Samenvatting Inleiding in de Sociologie
Hoorcolleges, PGO-bijeenkomsten en begrippenlijst
Leerdoelen
De ideeën van grondleggers en basisbegrippen van de sociologie benoemen en uitleggen
De vier belangrijke sociologische perspectieven uitleggen, bekritiseren en toepassen op hedendaagse
vraagstukken
Functionalisme
Conflictbenadering
Symbolisch-interactionisme
Rationele keuzebenadering
Specifieke sociologische theorieën ten aanzien van cohesie, ongelijkheid en identiteit uitleggen en
toepassen op hedendaagse sociale verschijnselen.
Hoorcollege 1: De sociologische verbeelding
De invloed van de omgeving op het gedrag, denken en gevoelens van mensen. Sociale verandering.
Wat is Sociologie?
- Socius (samen, Latijn)
- Logos (het bestuderen van, Grieks)
De studie van hoe mensen met elkaar samenleven. Individualiteit zien in het bekende en het zien van
het algemene in het bijzondere.
- Doel sociologie: het bijzondere zien in het vanzelfsprekende.
- Boek Ballentine (blauw): Wetenschappelijke studie van het sociale leven, sociale
veranderingen en oorzaken en gevolgen van menselijk gedrag. Sociologen bestuderen hoe
mensen de samenleving vormgeven door individuen, kleine groepen mensen, organisaties,
nationale samenwerkingen en globale sociale netwerken.
- Boek Macionis (zwart, NL vertaling): Systematische, sceptische en kritische studie van het
sociale.
Sociologie is geen psychologie, redenen:
- Gericht op de samenleving
- Gericht op groepspatronen
- Probeert gedragingen binnen groepen te verklaren vanuit sociale posities of taken
- Observeren en analyseren hoort bij sociologie en is iets anders dan sociaal werk (doen)
Lekenpraat Sociologie
Aannames die vaak zijn gebaseerd op zeer Ruime variatie van zorgvuldig uitgekozen
beperkte observaties observaties
Onderliggende veronderstellingen worden In de basis gericht op theorievorming op basis
slechts zelden onderzocht van onderzoek; poogt om deze observaties
theoretisch te begrijpen en te verklaren
Sociologische verbeeldingskracht: analyses worden op drie niveaus
uitgevoerd:
Microniveau (relaties tussen individuen
Mesoniveau (organisaties, instituten, subculturen)
Macroniveau (nationale samenlevingen en globale structuren)
,C. Wright Mills: de complexe en interactieve relaties tussen individuele ervaringen en publieke zaken.
Veel ‘persoonlijke ervaringen’ kunnen en zouden moeten worden geïnterpreteerd in de context van
grootschalige krachten in de samenleving.
Persoonlijk probleem Publieke zaken
Verbonden aan een individu en zijn directe Overtuigen het individu en zijn directe
omgeving omgeving
Gaat over dingen die door een individu gevoeld Worden door veel mensen gevoeld en vaak
worden gezien als een bedreiging
Individuele kenmerken kunnen publieke zaken
niet verklaren
Persoonlijke problemen en publieke zaken zijn echter sterk aan elkaar verbonden > voorbeeld: een
enkele werkloze of vluchteling is een persoonlijk probleem. Maar heel veel werklozen of
vluchtelingen is een publieke zaak.
Sociologische verbeelding: Onszelf ‘wegdenken’ van de bekende routines van ons dagelijks leven om
in staat te zijn om een nieuw perspectief te zien.
De sociologische verbeelding laat inzien dat simpele handelingen zoals het drinken van koffie,
worden beïnvloed door grotere sociale structuren en globale ontwikkelingen.
Vragen binnen de sociologie gaan over:
- Mensen in sociale groepen en organisaties
- Oorzaken en gevolgen van groepsgedrag
Sociologen mijden uitspraken die een ethisch waardeoordeel bevatten.
Hoofdvragen binnen de sociologie
Ongelijkheidsvraagstuk > wie krijgt wat?
Cohesievraagstuk: wat verbindt en scheidt mensen?
Rationaliserings- of moderniseringsvraagstuk > hoe rationeel handelen mensen en instituties; hoe is
de samenleving gevormd en hoe verandert het?
Identiteitsvraagstuk > wie zijn wij?
Theorieën construeren die de feiten verklaren, toetsbaarheid, uitspraak over hoe een fenomeen met
een ander fenomeen samenhangt.
Assen:
1) Micro- meso- en macroniveau: op welk niveau richt het perspectief zich?
2) Coöperatief/conflictueus: wat is de algemene kijk op menselijk gedrag?
3) Agency/structure: in welke mate heeft het individu handelingsvrijheid?
Sociologisch perspectief: Er zijn vier klassieke sociologische perspectieven. Het is een manier van
kijken en attenderen op wat relevant is. Perspectieven zijn niet toetsbaar.
Sociologische theorie: Een samenhangend stelsel van uitspraken over hoe en waarom bepaalde
feiten met elkaar verbonden zijn. Een theorie is toetsbaar. Voordat een theorie ontwikkeld wordt, is
een perspectief nodig als aanzet voor het uitvoeren van onderzoek vanuit een bepaalde kijk.
