Onderzoeksmethodologie hoorcollege 6
Vorige colleges:
- Kennismaking met onderzoek in de sociale wetenschappen
o De Groot: de empirische cyclus
o Verschuren & Doorewaard: Condeptuele modellen
o Mariyama & Ryan:
Ethiek, rol van de onderzoeker, filosofische standpunten
Evaluatiecriteria
Interne, externe, construct en conclusievaliditeit
Setting (lab vs veld0
In het licht van die criteria
Meet ik wel wat ik wil weten constructvaliditeit
Vandaag, H6
- Maryama & Ryan, H7: Measruement & Reliability
o Summary )p 197)
o Operationele definities zijn noodzakelijk om empirische wetenschap uit te
oefenen
o Maakt reproduceerbaarheid en replicatie mogelijk
o Maakt het daarom mogelijk de betrouwbaarheid en validiteit te evalueren
- Toch zijn operationele definities ook altijd imperfect
o We meten ook altijd zaken die we NIET willen weten
Het gebruik van meerdere operationalisaties wordt daarom vaak
aangeraden
o Vaak doen we aan ‘direct’ quesioning’ dmv vragenlijsten
Van wat?
Oa. Feiten, overtuigingen, houdingen en gedrag
Vraagt om aandachtige constructie van items en schalen
Een aantal advies
o Introductie van een aantal betrouwbaarheidsindices
Constructen en operationalisaties
- Maruyama & Ryan (p. 164)
- Construct, theoretische variabele (bijvoorbeeld agressiviteit, je kan het niet meten als
je naar iemand kijkt)
o Abstract, niet direct observeerbaar/meetbaar
- Meten door bijvoorbeeld agressievragenlijst af te nemen
- Construct is ook een theoretische variabele
- Observeerbare variabele (score op vragenlijst), indicator, meting, operationalisatie
- Operationalisatie, operationele definitie (proces & hoe ontstaat de score)
- Ipv vragenlijst bijvoorbeeld een observatie kan ook. Score nav observatie in de klas.
Dit kan 1 iemand doen, maar ook 2 mensen. Samen iets zeggen over het kind. Bij 1
score heb je de visie van 1 bepaalde beoordelaar in je score zitten. Bij meerdere
mensen krijg je een betere score als je de totaalscore van de mensen neemt dan 1
blik. Maar kan ook score nav observatie thuis.
, - Gebruik dus meerdere metingen om een construct te meten!
- Operational definition
o Indicator van een construct OF
o De beschrijving van het proces daar te geraken
- Definitional operationism
o De operationele definitie (indicator) behandelen als ware het construct
o Onjuist, redenen:
Construct is beter;
Gezondheid (construct versus gemeten bloeddrukwaarde (van een
enkele indicator) Je gebruikt niet 1 construct je hebt een lage
bloeddruk dus je bent ongezond. Er zijn een heleboel aspecten aan
gezondheid.
o Operationele definitie bevat meetfouten (toevallige fouten, niet-
systematische fouten)
Afleesfout
o Operationele definitie meet ook andere zaken (systematische fouten)
Of je net lichamelijk actief bent geweest (bloeddruk hoger dan
normaal als je net gerend hebt)
- Gezondheid, intelligentie, motivatie etc. erg breed (hoeveel indicatoren neem ik mee
om mijn construct te meten)
- In 1 studie zijn meestal minder brede aspecten van het construct belang
- Laat de operationele definities die je gaat gebruiken afhangen van de andere
constructen die onderdeel uitmaken van je hypothese of theorie (verbale
agressiviteit – fysieke agressiviteit)
- Voorbeeld hypothese: sociale status van de een heeft invloed om meningsvorming
van de ander en die mening beïnvloedt stemgedrag
- Operationaliseer alleen de meningen waar je in geïnteresseerd bent (bijvoorbeeld
klimaat)
o Niet meningen over alle zaken in de wereld
- Operationaliseer enkel de aspecten van sociale status die relevant zijn
o Niet inkomen, wel educatieniveau
- Stemgedrag is dan de operationele definitie
- Jij bepaalt zelf wat belangrijk is in je onderzoek (de indicatoren). Bijvoorbeeld
educatie ipv inkomen bij de invloed van de sociale status. Dat zorgt dus wel voor een
bias in je onderzoek.
Sociale status mening stemgedrag
- Introductie begrip: nomological net
o Weergave van alle constructen die van belang zijn in je onderzoek
o Met de relaties (zonder richting)
o Meer in college 8 over constructvaliditeit
- Introductie vorm relatie tussen construct en operationalisatie
- Over die vorm moeten we van tevoren nadenken
, o Lineair (rechte lijn)
o Curvi lineair (kromme lijn)
o Stapsgewijs
Vragenlijstconstructie
- In veel onderzoek wordt kennis vergaard door vragenlijsten in te zetten
- Waar moeten we aan denken bij de ontwikkeling van vragenlijsten?
