Samenvatting KOM
___________________________________________________________________________
Kwalitatief onderzoek
De theorie-data cyclus
Kwalitatieve gegevens komen uit bijvoorbeeld interviews of beschrijvingen van
observaties, kwantitatieve gegevens zijn verzameld middels gestandaardiseerde vragenlijsten en testen of
systematische observaties.
Beschrijft het systematisch proces van sociaalwetenschappelijk onderzoek
- Verzamelen en analyseren van empirische gegevens.
- Keuzes in het proces beïnvloeden resultaten.
- Resultaten en conclusies ondersteunen theorie of niet en gaan gepaard met onzekerheid.
- Vastleggen onderzoeksontwerp en datamanagementplan dragen bij aan controleerbaarheid.
Leeswerk p. 4-22
Psychologen zijn wetenschappers, psychologie is gebaseerd op onderzoek.
Research producers
Wanneer hoort iemand bij een groep, hoe meet je attitudes nauwkeurig, hoe moet je resultaten interpreteren?
Door onderzoek doen leer je hoe psychologische wetenschappers vragen stellen en hoe ze denken over hun
discipline. Heel belangrijk: American Psychological Association (APA).
Research consumers
Hoe lees je een wetenschappelijk artikel, hoe begrijp je het, hoe leer je ervan, hoe stel je de juiste vragen? Je
moet goede onderzoeken van slechte onderzoeken kunnen onderscheiden. Evidence-based-treatments zijn
behandelingen die gebaseerd zijn op onderzoek, het is belangrijk dat je dit onderzoek begrijpt wanneer je de
behandeling gaat gebruiken.
How scientists approach their work
1. De wereld observeren als een empirist. Ze gebruiken bewijs van zintuigen of instrumenten die zintuigen
helpen als basis voor conclusies.
2. Theorieën testen door middel van de Theory-Data Cycle. De theorie-data cirkel betekend
dat wetenschappers data verzamelen om hun theorieën te testen, veranderen of updaten.
Klassiek voorbeeld is ‘the cupboard theory vs. the contact comfort theory’ p. 11.
Een theorie bevat beweringen die gaan over de relatie tussen variabelen,
theorieën leiden tot specifieke hypothesen. Een hypothese kan gezien worden
als een voorspelling. Het zegt iets over wat de wetenschappers verwachten te
observeren als hun theorie klopt. De data is een set van observaties. Een
theorie is falsificeerbaar, probabilistisch en spaarzaam. Een theorie is nooit een
bewijs, er kan alleen gezegd worden dat data een bepaalde theorie ondersteund of
consistent is met een theorie.
3. Toegepaste en basisproblemen aanpakken. Toegepast onderzoek wordt gedaan met
praktische problemen. Wetenschappers hopen dat hun bevindingen direct toegepast zullen worden om een
probleem op te lossen in de real-world. Basis onderzoek is daarentegen niet voor een specifiek probleem maar
om de algemene kennis te vergroten. Translationeel onderzoek bevindt zich daar tussenin.
4. Verder graven. Elk onderzoek leidt tot nieuwe vragen en bevindingen.
5. Publiceren. Om onderzoeksresultaten te delen schrijft de onderzoeker een onderzoeksverslag en stuurt dit naar
een wetenschappelijk tijdschrift. Dan wordt er door andere onderzoekers gekeken of het onderzoek inhoudelijk
juist is en hier wordt feedback op gegeven, dit heet peer-review.
6. Delen met de wereld. Veel voor- en nadelen aan journalisten. Is het verhaal belangrijk, is het verhaal accuraat?
,Leeswerk p. 24-54
Bewijs door ervaring, intuïtie of autoriteit vergeleken met bewijs door empirisch onderzoek.
The research vs. your experience
Je eigen ervaring heeft geen controlegroep, zonder controlegroep geen bewijs.
Er ontstaat vaak verwarring (confounds) aangezien het niet duidelijk is of jouw ervaring ook werkelijk
veroorzaakt is door datgene jij denkt of door iets anders dat veranderd is, dit is lastig zelf te bepalen.
Onderzoek is beter dan ervaring omdat in het dagelijks leven moeilijk variabelen te isoleren zijn.
The research vs. your intuition
Intuïtie is vaak bevooroordeeld (biased). Hier zijn meerdere voorbeelden van.
- Conclusies trekken omdat iets logisch klinkt of natuurlijk aanvoelt.
-Beschikbaarheid heuristiek (availability heuristic) houdt in dat dingen die we snel voor de geest kunnen halen
onze gedachten sturen. Vaak zijn dat gebeurtenissen die levendig zijn of recent hebben plaatsgevonden.
- Present bias, alleen denken aan dat wat aanwezig is maar niet kijken naar dingen die er nu niet zijn.
- Confirmation bias, alleen kijken naar bewijs dat bevestigt waar we al in geloven en niet kijken naar bewijs dat
je mening tegenspreekt.
- Bias blind spot is de overtuiging dat je niet ten prooi zal vallen aan bias.
Onderzoek is beter dan intuïtie omdat we dan zonder vooroordelen op een empirische manier naar bewijs kunnen
zoeken.
Trusting authorities on the subject
Let op van wie je bewijs aan neemt. Stellingen van mensen kunnen niet kloppend zijn of gebaseerd zijn op foute
gegevens, zelfs van mensen die zeggen een autoriteit te zijn.
Figuur 2.9 p. 41 geeft een duidelijk overzicht.
