
Onder de integratiefunctie valt ook de pedagogische functie (opvoedingsfunctie). Dit is een
combinatie van aandacht voor het ontwikkelen van normen en waarden, het ontwikkelen
van vaardigheden voor waarde communicatie en participatie in de schoolcultuur -> waarde-
vormend onderwijs. Individuele vorming staat hierbij centraal.
Ook heeft het onderwijs nog een emancipatie- en reproductiefunctie. De kans dat iemand
door onderwijs stijgt op de maatschappelijke ladder is groter geworden -> emancipatie.
Daarnaast ben je een product van je ouders (zelfde opleidingsniveau) -> reproductie.
LD3: Hoe hebben de functies van het onderwijs zich door de jaren
heen ontwikkeld?
Het onderwijs is door de jaren heen veranderd. Door de technologisering, veranderingen in
de arbeidsmarkt, internationalisering, groei van culturele verschillen en toename van sociale
ongelijkheid in de 20ste eeuw moeten de functies van het onderwijs ook aangepast worden.
Middeleeuwen: Het gildesysteem was de kern van het praktische karakter van de opleiding,
de theorie en praktijk van het leven werden geïntegreerd in het gildesysteem.
19de eeuw: Gilden verdwenen en er ontstond een verschil tussen werk en onderwijs. Meer
theoretische kennis/vaardigheden werden noodzakelijk. Door arbeidsdeling ontstond
efficiëntere productie en specialisatie, maar dit leidde ook tot voorraadvorming en verschil
in eigendom. Gevolgen hiervan waren sociale ongelijkheid en ongelijkheid in welvaart.
Jaren ’50: Wederopbouw van de samenleving -> normen en waarden werden aangepast
binnen de gelovige zuil waar men toe behoorde.
Jaren ’60: Meer aandacht voor democratisering, maatschappelijke bewustwording en
zelfontplooiing. Elk individu werd belangrijker, ook de achtergestelde minderheden. Burgers
kregen ook meer inspraak in de maatschappij. Er was zowel sprake van persoonlijke als
politieke emancipatie.
Jaren ’70: Focus op persoonlijke ontplooiing en gelijke kansen voor iedereen. Onderwijs was
er om kansen van leerlingen uit lage sociaaleconomische milieus te verbeteren. Er was
vooral sprake van persoonlijke ontplooiing, maar geen politieke emancipatie.
Jaren ’80: Door economische achteruitgang kwam er druk op de kwalificatiefunctie van het
onderwijs, met name op de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Kennis en
vaardigheden werden overgedragen zodat de juiste mensen op de juiste plek kwamen ->
allocatiefunctie. Op school werd de nadruk gelegd op basisvaardigheden als taal en rekenen.
Jaren ’90: Er was een toenemend belang van de socialisatiefunctie van onderwijs door de
toegenomen individualisering, etnisch culturele diversiteit en bedreiging van de democratie.
Onderwijs was de manier om cultuur over te brengen aan nieuwe generaties.
2010: Er werden twee voorwaarden voor onderwijs opgesteld: het versterken van de
kenniseconomie en het versterken van de sociale cohesie. Men werd voorheen voorbereid
op de arbeidsmarkt, nu wordt de opvoedingsfunctie belangrijker.
2
,Literatuur Onderwijsgroepen 1.2C Inleiding in de Onderwijswetenschappen
De volgende drie dingen zijn oorzaak voor het veranderen van de functies van het onderwijs:
Veranderende arbeidsmarkt: er is een verandering gekomen in de bezetting van
banen (industrialisering), waardoor sociale en probleemoplossende vaardigheden
steeds belangrijker worden;
Roep naar selectie en excellentie: er komen meer honours klassen, brede studies en
Masters bij. Werkgevers willen onderscheid kunnen maken tussen studenten;
Vergrote diversiteit en individualisering binnen de samenleving: door meer
diversiteit zijn er meer opvattingen over familie, religie en politiek. Individualisatie is
te zien in secularisatie en vermindering in aantallen in huishouden.
Steeds meer jongeren volgen nu een opleiding die bij hun mogelijkheden past, ongeacht
sekse of afkomst. Kinderen van laag opgeleide ouders en kinderen met buitenlandse
herkomst volgen minder hoge vormen van onderwijs dan vroeger. De sociale klasse van een
is een sterke voorspeller van het niveau waarin de leerling wordt geplaatst.
LD4: Wat zijn de verschillende theorieën over het onderwijs?
Theorieën op macroniveau onderzoeken onderwijsinstellingen binnen grootschalige
maatschappelijke en culturele systemen.
De Functionele Theorie van Emile Durkheim (1858 - 1917) zegt dat onderwijs een sociale
functie heeft en het kloppende hart van de samenleving is -> de samenleving komt voort uit
de waarden die onderwijsinstituties kinderen aanleren. De onafhankelijke delen van een
schoolsysteem maken samen een essentieel geheel voor het functioneren van de
maatschappij. Volgens Durkheim zou de school onder invloed moeten staan van de
overheid. Indoctrinatie zou toegestaan moeten zijn. Bij indoctrinatie worden bepaalde
opvattingen aangeleerd, waardoor deze kritiekloos worden overgenomen.