- Hoe komen we tot operationele definities?
- Hoe bepalen we de kwaliteit daarvan en dus ook van ons onderzoek?
- Tips, do’s en don’ts
- Uitgebreider bij vakken uit Testconstructie en Testen & Meten
- Waarom wordt in onderzoek naar sociale status gevraagd?
o Wat ga je dan vragen? Wat is uw hoogst genoten opleiding of hoeveel jaar
onderwijs heeft u gevolgd? De eerste. Die zegt meer in zijn theorie dan het
aantal jaren educatie gevolgd. Dat verwacht hij. Dus zijn idee.
= volgens de veronderstelde getrapte samenhang
- Nog een:
o Waarom eerder vragen als we kijken naar inkomen? In welke categorie valt
uw inkomen uit werk?
Met bijvoorbeeld opties: minder dan 2000 per maand, meer dan 2000
maar minder dan 4000, 4000 of meer
En niet: wat is uw inkomen uit werk?
Dit zegt je omdat mensen het misschien niet precies beter, handiger
om categorieën te geven en misschien vinden mensen het niet prettig
om hun precieze inkomen te geven
Minder complex voor de respondent, dus makkelijk invullen
- Nog een:
o Stel je voor ik wil nagaan of iemand behoort tot de eerste generatie van een
familie die naar de universiteit gaat.
o Wat is er moeilijk aan de beantwoording van een vraag als deze?
o Doel is om na te gaan of de respondent eerste generatie academisch student
is
o Bent u de eerste van uw familie die gaat studeren?
Wat is familie? Gezin? Of uitgebreidere familie?
Wat in het geval broers of zussen eerder in de tijd gingen studeren
Let op hierop: bij feiten
- Als je vraagt naar feiten dan moet je met andere rekening houden dan wanneer je
vraagt naar houding en gedrag
- Verklein de kans op fouten
o Ik wil de leeftijd weten, is het dan handig om naar de leeftijd of naar de
geboortedatum te vragen? GB is handiger. Misschien is iemand bijna jarig en
rond alvast naar boven af. Mensen maken ook wel eens vergissingen.
o In GB worden weinig fouten gemaakt.
- Houdt er rekening mee dat het geheugen van de mens imperfect
o Ik wil weten of een cliënt recentelijk ziek is geweest
, o Vraag ik: ‘wanneer was u voor het laatst ziek? Of ‘bent u afgelopen twee
weken ziek geweest?’ Wat is een nadeel als je de eerste vraag stelt?
We weten het niet zo goed meer wanneer we ziek zijn geweest, zeker
bij een tijd geleden
o Wat is het gevaar van memory telescoping?
Bias = de neiging dat mensen zich gebeurtenissen korter geleden
rapporteren dan in de werkelijkheid
Ziekteverzuim wordt bijvoorbeeld overschat. Want iedereen zegt:
zoveel maanden geleden was ik voor het laatst ziek. Maar het was
langer geleden. Dan hoger ziekenverzuim. Frequentieverzuim wordt
overschat.
Let hier op bij overtuigingen:
- Een respondent kan nog niet over een onderwerp nagedacht hebben
o Hoe staat u tegenover de zojuist aangekondigde salarisverhoging voor
verpleegkundigen (zonder te vermelden hoe hoog)
o Algemener: het vragenstellen zelf kan antwoorden beïnvloeden
o Het stellen van een vraag over het onderwerp kan opvatting wijzigen
o De vorming van een mening kan tijd nodig hebben die er niet is
o Kan een bias veroorzaken want mensen gaan een mening verzinnen die er
nog helemaal niet is. Heeft tijd nodig.
- Overtuigingen zijn complex en multidimensioneel
o Mening over de doodstraf versus mening over de doodstraf in specifieke
gevallen (theoretisch gezien tegen de doodstraf maar onder bepaalde
voorwaarden). Bij abortus bijvoorbeeld ook zo.
o Vraag aspecten uit
- Overtuigingen kennen een bepaalde intensiteit (stelliger overtuigd bij dingen die je
wel aangaan bijvoorbeeld)
o Probeer de intensiviteit te vragen (hoe positief en hoe negatief)
- Bewoording kan van invloed zijn
o Klimaatverandering versus temperatuurstijging
Let hierop bij gedragingen:
- Leidt het onderwerp in (om herinneringen te helpen op te komen)
- Niet: laat u de geloofsovertuiging van tweede kamerkandidaten een rol spelen bij de
verkiezingen’ maar:
o Op wie heeft u gestemd tijdens de afgelopen tweede kamer verkiezingen
o Wat waren uw redenen om op deze kandidaat te stemmen
o Kent u de geloofsovertuigingen van de kandidaat?
o Heeft dit meegespeeld in uw beslissing om deze kandidaat te stemmen?
- Zo ga je beter nadenken over wat er is gebeurd. Je geheugen wordt ermee getriggerd
om je af te vragen, heeft dit nou een rol gespeeld?