Finding and reading the research
Drie verschillende bronnen om onderzoek te publiceren. Een empirisch artikel rapporteert voor het eerst de
resultaten van een onderzoek, vertellen iets voer de methode, testen en resultaten. Een review artikel geeft een
samenvatting van gepubliceerde studies over een bepaald onderwerp, artikel bestaand uit onderzoeken van
verschillende wetenschappers. Een onderzoek kan ook in een full-length book beschreven worden, dit gebeurt
niet vaak.
Manieren van artikelen vinden en lezen: p. 44 t/m p. 52.
HC2 K1
Voornaamste doel kwalitatief onderzoek:
- Sociale fenomenen begrijpen.
- Empirische patronen vinden die een startpunt kunnen zijn voor theorievorming.
Kenmeren van kwalitatief onderzoek:
- De onderzoeker is geïnteresseerd in de natuurlijke omgeving van de respondent.
- De onderzoeker heeft een contextuele benadering.
- Het perspectief van de respondenten staat centraal.
- Via specifieke observaties probeert de onderzoeker 1. De sociale werkelijkheid te omschrijven in al haar
diversiteit 2. Naar algemeenheden te zoeken die nieuwe theorieën vormen of bestaande theorieën aanpassen.
(Inductie!)
De theorie-data cyclus aan de hand van voorbeeld daten bij eerstejaars studenten.
- Idee / Theorie Bij oudere eenzaamheid, dus misschien bij de studenten ook.
- Onderzoeksvragen Wat zijn de motieven om te daten bij eerstejaarsstudenten in Nederland?
Herkennen aan SPI(C)E
Setting: waar, in welke context?
, Perspective (of Population): voor wie?
Interest: wat?
(Comparison: vergeleken met wie/wat?)
Evaluation: met welk resultaat?
- Onderzoeksontwerp Interviews afnemen.
Kwalitatief interview: gesprek waarin de interviewer vragen stelt aan de geïnterviewde over ideeën,
motieven, ervaringen (en gedragingen) met betrekking tot een sociaal fenomeen. De geïnterviewde is
informant of respondent. Kan ongestructureerd of semi-gestructureerd (wel met topic list) waardoor
het interview niet volledig vast staat. Deelnemers selecteren door steekproef. Case study logic:
onderzoeker gaat op zoek naar specifieke individuen die belangrijke informatie kunnen geven, elk
verhaal is waardevol en draagt bij aan beter begrip. Sample of range: onderzoeker gaat opzoek naar zo
breed mogelijke scala aan ervaringen.
- Hypothesen Overslaan bij kwalitatief onderzoek!
- Dataverzameling Transcripten.
Volledige interview gesprek uittypen in een transcript. Dit wordt heel letterlijk weergegeven.
Daarnaast maakt de onderzoeker tijdens het interview field notes. Betrouwbaarheid, zou het op een
ander tijdstip ook zo zijn, en validiteit, meet je wat je wilt weten (schietschijf).
- Data-analyse
Andere manier van onderzoek is door middel van focus groepen, dat is een groepsgesprek waarbij verschillende
mensen tegelijk geïnterviewd worden. Hierbij is de interactie tussen de personen erg belangrijk. Dit kan een
goede methode zijn bij gevoelige onderwerpen. Hierbij is een moderator aanwezig om het gesprek te leiden.
Hierbij wil je een homogene groep qua achtergrond met heterogene ervaringen.
Leeswerk p. 302-339
Etnografie, ook wel participerende observatie, is een onderzoeksmethode waarbij de onderzoekers zich
onderdompelen in het leven en de sociale wereld van de mensen die ze willen begrijpen. Het doel is om de
wereld te zien vanuit het perspectief van zij die onderzocht worden. Het gaat daarbij niet alleen om een
beschrijving, maar ook om het testen van theorieën uit de sociale wetenschappen en bijdragen aan de
wetenschap.
Ethnography: historical roots
Begin twintigste eeuw werd antropologie ontwikkeld waar vooral via veldwerk op verre locaties volkeren
werden bestudeerd. De methode die antropologen gebruiken heet etnografie. Antropologen bestuderen mensen
van verschillende culturen terwijl sociologen subculturen binnen hun eigen cultuur bestuderen. Door de
globalisering en komst van het internet kregen verafgelegen culturen zelf eens stem en zijn deze groepen
mensen bewust van andere culturen en maken ze deel uit van de hele wereld in plaats van alleen hun eigen
cultuur. Door deze ontwikkeling worden antropologie en sociologie niet meer gedefinieerd door locatie maar
door hun methoden en onderwerpen.
The diverse roles of the ethnographer
Een etnograaf kan vier verschillende rollen aannemen, met verschillende gradaties van participatie en de mate
waarin mensen weten dat ze geobserveerd worden.
1. Complete participant: de onderzoeker dompelt zich onder in de cultuur en blijft geheim. Voor- en nadelen:
het is niet ethisch voor de onderzoekssubjecten om dit geheim te houden, het onderzoek kan zijn/haar eigen
identiteit verliezen en te veel opgaan in de cultuur die bestudeerd wordt (going native), de onderzoeker kan de
overtuigingen en gedragingen van de onderzoekssubjecten veranderen (reactivity). Het onaangename gevoel dat
iemand krijgt wanneer diegene ideeën heeft die met een ander in conflict zijn of gedrag vertoont dat in strijd is
met zijn/haar ideeën heet cognitieve dissonantie. Dit alles zorgt ervoor dat deze rol erg risicovol is en weinig
wordt gebruikt.
2. Participerende observer: de onderzoeker vertelt aan sommige of alle onderzoekssubjecten dat het om een
onderzoek gaat. Hierbij worden de voor- en nadelen goed uitgelegd en heeft iedereen de keuze wel of niet deel