De belangrijkste functies van onderwijs zijn volgens Durkheim:
Alle mensen deel laten nemen aan het onderwijs, wat zorgt voor solidariteit en
eensgezindheid -> school = social glue;
Verschaffen van vaardigheden die aansluiten op de arbeidsmarkt, anders valt de
samenleving uiteen. Studenten hebben een tabula rasa (schone lei), die gevuld moet
worden met vaardigheden en kennis -> kwalificatie functie;
To socialize and humanize people door normen en warden en kennis aan te bieden ->
het opleiden tot kritische, democratische burgers.
Talcott Parsons (1902 - 1979) was aanhanger van de Moderne Functionele Theorie, die
meent dat school een neutraal gebied moet zijn. School was de enige plek waar men kennis
opdoet en vaardigheden leert die nodig waren voor een rol in de maatschappij. Een leerling
bepaalt zelf zijn plek hierin door wel/geen gebruik te maken van de kennis die hem op
school wordt aangeboden.
Het verschil tussen Durkheim en Parsons is dat in de tijd van Parsons er meer sprake was van
individualisering en kapitalisme. Door het veranderen van de tijdsgeest ontstond de
Moderne Functionele Theorie.
3
, Literatuur Onderwijsgroepen 1.2C Inleiding in de Onderwijswetenschappen
Sociale functies van scholen zijn: socialisatie, persoonlijke/maatschappelijke ontwikkeling,
culturele opvoeding, het selecteren/opleiden van werkenden, veranderingen bevorderen en
latente (verborgen) functies. Aanhangers van functionele theorieën geloven dat als de
sociale functies van scholen niet meer worden nageleefd, het systeem moet veranderen.
De Conflict Theorie houdt in dat school een rol speelt in het behouden van de ongelijkheid.
Deze visie biedt een oorzaak waarom sommige leerlingen het halen en anderen niet.
Verschillen in prestaties van studenten komen volgens deze visie door het kapitalistische
systeem dat in stand wordt gehouden om aan de behoeften van machtige groepen in de
maatschappij te voorzien.
De Conflict Theorie is ooit verzonnen door Karl Marx, die werd beïnvloedt door de
klassenstrijd. Hij zei dat er twee sociale groepen zijn in een constante strijd: de ‘haves’ en de
‘have-nots’. De ‘haves’ ervaren macht, rijkdom, privileges en gebruiken hun invloed. De
‘have-nots’ willen spullen, die de ‘haves’ bezitten -> arbeidersklasse en de fabriekseigenaren.
Weber voegde hieraan toe dat de strijd in de maatschappij niet enkel door de economische
relaties komt. Hij zei dat status, macht en sociaaleconomische klasse alle drie invloed
hadden in het conflict. Totdat de economische en politieke systemen veranderden, was een
gelijkwaardige toegang tot school onmogelijk.
Tegenwoordig bestaat de Conflict Theorie van MacLeod: school speelt een rol in het behoud
van de ongelijkheid. Onderzoek toont aan dat arme studenten vaker een laag onderwijslevel
worden geplaatst, terwijl de upper/middle-class een moeilijker curriculum krijgt.
Tegenwoordig vinden we dat de best opgeleide mensen op de juiste posities moeten komen
-> meritocratisering. Een meritocratie is een ladder van posities die wordt bezet door de
meest verdienstelijken met de beste prestaties. Het onderwijs moet individuen hiervoor
opleiden en elk individu moet op basis van talent een gelijke kans krijgen voor een positie.
De reproductie en weerstand theorieën stellen dat zij die de systemen beheren, de andere
individuen vormen voor hun eigen doeleinden. Deze theorie komt redelijk overeen met de
conflict theory. De samenleving wordt gedomineerd door machtsverhoudingen tussen
maatschappelijke groepen. De groepen met de meeste macht hebben belang bij het
behouden van deze structuur en de ongelijkheid. Het onderwijs was een onderdeel om de
machtsongelijkheid te handhaven -> onderwijs zorgt voor behoud van sociale ongelijkheid.
Sociale reproductie is de overdracht van sociale positie van de ouders op het kind door
gebrek aan sociale mobiliteit -> men kreeg alleen de kennis van zijn/haar klasse aangeleerd.
Cultureel kapitaal zijn de culturele vaardigheden (taal, cultuurkennis) die er vaak voor
zorgen dat studenten uit hogere klassen hoger geplaatst worden. Sociaal kapitaal zijn de
sociale vaardigheden die studenten meenemen, die ervoor zorgt dat ze relaties opbouwen,
waar ze later nog iets aan kunnen hebben.
Het Modernisme was een educatieve beweging die vond dat ontwikkeling ontstond door
wetenschap en technologie. Dingen als gelijkheid, vrijheid en rechtvaardigheid konden
bereikt worden door wetenschappelijke ontwikkelingen.
4