Merton’s Middle-range theory: Er is een middenpositie tussen grote abstracten, sociologische
perspectieven en de kale feiten die je kunt observeren.
Conflictbenadering en functionalisme zijn tegenpolen. In beide perspectieven wordt minder gebruik
gemaakt van de focus op het individu. Ze zien de maatschappij erg breed.
Symbolisch interactionisme en rationele keuzebenadering spreken elkaar een beetje tegen.
, Hoorcollege 2: Grootmeesters in de sociologie
-Khaldun (1332-1406): muqaddimah (introductie). Grondwerk voor de sociologie. Theorie over:
Sociale cohesie: kleefklacht tussen de samenleving. Maar cohesie is meer dan verbinding met elkaar,
solidariteit (voor elkaar overhebben, zorgen en vechten) en gevoelens van onderlinge
verbondenheid. Proces van staatsvorming bestudeerd: vorm van regeren > zodat mensen zich met
elkaar verbonden voelen.
>Franse en industriele revolutie: klassensysteem. Nieuwe sociale problemen: boeren hadden de
macht, maar ineens namen machines het werk over.
-Augustus Comte (1798-1857) bedacht de term ‘sociologie’. Religieuze en filosofische speculatie over
de samenleving inadequaat > wil op zoek naar verklaring dmv observaties en experimenten vanuit de
natuurwetenschappen. Hij wilde een optimale samenleving door objectief naar de wereld te kijken,
wetmatigheden blootleggen, analogie fysieke wereld, posivistische benadering, toepassen van de
natuurwetenschappelijke wetten op de samenleving. Kritiek: religieuze kenmerken en moralistisch.
-Harriet Martineau (1802-1876): eerste vrouwelijke socioloog, feminist en journalist. Eerste
systematische studie over de Amerikaanse samenleving. Pleidooi voor waardevrije positie innemen.
Meerdere aspecten en instituten betrokken, verschillende sociale systemen. Onderdrukking van
vrouwen en het houden van slaven in Amerika.
-Karl Marx (1818-1883): (industriële revolutie) Duitse sociaal filosoof. Zijn idealen verbindt hij aan
analyse en structuur van de samenleving. Denkbeelden beïnvloedt door tijdsgeest (bij allemaal).
>Marx: sociologen moeten een actieve bijdrage leveren aan hoe de wereld zou moeten zijn.
Verbond economische problemen aan sociale instituties. Specifieke uitwerking van de
CONFLICTBENADERING. Kapitalisme: klassensysteem waarin relaties worden gekenmerkt door
conflict. Alleen individuen en instanties hebben middelen, de staat heeft geen middelen. Vraag en
aanbod – 1 streven: winst (zoveel mogelijk). Klassenstrijd: bourgeoises vs. proletariaat. Bezitters van
geld en goederen versus de niet-bezitters van middelen.
- Onderbouw: de productieverhoudingen (technologie, eigendomsverhoudingen) –de
economie. Hierbinnen vindt de strijd plaats tussen bourgeoises vs. proletariaat. Klassenstrijd
zorgt voor economie en die bepaalt de cultuur.
- Bovenbouw: juridisch-politieke orde, ideologische voorstellingen, manieren van denken –de
cultuur. De onderbouw bepaalt de bovenbouw: “De ideeën van de heersende klasse zijn in
elk tijdperk de heersende ideeën”. Statusquo: situatie binnen de samenleving hetzelfde
houden. Idee dat men heeft waarborgt die van de hogere klasse.
De onderbouw bepaalt de ideeën voor de bovenbouw > idee heersende klasse is in elk tijdperk de
heersende klasse. Dit is NIET hetzelfde als het onderscheid tussen de bourgeoises en het proletariaat.
De verhoudingen tussen de klassen vormt dit. Bovenbouw is het culturele systeem, onderbouw is de
fundering van de samenleving.
Verelendung: Doordat je superstructure hebt, heeft het proletariaat niet door dat zij worden
uitgebuit (educatie-recht-religieus systeem). Van vals bewust-zijn naar klassenbewustzijn.
Omverwerping kapitalisme > communisme. Bijdrage Marx aan sociologie:
- Aandacht aan materiele omstandigheden
- Theorie hoe omstandigheden konden veranderen op economisch gebied
- Aandacht voor de geschiedenis (continu gevecht tussen twee klassen)
- Veranderbaarheid van economische omstandigheden geen ‘natuurwetten’ maar
mensgemaakt.
- Kennissociologie: denken van mensen wordt bepaald door hun klassenpositie
Kanttekeningen:
- Is ongelijkheid toegenomen? Andere systemen ontstaan waardoor er ongelijkheid is
- Is ontwikkeling geweest naar twee klassen? Nee, middenklasse ontstond
- Waar heeft de door Marx verwachte revolutie zich voorgedaan? Op dat moment niet
geïndustrialiseerd
- Rol van opvattingen cultuur zwaar onderschat